Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
PG/OGZ/2.523.533
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Vroegsignalering risico's jonge kinderen 1
Vorige week zijn de resultaten bekend geworden van een onderzoek van TNO Preventie en
Gezondheid (TNO PG) naar de manier waarop ouders reageren op hun huilende baby. Deze
resultaten zijn gepubliceerd in `The Lancet'.1 Naar aanleiding daarvan informeer ik u via deze
brief over mijn plannen om risico's voor kinderen eerder te signaleren (vroegsignaleren).
Resultaten TNO onderzoek
De belangrijkste resultaten van het onderzoek van TNO PG zijn dat 5,6% van de
ondervraagde ouders aangeeft hun kind tussen de één en de zes maanden wel eens te
schudden, te smoren of een tik te geven. Dit komt vaker voor bij ouders met een niet-
Westerse achtergrond, ouders zonder of met een kleine baan, alleenstaande ouders en
ouders die het huilen van de baby als excessief ervaren. Bij deze groepen is de kans op
kindermishandeling in het algemeen het grootst. Bovengenoemd gedrag kan daarom een
belangrijk signaal zijn dat de draagkracht van de ouders te wensen overlaat.
Ik onderschrijf de conclusies van de onderzoekers dat zorgverleners al in een vroeg stadium
van het leven van een kind aandacht moeten hebben voor de signalen die ouders geven.
Deze aandacht voor vroegsignaleren is een goede zaak. Het is van het grootste belang zo
vroeg mogelijk te signaleren en te handelen waardoor met relatief eenvoudige interventies
latere of grotere problemen worden voorkomen.
Vroegsignaleren thema Operatie JONG
Vroegsignaleren is een van de thema's op de jeugdagenda die binnen de `Operatie Jong'
worden opgepakt. Eind van dit jaar wordt u geïnformeerd over de voortgang van de Operatie
Jong. In het kader daarvan heb ik recent een aantal deskundigen op het terrein van jeugd
gevraagd een instrument te ontwikkelen voor het vroegtijdig signaleren van risicofactoren
voor de ontwikkeling van een kind (bijlage 1). Gelijke risicofactoren kunnen uitmonden in
diverse problemen zoals kindermishandeling door de ouders, crimineel gedrag van de
jongere, leerachterstanden of depressie. Het is daarom belangrijk de signalering integraal aan
te pakken en niet voor elke mogelijke afwijking een apart signaleringsinstrument te
gebruiken. Daarom heb ik vanwege hun specifieke expertise en autoriteit op dit gebied
1 Bron: TNO persbericht `Infant crying and abuse', The Lancet oktober 2004
Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres:
2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl
Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de
Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van
deze brief
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
PG/OGZ 2.523.533
prof.J.M.A. Hermanns, prof. M. Junger, dr. F.G. Öry en prof. A.J.P. Schrijvers gevraagd een
`Invent Groep voor vroegsignalering en interventie' te vormen. Deze leden benutten naast de
eigen expertise een breed netwerk aan contacten in de wetenschap en praktijk van de
(preventieve) jeugdzorg, waaronder prof. M. Reijneveld (auteur van het eerder genoemde
artikel in `The Lancet').
De Invent Groep stelt een algemeen geldend risicoprofiel en een lijst met bijpassende
effectieve interventies op. De eerste resultaten verwacht ik in december 2004. Ik zal u te
zijner tijd informeren over de resultaten en mogelijke vervolgstappen
Overige acties
Consultatiebureaus vragen ouders al standaard naar het het slaap-waakritme van baby's
waarbij het huilgedrag aan de orde komt. De Landelijke Vereniging voor Thuiszorg (LVT) zal
komend voorjaar, in samenwerking met het Wilhelmina Kinderziekenhuis en TNO, de richtlijn
`rust, regelmaat en prikkelreductie' uitbrengen om de advisering rond huilgedrag van baby's
landelijk te uniformeren. Verder zal de LVT de uitkomsten van het TNO onderzoek
verspreiden onder haar leden.
Bij het Hoofdlijnenakkoord hebben VWS en Justitie extra middelen voor opvoed- en
gezinsondersteuning beschikbaar gekregen. Deze middelen zijn bedoeld voor een impuls op
lokaal niveau. De middelen worden ingezet om meer risicogezinnen en risicojeugdigen te
bereiken en hun problemen aan te pakken. Het gaat hierbij om intensivering van de
capaciteit van dergelijke opvoed- en gezinsondersteuning. Gemeenten gebruiken de middelen
ondermeer om de jeugdgezondheidszorg in staat te stellen meer outreachend te werken. Een
belangrijk aandachtspunt hierbij is de effectiviteit van de lokale aanpak op dit terrein. De
impuls richt zich op gemeenten waar problemen met jeugd en de daarbij horende gezinnen
groot zijn. Circa 50 gemeenten komen voor extra middelen in aanmerking. Eind 2004 wordt
gestart met de G4.
Verder merk ik op dat in de RAAK-regio's, Flevoland, Westelijke Mijnstreek, Amsterdam
Noord en Zaanstreek Waterland, wordt gewerkt aan een sluitende aanpak van
kindermishandeling voor de hele keten van preventie tot nazorg. Hierbij wordt ook veel
aandacht besteed aan vroegtijdige signalering van kindermishandeling, waarbij onder meer
de consultatiebureaus een belangrijke rol spelen. Uiteindelijk dient de aanpak in de RAAK-
regio's concreet te resulteren in een opvoedingsondersteunend aanbod voor alle ouders, een
systeem van signalering van voorkomende gevallen van kindermishandeling en een adequaat
hulpaanbod voor gesignaleerde gevallen.
Ik denk dat hiermee de nodige stappen gezet zijn om te komen tot vroege en tijdige
signalering van risico's voor jeugdigen, waarmee tijdig interventies in gang gezet kunnen
worden zodat leed bij kinderen en hun ouders voorkomen kan worden.
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
---- --
http://www.minvws.nl/images/PG-2523533B1_tcm10-55889.pdf
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aan mevrouw dr. M. Junger
Universiteit van Utrecht
Postbus 80140
Kamer H249
3508 TC UTRECHT
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
PG/OGZ 2.500.634
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Invent Groep 1
Voor Vroegsignalering en Interventies
Geachte mevrouw Junger,
Als Staatssecretaris van VWS en coördinerend bewindspersoon voor de Operatie Jong is het
mijn streven de uitval van jeugdigen tegen te gaan door de keten in het jeugdbeleid te
versterken. Naar mijn mening is daarvoor nodig een vroege en tijdige signalering van risico's,
een goede registratie van risico's, zorgcoördinatie en duidelijkheid over
verantwoordelijkheden in de keten rond de jeugd. Met deze brief wil ik u vragen een actieve
bijdrage te leveren aan de realisatie hiervan.
Operatie Jong
Met de operatie Jong beoogt de Rijksoverheid de belemmeringen in het jeugdbeleid weg te
nemen die het gevolg zijn van gebrekkige interdepartementale afstemming. Hiervoor is na
brede consultatie van het veld de proeve van de jeugdagenda opgesteld. Een eerste
uitwerking van de jeugdagenda is in het document "Sterk en resultaatgericht voor de jeugd"
op 22 juni jl. aan de Tweede Kamer gestuurd.
Eén van de thema's op de jeugdagenda is vroege en tijdige signalering van risico's, de
beoordeling daarvan en passende interventies. De trekker voor de invulling van dit thema ligt
bij de directie Publieke Gezondheid van het ministerie van VWS. Dit omdat deze directie
verantwoordelijk is voor het rijksbeleid rond de openbare- en jeugdgezondheidszorg (JGZ).
Maar natuurlijk zijn alle sectoren die deel uitmaken van de keten rond de jeugd van belang.
Te denken valt aan de vindplaatsen van jongeren in de sectoren zorg (JGZ, jeugdzorg,
verloskundigen en kraamzorg, huisartsen, AMW, maatschappelijke opvang) welzijn
(buurtwerk en sport) onderwijs (naast primair en voortgezet onderwijs ook voorschoolse
voorzieningen, leerplicht) en justitie (politie, justitiële organen). Echter ook vindplaatsen rond
ouders met problemen zoals de reclassering en het centrum voor alcohol en drugs zijn van
belang.
Impuls uit wetenschap
Ik ben zeer geïnspireerd door het initiatief in Canada waar één wetenschapper, prof. R.
Tremblay, met de beste wetenschappers uit verschillende vakgebieden kennis rond de jeugd
Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres:
2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl
Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de
Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van
deze brief.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
PG/OGZ 2.500.634
heeft gebundeld. Dit heeft een enorme impuls gegeven aan het onderzoek, de kennis, de
agendasetting en de praktijk van vroegsignalering.
Daarom heeft mijn plv. directeur Publieke Gezondheid, Ronald Mooij deze zomer met u
gesproken over vroegsignalering. Onderwerp van gesprek was de noodzaak om ook vanuit
de wetenschappelijke wereld een impuls te geven aan de vroege en tijdige signalering van
risico's, de beoordeling daarvan en passende interventies.
Een klein groepje, dat zich voornamelijk richt op praktijkgericht onderzoek, lijkt mij voor dit
doel het meest geschikt. Vanwege uw specifieke expertise en autoriteit op het gebied (van
de ontwikkeling) van de jeugd vraag ik u actief te worden in `de Invent Groep voor
Vroegsignalering en Interventies'. Deze Invent Groep bestaande uit Ferko Öry, Marianne
Junger, Jo Hermanns en Guus Schrijvers zou de kern kunnen vormen van een bredere groep
onderzoekers op dit terrein.
Met deze brief wil ik de afspraken die mondeling zijn gemaakt graag bevestigen en
toelichten.
De rol van de Invent Groep is aanjagen, inspireren, verbinden en stappen
zetten/bewerkstelligen/voortgang boeken.
Uitgangspunten
Uitgangspunt is dat u de publieke aandacht op het belang van de preventie en vroegtijdige
interventie bij risico's vestigt.
Mijn overwegingen hierbij zijn dat signaleren gestructureerd dient te gebeuren. Hiervoor is
een risicoprofiel nodig en een onderbouwd voorstel voor het moment waarop dit profiel
wordt ingevuld/bijgewerkt. Wellicht is dit op de zogenaamde ijkmomenten gedurende de
levensloop van het kind. Het risicoprofiel gaat uit van een holistisch beeld van het kind, dus
het beperkt zich niet tot deelterreinen waarop een specifiek probleem zich kan voordoen.
Signaleren op zichzelf is onvoldoende, dit dient te worden opgevolgd door de juiste actie: na
grofmazige screening met een risicoprofiel, dient een diepere risicotaxatie en een daarop
aansluitende risico-interventie te worden aangeboden. Daarom vraag ik u om nog vóór 13
december 2004 te komen met een 1e versie van een risicoprofiel en een (voorlopige) lijst
van effectieve interventies. Uitgangspunt is daarbij dat door vroegtijdig te signaleren het
voldoende kan zijn om minimale, lichte interventies in te zetten dichtbij het kind en/of de
ouder.
Na invoering van de Wet op de Jeugdzorg op 1januari 2005 is de provincie niet langer
verantwoordelijk voor de licht ambulante hulpverlening. Door VNG, IPO en Rijk is
overeengekomen dat licht pedagogische hulp tot de vijf functies voor opvoed-, en opgroei-
en gezinsondersteuning behoort op lokaal niveau. Naast deze functies betreft het de functies
informatie en advies, signalering, beoordelen en toeleiden en coördinatie van zorg. Deze
functies zijn dus op bestuurlijk niveau vastgesteld. De wijze waarop dit uitwerkt in de
uitvoering op het lokaal niveau is nog niet rond.1 Een knelpunt in de praktijk van
vroegsignalering is de onduidelijke taak- en rolverdeling binnen de keten. Daarom vraag ik u
1 Zie uitkomsten onderzoek Regioplan naar de stand van zaken t.a.v. de vijf functies op
gemeentelijk niveau. Uit dit onderzoek blijkt dat gemeenten op een aantal onderdelen
ondersteuning wensen. Binnen het Jong thema Gemeentelijke Taken wordt voorzien in het
opzetten van een ondersteuningsstructuur voor de gemeenten. Dit ondersteuningstraject
wordt in samenhang met andere ondersteuningstrajecten opgepakt.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
PG/OGZ 2.500.634
vóór 9 december 2004, gebaseerd op uw kennis en ervaring met de praktijk, uitspraken te
doen over de gewenste heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Daarbij vraag ik u aan te
geven wie de meest geschikte partijen zijn voor de regie, het invullen van het risicoprofiel,
de registratie van de uitkomsten en het coördineren en/of toepassen van interventies. Ik zie
dat de Jeugdgezondheidszorg vanaf prenatale tot schoolgaande leeftijd een belangrijke
functie vervult, graag wil ik dat u onderzoekt wie de aangewezen partij is in de opvolgende
leeftijdscategorieën. Betrek daarbij ook de plannen van het Jong thema Zorgstructuren in en
rond de school, het thema Gemeentelijk Taken en het thema Indicatiestelling.
Een andere ontwikkeling waar ik u graag op wijs is de informatisering van de
jeugdgezondheidszorg. Op dit moment wordt o.l.v. NICTIZ2 gewerkt aan het op orde krijgen
van de elektronische versie van het integraal dossier JGZ. In de volgende fase wordt
uitgewerkt hoe een `risicodossier' als module aan het JGZ dossier kan worden `gehangen'.
Ik wil dat u naar aanleiding van het voorgaande uitspraken doet over hoe deze module vorm
moet krijgen en welke partijen te autoriseren voor toegang.
Concrete verwachtingen
Concreet verwacht ik van de Invent Groep het volgende:
1. Uitdragen van het belang van vroege opsporing en interventies
- zowel vanuit de eigen expertise, autoriteit en netwerk. Via persoonlijke contacten,
artikelen in wetenschappelijke en journalistieke media, actieve deelname aan
congressen etc.
- door dit belang te onderbouwen met (bestaande) wetenschappelijk kennis.
- door het laten (laten) doorrekenen van economische kosten en opbrengsten van (het
nalaten van) vroegtijdige opsporing en interventies. (eventueel door het RIVM, of
professor van de Gaag, UvA)
- in samenwerking met verschillende sectoren, waar nodig sectoren bewust maken
van hun verantwoordelijkheid bij en het belang van het signaleren van risico's.
- via presentatie voor bestuurders van uw voorstel voor
verantwoordelijkheidsverdeling rond uitvoering en regie van vroegsignalering op het
congres van VNG, LVT en GGD-Nederland op 9 december 2004.
- via presentatie voor professionals uit verschillende sectoren van het risicoprofiel en
lijst van interventies op het congres van het Platform JGZ op 13 december 2004.
2. Uitkiezen en uitdragen van een risicoprofiel
Voorwaarden voor het profiel zijn:
- het risicoprofiel is evidence based.
- het kan worden gebruikt voor grofmazige screening binnen de
Jeugdgezondheidszorg.
- begrippen als risicokind, risicogezin e.d. worden gedefinieerd voor de JGZ én andere
sectoren.
- het risicoprofiel is `bovensectoraal'
- gesignaleerde risico-aspecten zijn herkenbaar en bruikbaar voor alle partijen in de
keten rondom de jeugd
- het risicoprofiel bevordert de overdraagbaarheid van gegevens en zorgen tussen en
binnen sectoren.
2 Nationaal ICT Instituut in de Zorg
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
PG/OGZ 2.500.634
- het profiel wordt bij de professionals getoetst in enkele regionale bijeenkomsten. Dit
kan eventueel worden uitbesteed aan het NIZW3.
- plan voor (verdere) validatie van het risicoprofiel.
3. Uitkiezen en uitdragen van een lijst evidence based interventies
- bevorderen van gebruik van evidence based interventies in vervolg op risicotaxatie.
- duidelijkheid over de samenhang tussen signaleren en welke `evidence based'
interventies kunnen worden toegepast.
- maak gebruik van de experimenten die er zijn.
Aansluiten bij (bestaande) initiatieven
U zoekt aansluiting bij andere relevante partners zoals onderzoekers, onderwijs en
jeugdzorg. Bij het uitwerken van bovenstaande thema's maakt u gebruik van andere
initiatieven op het terrein van vroegsignalering of van mensen die dit overwegen. Ook voor
de implementatie is het van belang dat u gebruik maakt van lopende initiatieven en
mogelijkheden. Zo gebruikt u de proefprojecten om het risicoprofiel in de praktijk te toetsen
en te implementeren. In de bijlage vindt u een eerste inventarisatie van initiatieven en
projecten.
Van u verwacht ik dat u de samenhang en afstemming bevordert. En dat u regelmatig uw
bevindingen terugkoppelt, eventueel in de vorm van voorstellen, aan het veld en aan de
departementen.
Er is ruimte om uw ondersteunende rol in dit proces te financieren. Gaarne zie ik daarvoor zo
snel mogelijk uw voorstel voor planning en financiering tegemoet.
Maak voor overige financiering vooral gebruik van de gelden die beschikbaar zijn, zoals de
extra middelen voor de uitbreiding en verbetering van de opvoedingsondersteuning die in de
G4 worden ingezet voor het daadwerkelijk bereik van kinderen/jongeren en het bieden van
licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg.
Ik stel voor om bij deze opdracht in fasen te werken. De eerste fase loopt tot en met
december 2004 en wordt afgesloten met een eerste rapportage. De tweede fase loopt tot
en met september 2005 en wordt afgesloten met een definitieve rapportage.
3 Carolien Konijn is projectleider onderzoek instrumenten vroegsignalering bij het NIZW. Dit
in het kader van het proefproject vroegsignalering en aansluiting Jeugdzorg in Drenthe
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
5
Kenmerk
PG/OGZ 2.500.634
Al met al een ambitieuze opdracht. Het verheugt mij zeer dat u de bereidheid heeft
uitgesproken om een extra impuls te geven aan de vroegsignalering, beoordeling en
interventie in Nederland.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport