Ministerie van Buitenlandse Zaken

Zaken MONUC

Kamerbrief Stand van Zaken MONUC

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Veiligheidsbeleid

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

14 oktober 2004

Behandeld

Astrid J.M. Zonneveld

Kenmerk

DVB/CV-326/04

Telefoon

070-3485230

Blad


1/10

Fax

070-3485684

Bijlage(n)

astrid.zonneveld@minbuza.nl

Betreft

Toezegging aan Tweede Kamer Stand van Zaken MONUC

Ingevolge de toezegging aan de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie tijdens het Algemeen Overleg inzake Vredesmissies van 1 september 2004, om nadere informatie te verschaffen over het functioneren van de VN vredesoperatie MONUC (United Nations Organization Mission in de Democratische Republiek Congo) en de Nederlandse inzet in dat verband, informeer ik u, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, als volgt.

Op 16 augustus jl. heeft de SGVN in een rapport aan de Veiligheidsraad zijn visie met aanbevelingen voor een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van MONUC neergelegd. Vervolgens werd op 1 oktober 2004 een nieuwe resolutie (1565) aangenomen met een bijgesteld mandaat en grotere sterkte van MONUC.

Alvorens in te gaan op het rapport van de Secretaris-Generaal, het nieuwe mandaat en het functioneren van MONUC, volgt een beschrijving van de politieke context.

Het Congolese transitieproces: wankele evenwichten De terugtrekking van Rwanda en Oeganda uit de Democratische Republiek Congo (DRC) in 2003 en de daarop volgende vorming van een overgangsregering door nationale rebellenbewegingen en politieke oppositie, hebben geleid tot een versnelling van het transitieproces in de DRC. Deze terugtrekking heeft de hoop versterkt op een vreedzame overgang naar stabiliteit en duurzame vrede in de regio van de Grote Meren. Nationale verkiezingen medio 2005 moeten het einde van het transitieproces in de DRC markeren. Terwijl die datum steeds dichterbij komt, verloopt het transitieproces evenwel trager en moeizamer dan voorzien en is nog niet voldaan aan een aantal belangrijke voorwaarden om het proces te kunnen afronden. Hoofdoorzaken hiervoor zijn gebrek aan samenhang en sturing binnen de regering en onderling wantrouwen tussen de deelnemende partijen. In die situatie is de bereidheid bij de verschillende partijen gering om eigen posities, ook militair, op te geven voor een nog onzekere uitkomst van het transitieproces. Ook de aanhoudende instabiliteit in de Grote Meren-regio en doorwerking hiervan op verhoudingen binnen de DRC, in het bijzonder in het oosten van het land, werken als een splijtzwam binnen de regering en bedreigen het succes van het transitieproces.

Nieuw etnisch geweld kan de in weinig tijd bereikte resultaten ongedaan maken en leiden tot het weer oplaaien van het conflict, in het bijzonder in het oosten van de DRC. Het uitblijven van verkiezingen en nieuw geweld zouden het vertrouwen onder de bevolking in het transitieproces verder aantasten. Hetzelfde geldt voor het achterblijven van herstel van het staatsgezag en van de rechtsstaat. Indien het transitieproces in de DRC niet tot een goed einde wordt gebracht dan zou dit tot een onbeheersbare situatie met verstrekkende nationale en regionale gevolgen kunnen leiden.

Eén van de hoofdvoorwaarden om het transitieproces te doen slagen is de hervorming van de veiligheidssector. Nauw daarmee verbonden is de demobilisatie van de naar schatting 300.000 gewapende strijders die zich verspreid over het land ophouden. Een groot deel van deze strijders is verbonden aan de voormalige strijdende partijen die zitting hebben in de transitieregering. Doel is deze strijders op te nemen in de nieuwe nationale strijdkrachten. Aangezien de wil bij de partijen tot ontmanteling van de eigen groeperingen nog gering is, zijn parallelle militaire structuren ontstaan waarbij commandanten van het reguliere leger tevens leiding blijven geven aan hun eigen rebellengroepering. Een recent VN rapport meldt dat ook de bewapening van deze groepen nog doorgaat.

Een tweede belangrijke voorwaarde voor slagen van het transitieproces, herstel van het overheidsgezag over het hele Congolese grondgebied, is eveneens nog niet gerealiseerd. Dit geldt met name in het oosten van het land. Complicerende factor is hier de aanwezigheid van ongeveer 15.000 buitenlandse strijders (voornamelijk behorend tot de Rwandese ex-FAR/Interahamwe) in het grensgebied met Rwanda en Burundi. Beperkt territoriaal gezag bemoeilijkt het houden van geloofwaardige verkiezingen die het einde van het transitieproces moeten bezegelen. Herstel van centraal gezag en inrichting van de overheid zijn een immense opgave na decennia van wanbestuur en conflict.

Het transitieproces heeft de afgelopen maanden kritieke momenten doorgemaakt. De inname van de stad Bukavu in juni jl. door troepen van voormalige RCD-Rassemblement Congolais pour la Démocratie Goma legde scherp de huidige beperkingen van regeringsleger en MONUC bloot. Zij onderstreepte tevens de wankele positie van de oost-Congolese rebellen (RCD-Goma) binnen de regering en tastte haar geloofwaardigheid bij regeringspartners aan. Vele Congolezen zien de RCD-Goma, gedomineerd door Congolese Tutsi's (zgn. Banyamulenge) en door Rwanda gesteund, als vijfde colonne. Intern is de RCD-Goma verdeeld over de deelname aan de regering. Na de aanval in juli dit jaar op Congolese Tutsi-vluchtelingen in Gatumba (Burundi) schortte RCD-leider en DRC-vice-president Ruberwa zijn deelname aan het transitieproces tijdelijk op. Al aanwezige anti-Tutsi gevoelens onder de bevolking zijn verder toegenomen, het vertrouwen in de goede afloop van het transitieproces is ondermijnd en de relatie tussen Congo en Rwanda is verder onder druk gezet.

Niettegenstaande de geschetste moeilijkheden binnen het transitieproces valt ook voortgang te melden. De nieuwe nationaliteitswetgeving is op 27 september j.l. door het parlement van de DRC aangenomen. De onduidelijkheid over de nationaliteit van veel Rwandese Congolezen vormde één van de belangrijkste redenen voor spanning tussen de bevolkingsgroepen in de Oost-DRC en was een van de aanleidingen voor de oorlogen van 1996 en 1998. De samenwerking binnen de transitieregering is weer op gang gekomen nadat vice-president Ruberwa zijn plaats binnen de regering heeft hernomen. De actieve bemoeienis van Zuid-Afrika hierbij is van groot belang gebleken.

Demobilisatieactiviteiten beginnen vorm te krijgen, te beginnen in het Oost-Congolese Ituri-district, dat de afgelopen twee jaar toneel was van ernstige gevechten en schendingen van de mensenrechten. Op regionaal gebied hebben Rwanda, Oeganda en de DRC zich bereid verklaard een regionale Ministerraad te vormen die elke twee maanden besprekingen zal voeren. Als eerste maatregel is overeenstemming bereikt over actie tegen de ex-FAR/Interahamwe, één van de grootste struikelblokken in de relatie tussen de DRC en Rwanda. President Kabila van de DRC heeft dit op 22 september jl. nogmaals herhaald tijdens de zitting van de Algemene Vergadering van de VN. Vorderingen zijn de afgelopen dagen ook gemaakt bij het opzetten door de DRC en Rwanda van een mechanisme ter controle van de grens tussen beide landen.

Op 27 september 2004 is overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de groep van kernlanden van de Conferentie over Vrede, Veiligheid en Ontwikkeling in het Grote Meren gebied, waarvan de eerste Topconferentie is voorzien op 19 en 20 november a.s. in Dar-es-Salaam. De toelating van Angola, Congo Brazzaville, de CAR en Soedan, waarover met name de DRC en Rwanda van mening verschilden, verhoogt hopelijk de kans op een akkoord over stabiliteit en ontwikkeling in de regio van de Grote Meren.

Naast een positieve opstelling van de onderscheiden Congolese partijen en een constructieve rol van de buurlanden, is steun van de internationale gemeenschap van groot belang. De rol van de internationale gemeenschap, in de DRC vertegenwoordigd door het Internationale Comité ter Begeleiding van het Transitieproces (CIAT) en MONUC, is dan ook van groot belang om het transitieproces af te ronden.

Rapport SGVN
Tegen de achtergrond van de hierboven geschetste, politieke context heeft SG VN Annan in de afgelopen periode verschillende malen zijn ernstige bezorgdheid geuit over de veiligheidssituatie in de DRC en het gebrek aan capaciteit van MONUC om bij te dragen aan verbetering van de situatie. Op 16 augustus jl. heeft de SGVN in een rapport aan de Veiligheidsraad (S/2004/650) zijn visie op het functioneren van MONUC nader uiteengezet en aanbevelingen gedaan voor kwalitatieve en kwantitatieve versterking van MONUC.

In zijn advies stelt de SGVN dat er geen militaire oplossing bestaat voor de oplossing van de problemen in de DRC. De sleutel is gelegen in het politieke proces, dat vooral eerst door de betrokken partijen in de DRC en de omliggende landen zelf gedragen moet worden.

Zoals de SG in zijn rapport stelt :

"The expectations among the Congolese people, and some international observers, of the role MONUC can play under a Chapter VII mandate far outweigh what any external partner could ever do to assist a peace process. In that connection, all concerned must be clear about one thing: MONUC cannot implement the transitional process on behalf of the Transitional Government, it can only assist. Likewise MONUC cannot create stability; it can only assist the Transitional Government in doing so. MONUC could, however, assist the process by mobilising the resources necessary to deter spoilers from derailing the transition."

De SGVN wijst erop dat de discrepantie tussen de hoge verwachtingen bij de bevolking van MONUC als waarborg voor veiligheid en stabiliteit, en de in de realiteit veel beperktere mogelijkheden, voor een belangrijk deel ten grondslag heeft gelegen aan de uitbarsting van geweld jegens MONUC en andere VN instanties in juni jl.

Verhoudingen in Veiligheidsraad
De voorstellen van de SGVN vereisten een nieuw mandaat. Hierover is in de weken voorafgaand aan 1 oktober intensief onderhandeld in de VN Veiligheidsraad. Hoewel de leden van de Veiligheidsraad steeds te kennen hebben gegeven de zorgen van de Secretaris-Generaal over de instabiele situatie in de regio te delen en zij het erover eens waren dat een sterker, slagvaardiger en dus efficiëntere opzet van MONUC noodzakelijk was, was men lange tijd verdeeld over de benodigde omvang van de uitbreiding van MONUC.

Frankrijk was voorstander van een sterke uitbreiding, terwijl de VS pleitte voor een beperkte uitbreiding. Ook andere landen in de Veiligheidsraad aarzelden over de door de SGVN voorgestelde uitbreiding tot 23.900 manschappen. Een niet onbelangrijke reden voor de aarzelingen is de toenemende zorg dat de gebrekkige effectiviteit van MONUC niet simpelweg door de inzet van meer troepen kon worden opgelost.

Door de uiteenlopende posities in de Veiligheidsraad leek een technische verlenging van het mandaat lange tijd de meest waarschijnlijke uitkomst. Kort voor het verstrijken van de huidige mandaatperiode heeft de Veiligheidsraad echter alsnog, unaniem, ingestemd met een door Frankrijk en de Verenigde Staten gesloten compromis over het extra aantal troepen en kon VNVR 1565 worden aangenomen.

Het nieuwe mandaat
VNVR 1565 bepaalt dat het plafond omhoog gaat van 10.900 naar 16.700, dat wil zeggen 5.900 meer dan de huidige 10.700 (dit is inclusief de uitbreiding van de civiele politiecomponent).

Vervolgens worden de kerntaken zoals vervat in het nieuwe mandaat van MONUC nader uitgewerkt. Allereerst zal MONUC moeten bijdragen aan een herstel van vertrouwen, het bevorderen van stabiliteit en het afschrikken van gewelddadig optreden. MONUC zal zich daarbij concentreren op het oostelijke deel van de DRC, dat wordt gezien als de meest instabiele regio.

MONUC zal controle en monitoring van het wapenembargo op zich nemen en waar mogelijk, wapens innemen en verzamelen. Er zullen operationele samenwerkingsverbanden met de vredesoperatie in Burundi (ONUB) en de regeringen van Burundi en DRC worden opgezet gericht op monitoring en belemmering van grensoverschrijdende bewegingen van strijdende partijen. MONUC wordt ook in bredere zin de taak toebedeeld om tijdig over grensoverschrijdende bewegingen te rapporteren, waarbij speciale aandacht uit zal gaan naar landingsbanen en surveillance op de meren. Voorts is MONUC verantwoordelijk voor het garanderen van de veiligheid van VN-personeel en -faciliteiten, alsmede van humanitaire werkers en burgers, die zich in een situatie van directe fysieke bedreiging bevinden.

MONUC krijgt daarnaast het mandaat om de transitieregering op een aantal terreinen bij te staan. Zo zal een uitgebreide en beter uitgeruste MONUC-presentie de transitieregering op robuustere wijze moeten assisteren bij de ontwapening van buitenlandse strijders. De transitieregering zal daartoe in eerste aanleg haar eigen inspanningen moeten intensiveren (zoekoperaties, instellen wapenvrije zones, handhaven wapenembargo). Hardere acties van de FARDC (Forces Armées de la République Démocratique du Congo) zullen naar verwachting leiden tot een versnippering van ex-FAR Interahamwe eenheden waardoor het voor MONUC eenvoudiger moet worden hen aan te zetten tot het opgeven van hun wapens. Ook zal MONUC vrijwillige demobilisatie en repatriëring van buitenlandse strijders gaan faciliteren en zal in het kader van het DDR programma worden bijgedragen aan de ontwapening van Congolese strijders.

Andere taken, waarvoor de transitieregering hoofdverantwoordelijkheid draagt, en MONUC derhalve een ondersteunende rol vervult, zijn:


- zorgdragen voor de veiligheid van de transitieregering en diens instellingen;

- verbeteren van de condities waaronder humanitaire taken worden uitgevoerd, vrijwillige terugkeer van vluchtelingen en ontheemden bevorderen;

- bevorderen en bescherming van de mensenrechten;
- veilig en eerlijk verloop van de verkiezingen.

Voor bovengenoemde taken is MONUC, binnen de grenzen van haar capaciteit en daar waar haar troepen zijn ontplooid, geautoriseerd alle nodige middelen te gebruiken.

Naast deze taken op veiligheidsgebied, wordt MONUC eveneens opgedragen een aantal andere taken te vervullen ter ondersteuning van het transitieproces.

VNVR 1565 geeft MONUC het mandaat de transitieregering en lokale autoriteiten op een drietal terreinen te adviseren en assisteren : (1) essentiële wetgeving - inclusief de toekomstige grondwet; (2) SSR o.a. democratisering en integratie van de strijdkrachten en politietraining; (3) het verkiezingsproces. Hiervoor zal, conform de voorstellen in het rapport van SGVN Annan van 16 augustus, een drietal functionele commissies in het leven worden geroepen.

Hierbij geldt de aantekening dat MONUC deze taken alleen uit moet voeren indien het geen afbreuk doet aan de capaciteit om de taken op veiligheidsgebied uit te voeren. Het nieuwe mandaat legt dus, nadrukkelijker dan eerder het geval was, de prioriteit bij de veiligheidstaken van MONUC.

De resolutie onderschrijft vervolgens nogmaals het belang van samenwerking tussen ONUB en MONUC. Specifiek wordt gewezen op de noodzaak militaire informatie te delen, op logistieke samenwerking en op DDR en SSR. Voorts wordt MONUC een rol toebedeeld, in nauwe samenhang met, en op verzoek van de betrokken landen, ter ondersteuning van het "Joint Verification Mechanism" (o.a. gezamenlijke grenscontroles), waarover recentelijk een akkoord werd gesloten.

Wat betreft de verbetering in de commandostructuren en informatiepositie van MONUC vraagt de Veiligheidsraad de SGVN binnen een maand, dus vóór 1 november, te rapporteren over de daartoe benodigde hervormingen. Tot slot geeft de Veiligheidsraad aan de troepensterkte van MONUC in het oog te zullen houden en zich over een half jaar opnieuw over het mandaat van MONUC te zullen buigen.

Nederlandse appreciatie nieuw mandaat en rol MONUC De Nederlandse positie ten aanzien van de versterking van MONUC is steeds geweest dat, ter verbetering van de efficiëntie, MONUC zich zou moeten richten op een aantal kerntaken. Een te breed takenpakket leidt tot versnippering, verlaagt de effectiviteit en draagt het risico mee van afnemend vertrouwen in de capaciteit van de organisatie. Daarnaast zou moeten worden bezien hoe andere VN-organen bepaalde humanitaire en wederopbouw taken kunnen overnemen. Ook heeft Nederland betoogd dat MONUC een robuuster mandaat nodig had, over betere middelen zou moeten kunnen beschikken en zich met name zou moeten richten op het oostelijk deel van de DRC, waar de veiligheidssituatie de meeste zorgen baart. Nederland is van mening dat de nieuwe resolutie op belangrijke onderdelen overeenstemt met deze uitgangspunten, en derhalve kan worden beschouwd als een positieve ontwikkeling.

Het takenpakket van MONUC is weliswaar nog immer omvangrijk, maar het mandaat is helderder omschreven en er worden duidelijker prioriteiten gesteld. Met name de prioritisering van MONUC's veiligheidstaken is in dat verband van belang. De versterking van het mandaat met betrekking tot het ontwapenen van buitenlandse strijdkrachten is in overeenstemming met de oproep daartoe in de EU Raadsconclusies van 13 september jl. De resolutie plaatst dit terecht nadrukkelijk in het kader van een intensievere aanpak van buitenlandse strijders door het regeringsleger zelf. Ook in meer algemene zin wordt duidelijker onderscheid gemaakt tussen de taken waar MONUC, dan wel de transitieregering, eerstverantwoordelijk voor is. Dit geeft een realistisch beeld van de bijdrage die MONUC kan leveren aan het waarborgen van vrede en stabiliteit, en kan een overschatting van die rol voorkomen. Zoals reeds benadrukt, ligt de sleutel voor een succesvol vredes- en transitieproces uiteindelijk bij de partijen in de DRC zelf, in combinatie met een constructieve opstelling van de buurlanden.

De oplossing voor de problemen in de Grote Meren vraagt om een regionale benadering. De prominente plaats van samenwerking tussen ONUB en MONUC in de nieuwe resolutie wordt dan ook volledig onderschreven. Ook de ondersteunende rol van MONUC ten aanzien van het "Joint Verification Mechanism" is in die context positief.

De regering constateert dat de resolutie, in kwantitatieve termen, substantieel achterblijft bij de wensen van SGVN Annan, die een uitbreiding tot 23.900 manschappen voorstond. De SGVN heeft inmiddels te kennen gegeven dat de discrepantie tussen het door hem voorgestelde troepenaantal en het aantal in het nieuwe mandaat het uitwerken van een nieuwe Concept of Operations (CONOPS) nodig maakt. Een aantal van de extra zekerheden (m.n. reservecapaciteit) die de SGVN wenste in te bouwen zal in elk geval niet verwezenlijkt kunnen worden.

Versterking van MONUC in het oostelijk deel van de DRC verdient in de visie van de Nederlandse regering voorrang. De regering ondersteunt dan ook de onmiddellijke uitbreiding van MONUC in Noord en Zuid-Kivu, waarin VNVR 1565 voorziet. Dit is overigens in lijn met het verzoek van de SGVN, die in een brief aan de Veiligheidsraad (d.d. 3 september) had verzocht om een dergelijke "emergency reinforcement".

De nadruk die de resolutie legt op de veiligheidsdimensie van het functioneren van MONUC laat onverlet dat, zoals hierboven aangegeven, MONUC zich zou moeten richten op wetgeving, SSR/DDR en verkiezingen.

De keuze voor deze terreinen geniet de volledige steun van de Nederlandse regering. Op twee van deze terreinen is Nederland bovendien betrokken via de inzet van middelen in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Nederland steunt middels het Multi-Country Demobilisation and Reintegration Programme for the greater Great Lakes region (MDRP) twee speciale projecten uitgevoerd door het United Nations Development Programme, namelijk het `Rapid Reponse Mechanism', zijnde een loket om snel en adequaat te kunnen reageren op spontane demobilisatie en reintegratie en het `Community Reconstruction, Reintegration of Ex-combatants and the Reduction of Small Arms'. Deze projecten richten zich op Oost-Congo, opereren op lokaal niveau en hebben een ad hoc karakter. Er zal naar aanleiding van de ervaring met deze pilot projecten nagegaan moeten worden of deze bottom-up, flexibele benadering ook elders in de DRC toepasbaar is.

Het Congolese nationale programma voor DDR (Programme Nationale DDR), zal tevens voor wat betreft de demobilisatie en herintegratie component door het MDRP en Wereldbank IDA gefinancierd worden. In de periode oktober/november van dit jaar zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden van het MDRP. Dit biedt een goede gelegenheid voor Nederland, als een van de grootste donoren van het MDRP, bovengenoemde punten verder onder de aandacht te brengen.

Het tweede terrein betreft de verkiezingen, die een belangrijke bijdrage leveren aan het transitieproces. Voordat nationale verkiezingen kunnen plaatsvinden dient er overeenstemming te bestaan tussen alle partijen in de (overgangs-)regering over het juridische kader, de modaliteiten van kiezersregistratie alsmede het opstellen van een concept grondwet en instemming per referendum hierover. Daarnaast is de beperkte vooruitgang in het militaire integratie proces een belangrijke belemmerende factor voor het houden van vrije verkiezingen. Nederland ondersteunt het verkiezingsproces met 5 miljoen euro. Tevens worden de mogelijkheden uitgezocht voor een Nederlandse bijdrage aan capaciteitsopbouw binnen de Congolese politie gericht op de veiligheid rond de verkiezingen.

Als slotopmerking ten aanzien van de Nederlandse appreciatie van de vraag of het functioneren van MONUC met de nieuwe resolutie ook daadwerkelijk zal verbeteren, diene dat dit in de visie van de Nederlandse regering vooral af zal hangen van een snelle implementatie van de daarin vervatte bepalingen. De nieuwe resolutie gaat er bijvoorbeeld vanuit dat MONUC volledig ontplooid en uitgerust is. Om uitvoering te kunnen geven aan bij voorbeeld de taken in relatie tot het wapenembargo zal MONUC over betere middelen (bijv. satellietcapaciteit, surveillance) moeten kunnen beschikken. Ook de concentratie van MONUC op haar kerntaken zal uiteindelijk ter plaatse gecoördineerd en geëffectueerd moeten worden door een verbeterde commandostructuur. Op dit belangrijke punt is nog veel werk te verrichten. De voorstellen hieromtrent, die SGVN binnen een maand aan de Veiligheidsraad zal overleggen, moeten hier meer duidelijkheid over verschaffen.

EU
In de EU heeft een brede discussie plaatsgevonden over een verdere ondersteuning van het transitieproces in de DRC en over de bijstelling van het mandaat van MONUC. Meer dan in het verleden richt de EU zich op een gemeenschappelijke benadering van MONUC. Zo is er overleg geweest tussen de militaire staf van het Raadssecretariaat en de Department of Peace Keeping Operations (DPKO) van de VN.

De EU is van mening dat de nieuwe VNVR een nieuwe impuls zal geven aan de taken die aan MONUC zijn opgedragen. Dit is ook van regionaal belang. Met name de verbetering van de veiligheidssituatie in de grensstreek tussen de DRC en Burundi is cruciaal voor de voortgang van de vredesprocessen in de regio.

Op dit ogenblik is binnen de EU een discussie gaande, met het oog op de invulling door de VN van de in de VR-resolutie vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve versterking van MONUC, op welke manier de EU en de Lidstaten hieraan kunnen bijdragen. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan de versterking van de capaciteiten die van belang zijn voor een verbetering van het functioneren van MONUC. Er zou gedacht kunnen worden aan materiële of financiële bijstand. De EU gaat na of het EU satellietcentrum (EU-SatCen) MONUC kan voorzien van satelliet beelden ter versterking van de inlichtingen capaciteit van MONUC.

Aan mijn eerder uitgesproken bereidheid om een Troika-bezoek aan de regio te organiseren hoop ik op korte termijn gevolg te geven.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot