Zaken MONUC
Kamerbrief Stand van Zaken MONUC
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
14 oktober 2004
Behandeld
Astrid J.M. Zonneveld
Kenmerk
DVB/CV-326/04
Telefoon
070-3485230
Blad
1/10
Fax
070-3485684
Bijlage(n)
astrid.zonneveld@minbuza.nl
Betreft
Toezegging aan Tweede Kamer Stand van Zaken MONUC
Ingevolge de toezegging aan de vaste commissies voor Buitenlandse
Zaken en Defensie tijdens het Algemeen Overleg inzake Vredesmissies
van 1 september 2004, om nadere informatie te verschaffen over het
functioneren van de VN vredesoperatie MONUC (United Nations
Organization Mission in de Democratische Republiek Congo) en de
Nederlandse inzet in dat verband, informeer ik u, mede namens de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking, als volgt.
Op 16 augustus jl. heeft de SGVN in een rapport aan de Veiligheidsraad
zijn visie met aanbevelingen voor een kwantitatieve en kwalitatieve
versterking van MONUC neergelegd. Vervolgens werd op 1 oktober 2004
een nieuwe resolutie (1565) aangenomen met een bijgesteld mandaat en
grotere sterkte van MONUC.
Alvorens in te gaan op het rapport van de Secretaris-Generaal, het
nieuwe mandaat en het functioneren van MONUC, volgt een beschrijving
van de politieke context.
Het Congolese transitieproces: wankele evenwichten
De terugtrekking van Rwanda en Oeganda uit de Democratische Republiek
Congo (DRC) in 2003 en de daarop volgende vorming van een
overgangsregering door nationale rebellenbewegingen en politieke
oppositie, hebben geleid tot een versnelling van het transitieproces
in de DRC. Deze terugtrekking heeft de hoop versterkt op een vreedzame
overgang naar stabiliteit en duurzame vrede in de regio van de Grote
Meren. Nationale verkiezingen medio 2005 moeten het einde van het
transitieproces in de DRC markeren. Terwijl die datum steeds
dichterbij komt, verloopt het transitieproces evenwel trager en
moeizamer dan voorzien en is nog niet voldaan aan een aantal
belangrijke voorwaarden om het proces te kunnen afronden.
Hoofdoorzaken hiervoor zijn gebrek aan samenhang en sturing binnen de
regering en onderling wantrouwen tussen de deelnemende partijen. In
die situatie is de bereidheid bij de verschillende partijen gering om
eigen posities, ook militair, op te geven voor een nog onzekere
uitkomst van het transitieproces. Ook de aanhoudende instabiliteit in
de Grote Meren-regio en doorwerking hiervan op verhoudingen binnen de
DRC, in het bijzonder in het oosten van het land, werken als een
splijtzwam binnen de regering en bedreigen het succes van het
transitieproces.
Nieuw etnisch geweld kan de in weinig tijd bereikte resultaten
ongedaan maken en leiden tot het weer oplaaien van het conflict, in
het bijzonder in het oosten van de DRC. Het uitblijven van
verkiezingen en nieuw geweld zouden het vertrouwen onder de bevolking
in het transitieproces verder aantasten. Hetzelfde geldt voor het
achterblijven van herstel van het staatsgezag en van de rechtsstaat.
Indien het transitieproces in de DRC niet tot een goed einde wordt
gebracht dan zou dit tot een onbeheersbare situatie met verstrekkende
nationale en regionale gevolgen kunnen leiden.
Eén van de hoofdvoorwaarden om het transitieproces te doen slagen is
de hervorming van de veiligheidssector. Nauw daarmee verbonden is de
demobilisatie van de naar schatting 300.000 gewapende strijders die
zich verspreid over het land ophouden. Een groot deel van deze
strijders is verbonden aan de voormalige strijdende partijen die
zitting hebben in de transitieregering. Doel is deze strijders op te
nemen in de nieuwe nationale strijdkrachten. Aangezien de wil bij de
partijen tot ontmanteling van de eigen groeperingen nog gering is,
zijn parallelle militaire structuren ontstaan waarbij commandanten van
het reguliere leger tevens leiding blijven geven aan hun eigen
rebellengroepering. Een recent VN rapport meldt dat ook de bewapening
van deze groepen nog doorgaat.
Een tweede belangrijke voorwaarde voor slagen van het transitieproces,
herstel van het overheidsgezag over het hele Congolese grondgebied, is
eveneens nog niet gerealiseerd. Dit geldt met name in het oosten van
het land. Complicerende factor is hier de aanwezigheid van ongeveer
15.000 buitenlandse strijders (voornamelijk behorend tot de Rwandese
ex-FAR/Interahamwe) in het grensgebied met Rwanda en Burundi. Beperkt
territoriaal gezag bemoeilijkt het houden van geloofwaardige
verkiezingen die het einde van het transitieproces moeten bezegelen.
Herstel van centraal gezag en inrichting van de overheid zijn een
immense opgave na decennia van wanbestuur en conflict.
Het transitieproces heeft de afgelopen maanden kritieke momenten
doorgemaakt. De inname van de stad Bukavu in juni jl. door troepen
van voormalige RCD-Rassemblement Congolais pour la Démocratie Goma
legde scherp de huidige beperkingen van regeringsleger en MONUC bloot.
Zij onderstreepte tevens de wankele positie van de oost-Congolese
rebellen (RCD-Goma) binnen de regering en tastte haar
geloofwaardigheid bij regeringspartners aan. Vele Congolezen zien de
RCD-Goma, gedomineerd door Congolese Tutsi's (zgn. Banyamulenge) en
door Rwanda gesteund, als vijfde colonne. Intern is de RCD-Goma
verdeeld over de deelname aan de regering. Na de aanval in juli dit
jaar op Congolese Tutsi-vluchtelingen in Gatumba (Burundi) schortte
RCD-leider en DRC-vice-president Ruberwa zijn deelname aan het
transitieproces tijdelijk op. Al aanwezige anti-Tutsi gevoelens onder
de bevolking zijn verder toegenomen, het vertrouwen in de goede
afloop van het transitieproces is ondermijnd en de relatie tussen
Congo en Rwanda is verder onder druk gezet.
Niettegenstaande de geschetste moeilijkheden binnen het
transitieproces valt ook voortgang te melden. De nieuwe
nationaliteitswetgeving is op 27 september j.l. door het parlement van
de DRC aangenomen. De onduidelijkheid over de nationaliteit van veel
Rwandese Congolezen vormde één van de belangrijkste redenen voor
spanning tussen de bevolkingsgroepen in de Oost-DRC en was een van de
aanleidingen voor de oorlogen van 1996 en 1998. De samenwerking
binnen de transitieregering is weer op gang gekomen nadat
vice-president Ruberwa zijn plaats binnen de regering heeft hernomen.
De actieve bemoeienis van Zuid-Afrika hierbij is van groot belang
gebleken.
Demobilisatieactiviteiten beginnen vorm te krijgen, te beginnen in het
Oost-Congolese Ituri-district, dat de afgelopen twee jaar toneel was
van ernstige gevechten en schendingen van de mensenrechten. Op
regionaal gebied hebben Rwanda, Oeganda en de DRC zich bereid
verklaard een regionale Ministerraad te vormen die elke twee maanden
besprekingen zal voeren. Als eerste maatregel is overeenstemming
bereikt over actie tegen de ex-FAR/Interahamwe, één van de grootste
struikelblokken in de relatie tussen de DRC en Rwanda. President
Kabila van de DRC heeft dit op 22 september jl. nogmaals herhaald
tijdens de zitting van de Algemene Vergadering van de VN. Vorderingen
zijn de afgelopen dagen ook gemaakt bij het opzetten door de DRC en
Rwanda van een mechanisme ter controle van de grens tussen beide
landen.
Op 27 september 2004 is overeenstemming bereikt over de uitbreiding
van de groep van kernlanden van de Conferentie over Vrede, Veiligheid
en Ontwikkeling in het Grote Meren gebied, waarvan de eerste
Topconferentie is voorzien op 19 en 20 november a.s. in Dar-es-Salaam.
De toelating van Angola, Congo Brazzaville, de CAR en Soedan, waarover
met name de DRC en Rwanda van mening verschilden, verhoogt hopelijk de
kans op een akkoord over stabiliteit en ontwikkeling in de regio van
de Grote Meren.
Naast een positieve opstelling van de onderscheiden Congolese partijen
en een constructieve rol van de buurlanden, is steun van de
internationale gemeenschap van groot belang. De rol van de
internationale gemeenschap, in de DRC vertegenwoordigd door het
Internationale Comité ter Begeleiding van het Transitieproces (CIAT)
en MONUC, is dan ook van groot belang om het transitieproces af te
ronden.
Rapport SGVN
Tegen de achtergrond van de hierboven geschetste, politieke context
heeft SG VN Annan in de afgelopen periode verschillende malen zijn
ernstige bezorgdheid geuit over de veiligheidssituatie in de DRC en
het gebrek aan capaciteit van MONUC om bij te dragen aan verbetering
van de situatie. Op 16 augustus jl. heeft de SGVN in een rapport aan
de Veiligheidsraad (S/2004/650) zijn visie op het functioneren van
MONUC nader uiteengezet en aanbevelingen gedaan voor kwalitatieve en
kwantitatieve versterking van MONUC.
In zijn advies stelt de SGVN dat er geen militaire oplossing bestaat
voor de oplossing van de problemen in de DRC. De sleutel is gelegen in
het politieke proces, dat vooral eerst door de betrokken partijen in
de DRC en de omliggende landen zelf gedragen moet worden.
Zoals de SG in zijn rapport stelt :
"The expectations among the Congolese people, and some international
observers, of the role MONUC can play under a Chapter VII mandate far
outweigh what any external partner could ever do to assist a peace
process. In that connection, all concerned must be clear about one
thing: MONUC cannot implement the transitional process on behalf of
the Transitional Government, it can only assist. Likewise MONUC cannot
create stability; it can only assist the Transitional Government in
doing so. MONUC could, however, assist the process by mobilising the
resources necessary to deter spoilers from derailing the transition."
De SGVN wijst erop dat de discrepantie tussen de hoge verwachtingen
bij de bevolking van MONUC als waarborg voor veiligheid en
stabiliteit, en de in de realiteit veel beperktere mogelijkheden, voor
een belangrijk deel ten grondslag heeft gelegen aan de uitbarsting van
geweld jegens MONUC en andere VN instanties in juni jl.
Verhoudingen in Veiligheidsraad
De voorstellen van de SGVN vereisten een nieuw mandaat. Hierover is in
de weken voorafgaand aan 1 oktober intensief onderhandeld in de VN
Veiligheidsraad. Hoewel de leden van de Veiligheidsraad steeds te
kennen hebben gegeven de zorgen van de Secretaris-Generaal over de
instabiele situatie in de regio te delen en zij het erover eens waren
dat een sterker, slagvaardiger en dus efficiëntere opzet van MONUC
noodzakelijk was, was men lange tijd verdeeld over de benodigde omvang
van de uitbreiding van MONUC.
Frankrijk was voorstander van een sterke uitbreiding, terwijl de VS
pleitte voor een beperkte uitbreiding. Ook andere landen in de
Veiligheidsraad aarzelden over de door de SGVN voorgestelde
uitbreiding tot 23.900 manschappen. Een niet onbelangrijke reden voor
de aarzelingen is de toenemende zorg dat de gebrekkige effectiviteit
van MONUC niet simpelweg door de inzet van meer troepen kon worden
opgelost.
Door de uiteenlopende posities in de Veiligheidsraad leek een
technische verlenging van het mandaat lange tijd de meest
waarschijnlijke uitkomst. Kort voor het verstrijken van de huidige
mandaatperiode heeft de Veiligheidsraad echter alsnog, unaniem,
ingestemd met een door Frankrijk en de Verenigde Staten gesloten
compromis over het extra aantal troepen en kon VNVR 1565 worden
aangenomen.
Het nieuwe mandaat
VNVR 1565 bepaalt dat het plafond omhoog gaat van 10.900 naar 16.700,
dat wil zeggen 5.900 meer dan de huidige 10.700 (dit is inclusief de
uitbreiding van de civiele politiecomponent).
Vervolgens worden de kerntaken zoals vervat in het nieuwe mandaat van
MONUC nader uitgewerkt. Allereerst zal MONUC moeten bijdragen aan een
herstel van vertrouwen, het bevorderen van stabiliteit en het
afschrikken van gewelddadig optreden. MONUC zal zich daarbij
concentreren op het oostelijke deel van de DRC, dat wordt gezien als
de meest instabiele regio.
MONUC zal controle en monitoring van het wapenembargo op zich nemen en
waar mogelijk, wapens innemen en verzamelen. Er zullen operationele
samenwerkingsverbanden met de vredesoperatie in Burundi (ONUB) en de
regeringen van Burundi en DRC worden opgezet gericht op monitoring en
belemmering van grensoverschrijdende bewegingen van strijdende
partijen. MONUC wordt ook in bredere zin de taak toebedeeld om tijdig
over grensoverschrijdende bewegingen te rapporteren, waarbij speciale
aandacht uit zal gaan naar landingsbanen en surveillance op de meren.
Voorts is MONUC verantwoordelijk voor het garanderen van de veiligheid
van VN-personeel en -faciliteiten, alsmede van humanitaire werkers en
burgers, die zich in een situatie van directe fysieke bedreiging
bevinden.
MONUC krijgt daarnaast het mandaat om de transitieregering op een
aantal terreinen bij te staan. Zo zal een uitgebreide en beter
uitgeruste MONUC-presentie de transitieregering op robuustere wijze
moeten assisteren bij de ontwapening van buitenlandse strijders. De
transitieregering zal daartoe in eerste aanleg haar eigen inspanningen
moeten intensiveren (zoekoperaties, instellen wapenvrije zones,
handhaven wapenembargo). Hardere acties van de FARDC (Forces Armées de
la République Démocratique du Congo) zullen naar verwachting leiden
tot een versnippering van ex-FAR Interahamwe eenheden waardoor het
voor MONUC eenvoudiger moet worden hen aan te zetten tot het opgeven
van hun wapens. Ook zal MONUC vrijwillige demobilisatie en
repatriëring van buitenlandse strijders gaan faciliteren en zal in het
kader van het DDR programma worden bijgedragen aan de ontwapening van
Congolese strijders.
Andere taken, waarvoor de transitieregering hoofdverantwoordelijkheid
draagt, en MONUC derhalve een ondersteunende rol vervult, zijn:
- zorgdragen voor de veiligheid van de transitieregering en diens
instellingen;
- verbeteren van de condities waaronder humanitaire taken worden
uitgevoerd, vrijwillige terugkeer van vluchtelingen en ontheemden
bevorderen;
- bevorderen en bescherming van de mensenrechten;
- veilig en eerlijk verloop van de verkiezingen.
Voor bovengenoemde taken is MONUC, binnen de grenzen van haar
capaciteit en daar waar haar troepen zijn ontplooid, geautoriseerd
alle nodige middelen te gebruiken.
Naast deze taken op veiligheidsgebied, wordt MONUC eveneens opgedragen
een aantal andere taken te vervullen ter ondersteuning van het
transitieproces.
VNVR 1565 geeft MONUC het mandaat de transitieregering en lokale
autoriteiten op een drietal terreinen te adviseren en assisteren : (1)
essentiële wetgeving - inclusief de toekomstige grondwet; (2) SSR o.a.
democratisering en integratie van de strijdkrachten en
politietraining; (3) het verkiezingsproces. Hiervoor zal, conform de
voorstellen in het rapport van SGVN Annan van 16 augustus, een drietal
functionele commissies in het leven worden geroepen.
Hierbij geldt de aantekening dat MONUC deze taken alleen uit moet
voeren indien het geen afbreuk doet aan de capaciteit om de taken op
veiligheidsgebied uit te voeren. Het nieuwe mandaat legt dus,
nadrukkelijker dan eerder het geval was, de prioriteit bij de
veiligheidstaken van MONUC.
De resolutie onderschrijft vervolgens nogmaals het belang van
samenwerking tussen ONUB en MONUC. Specifiek wordt gewezen op de
noodzaak militaire informatie te delen, op logistieke samenwerking en
op DDR en SSR. Voorts wordt MONUC een rol toebedeeld, in nauwe
samenhang met, en op verzoek van de betrokken landen, ter
ondersteuning van het "Joint Verification Mechanism" (o.a.
gezamenlijke grenscontroles), waarover recentelijk een akkoord werd
gesloten.
Wat betreft de verbetering in de commandostructuren en
informatiepositie van MONUC vraagt de Veiligheidsraad de SGVN binnen
een maand, dus vóór 1 november, te rapporteren over de daartoe
benodigde hervormingen. Tot slot geeft de Veiligheidsraad aan de
troepensterkte van MONUC in het oog te zullen houden en zich over een
half jaar opnieuw over het mandaat van MONUC te zullen buigen.
Nederlandse appreciatie nieuw mandaat en rol MONUC
De Nederlandse positie ten aanzien van de versterking van MONUC is
steeds geweest dat, ter verbetering van de efficiëntie, MONUC zich zou
moeten richten op een aantal kerntaken. Een te breed takenpakket leidt
tot versnippering, verlaagt de effectiviteit en draagt het risico mee
van afnemend vertrouwen in de capaciteit van de organisatie. Daarnaast
zou moeten worden bezien hoe andere VN-organen bepaalde humanitaire en
wederopbouw taken kunnen overnemen. Ook heeft Nederland betoogd dat
MONUC een robuuster mandaat nodig had, over betere middelen zou moeten
kunnen beschikken en zich met name zou moeten richten op het oostelijk
deel van de DRC, waar de veiligheidssituatie de meeste zorgen baart.
Nederland is van mening dat de nieuwe resolutie op belangrijke
onderdelen overeenstemt met deze uitgangspunten, en derhalve kan
worden beschouwd als een positieve ontwikkeling.
Het takenpakket van MONUC is weliswaar nog immer omvangrijk, maar het
mandaat is helderder omschreven en er worden duidelijker prioriteiten
gesteld. Met name de prioritisering van MONUC's veiligheidstaken is in
dat verband van belang. De versterking van het mandaat met betrekking
tot het ontwapenen van buitenlandse strijdkrachten is in
overeenstemming met de oproep daartoe in de EU Raadsconclusies van 13
september jl. De resolutie plaatst dit terecht nadrukkelijk in het
kader van een intensievere aanpak van buitenlandse strijders door het
regeringsleger zelf. Ook in meer algemene zin wordt duidelijker
onderscheid gemaakt tussen de taken waar MONUC, dan wel de
transitieregering, eerstverantwoordelijk voor is. Dit geeft een
realistisch beeld van de bijdrage die MONUC kan leveren aan het
waarborgen van vrede en stabiliteit, en kan een overschatting van die
rol voorkomen. Zoals reeds benadrukt, ligt de sleutel voor een
succesvol vredes- en transitieproces uiteindelijk bij de partijen in
de DRC zelf, in combinatie met een constructieve opstelling van de
buurlanden.
De oplossing voor de problemen in de Grote Meren vraagt om een
regionale benadering. De prominente plaats van samenwerking tussen
ONUB en MONUC in de nieuwe resolutie wordt dan ook volledig
onderschreven. Ook de ondersteunende rol van MONUC ten aanzien van het
"Joint Verification Mechanism" is in die context positief.
De regering constateert dat de resolutie, in kwantitatieve termen,
substantieel achterblijft bij de wensen van SGVN Annan, die een
uitbreiding tot 23.900 manschappen voorstond. De SGVN heeft inmiddels
te kennen gegeven dat de discrepantie tussen het door hem voorgestelde
troepenaantal en het aantal in het nieuwe mandaat het uitwerken van
een nieuwe Concept of Operations (CONOPS) nodig maakt. Een aantal van
de extra zekerheden (m.n. reservecapaciteit) die de SGVN wenste in te
bouwen zal in elk geval niet verwezenlijkt kunnen worden.
Versterking van MONUC in het oostelijk deel van de DRC verdient in de
visie van de Nederlandse regering voorrang. De regering ondersteunt
dan ook de onmiddellijke uitbreiding van MONUC in Noord en Zuid-Kivu,
waarin VNVR 1565 voorziet. Dit is overigens in lijn met het verzoek
van de SGVN, die in een brief aan de Veiligheidsraad (d.d. 3
september) had verzocht om een dergelijke "emergency reinforcement".
De nadruk die de resolutie legt op de veiligheidsdimensie van het
functioneren van MONUC laat onverlet dat, zoals hierboven aangegeven,
MONUC zich zou moeten richten op wetgeving, SSR/DDR en verkiezingen.
De keuze voor deze terreinen geniet de volledige steun van de
Nederlandse regering. Op twee van deze terreinen is Nederland
bovendien betrokken via de inzet van middelen in het kader van
ontwikkelingssamenwerking. Nederland steunt middels het Multi-Country
Demobilisation and Reintegration Programme for the greater Great Lakes
region (MDRP) twee speciale projecten uitgevoerd door het United
Nations Development Programme, namelijk het `Rapid Reponse Mechanism',
zijnde een loket om snel en adequaat te kunnen reageren op spontane
demobilisatie en reintegratie en het `Community Reconstruction,
Reintegration of Ex-combatants and the Reduction of Small Arms'. Deze
projecten richten zich op Oost-Congo, opereren op lokaal niveau en
hebben een ad hoc karakter. Er zal naar aanleiding van de ervaring met
deze pilot projecten nagegaan moeten worden of deze bottom-up,
flexibele benadering ook elders in de DRC toepasbaar is.
Het Congolese nationale programma voor DDR (Programme Nationale DDR),
zal tevens voor wat betreft de demobilisatie en herintegratie
component door het MDRP en Wereldbank IDA gefinancierd worden. In de
periode oktober/november van dit jaar zal een tussentijdse evaluatie
plaatsvinden van het MDRP. Dit biedt een goede gelegenheid voor
Nederland, als een van de grootste donoren van het MDRP, bovengenoemde
punten verder onder de aandacht te brengen.
Het tweede terrein betreft de verkiezingen, die een belangrijke
bijdrage leveren aan het transitieproces. Voordat nationale
verkiezingen kunnen plaatsvinden dient er overeenstemming te bestaan
tussen alle partijen in de (overgangs-)regering over het juridische
kader, de modaliteiten van kiezersregistratie alsmede het opstellen
van een concept grondwet en instemming per referendum hierover.
Daarnaast is de beperkte vooruitgang in het militaire integratie
proces een belangrijke belemmerende factor voor het houden van vrije
verkiezingen. Nederland ondersteunt het verkiezingsproces met 5
miljoen euro. Tevens worden de mogelijkheden uitgezocht voor een
Nederlandse bijdrage aan capaciteitsopbouw binnen de Congolese politie
gericht op de veiligheid rond de verkiezingen.
Als slotopmerking ten aanzien van de Nederlandse appreciatie van de
vraag of het functioneren van MONUC met de nieuwe resolutie ook
daadwerkelijk zal verbeteren, diene dat dit in de visie van de
Nederlandse regering vooral af zal hangen van een snelle implementatie
van de daarin vervatte bepalingen. De nieuwe resolutie gaat er
bijvoorbeeld vanuit dat MONUC volledig ontplooid en uitgerust is. Om
uitvoering te kunnen geven aan bij voorbeeld de taken in relatie tot
het wapenembargo zal MONUC over betere middelen (bijv.
satellietcapaciteit, surveillance) moeten kunnen beschikken. Ook de
concentratie van MONUC op haar kerntaken zal uiteindelijk ter plaatse
gecoördineerd en geëffectueerd moeten worden door een verbeterde
commandostructuur. Op dit belangrijke punt is nog veel werk te
verrichten. De voorstellen hieromtrent, die SGVN binnen een maand aan
de Veiligheidsraad zal overleggen, moeten hier meer duidelijkheid over
verschaffen.
EU
In de EU heeft een brede discussie plaatsgevonden over een verdere
ondersteuning van het transitieproces in de DRC en over de bijstelling
van het mandaat van MONUC. Meer dan in het verleden richt de EU zich
op een gemeenschappelijke benadering van MONUC. Zo is er overleg
geweest tussen de militaire staf van het Raadssecretariaat en de
Department of Peace Keeping Operations (DPKO) van de VN.
De EU is van mening dat de nieuwe VNVR een nieuwe impuls zal geven aan
de taken die aan MONUC zijn opgedragen. Dit is ook van regionaal
belang. Met name de verbetering van de veiligheidssituatie in de
grensstreek tussen de DRC en Burundi is cruciaal voor de voortgang van
de vredesprocessen in de regio.
Op dit ogenblik is binnen de EU een discussie gaande, met het oog op
de invulling door de VN van de in de VR-resolutie vastgelegde
kwalitatieve en kwantitatieve versterking van MONUC, op welke manier
de EU en de Lidstaten hieraan kunnen bijdragen. Daarbij wordt in het
bijzonder gedacht aan de versterking van de capaciteiten die van
belang zijn voor een verbetering van het functioneren van MONUC. Er
zou gedacht kunnen worden aan materiële of financiële bijstand. De EU
gaat na of het EU satellietcentrum (EU-SatCen) MONUC kan voorzien van
satelliet beelden ter versterking van de inlichtingen capaciteit van
MONUC.
Aan mijn eerder uitgesproken bereidheid om een Troika-bezoek aan de
regio te organiseren hoop ik op korte termijn gevolg te geven.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Ministerie van Buitenlandse Zaken