Date : Thursday, October 14, 2004
Sender Name: Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen
MiNa-Raad bezorgd om financiering brownfieldbeleid
De Vlaamse Regering heeft een ontwerpdecreet klaar waarmee het de ontwikkeling van brownfields wil stimuleren. Ze wil hiermee in ongebruik geraakte ruimte met een economisch verleden opnieuw benut zien als bedrijventerrein. De MiNa-Raad steunt de politieke keuze om brownfields versneld aan te pakken, maar heeft toch een vijftal fundamentele bemerkingen.
Bredere kijk gewenst
De MiNa-Raad vindt dat de Vlaamse Regering de doelstelling van het voorontwerp ruimer moet opvatten. Verlaten bedrijventerreinen moeten opnieuw benut worden voor de meest geschikte functie. Dat kan als bedrijventerrein zijn. Maar veel brownfields liggen in de stad. Ze komen ook in aanmerking voor woonprojecten of groenvoorzieningen. Het voorontwerp vertrekt niet vanuit een integrale beleidsvisie en pakt lang niet alle geïdentificeerde knelpunten aan die de ontwikkeling van brownfields in de weg staan. Het is bovendien niet afgestemd op andere relevante regelgeving. De Vlaamse Regering mist daardoor belangrijke kansen om een efficiënt en evenwichtig brownfieldbeleid gestalte te geven.
Nieuwe instelling overbodig
Bij brownfieldontwikkeling zijn veel overheden betrokken. De Vlaamse Regering stelt voor om een nieuwe instelling op te richten om de activiteiten van al die overheden te coördineren: het Vlaams Coördinatiecentrum Brownfieldontwikkeling (VCB).
De MiNa-Raad vindt de nieuwe instelling overbodig. Het komt er vooral op aan om de bestaande instellingen te doen samenwerken. Dat kan door de samenwerkingsverbanden verder te structureren en uit te diepen. Een uniek loket voor brownfielddossiers is wel nuttig. Overheden of projectontwikkelaars die een brownfield willen ontwikkelen kunnen zo op één plaats terecht met al hun vragen. Het loket kan voor detailinformatie doorverwijzen naar de juiste administratie.
Geen onnodige lasten
Het ontwerpdecreet geeft de regering de mogelijkheid om brownfieldprojecten van private projectontwikkelaars te erkennen. Het koppelt vervolgens aan die erkenning drie soorten voordelen. De erkenning bevestigt de projectvisie van een projectontwikkelaar, al dan niet onder voorwaarden. Eventuele belastingen, zoals de onroerende voorheffing, leegstandsheffingen en het registratierecht bij verkoop van onroerende goederen, moeten niet meer worden betaald.
Ten slotte kan de overheid zelf ook geld steken in een project, via het Egalisatiefonds.
Daar staat tegenover dat een projectontwikkelaar een behoorlijke inspanning moet leveren om een erkenning te krijgen en te behouden. De MiNa-Raad meent dat de overheid de genoemde voordelen ook eenvoudiger kan toekennen. Het advies bevat concrete suggesties hiervoor.
Gemeenten of buurtbewoners hebben geen inspraak in de erkennningsprocedure. Maar het project kan wel belangrijke gevolgen hebben voor hen. De MiNa-Raad verwacht daarom van de Vlaamse Regering dat ze van bij de start van een project alle belanghebbenden betrekt.
Overheidsgeld zorgvuldig besteden
Het Egalisatiefonds krijgt in het ontwerpdecreet de volledige vrijheid om te bepalen in welke projecten geld wordt gestoken en in welke niet. De MiNa-Raad vindt dit onterecht. Het gaat ten slotte om geld van de belastingbetaler. De regering moet aangeven welke projecten zinvol zijn voor de gemeenschap, en welke niet. De MiNa-Raad meent dat het fonds projecten moet steunen die economisch min of meer rendabel zijn. Zo kan de overheid vermijden dat ze elk jaar forse sommen in het fonds moet stoppen. Met de opbrengsten van oudere projecten kan het fonds nieuwe projecten steunen.
De oprichting van het fonds mag bovendien geen excuus zijn om middelen af te snoepen van het leefmilieubeleid. Die zijn nodig om verontreinigde terreinen, die een gevaar betekenen voor de volksgezondheid, op te kuisen.
Juridische kwaliteit verbeteren
De juridische kwaliteit van het ontwerp laat te wensen over, aldus de MiNa-Raad. De wijze waarop de besluitvormingsprocedure voor de behandeling van de erkenningsaanvraag is uitgewerkt, illustreert dit.
De decreetgever hoort de besluitvormingsprocedure chronologisch op te bouwen. Hij moet duidelijk aangeven welke rol de verschillende actoren spelen in de procedure. Ten slotte moet de decreetgever aangeven welke elementen minimaal aan bod moeten komen in adviezen en beslissingen.
________________________________________
Meer info: Pieter Verbeek - tel: 02/558.01.40 -
pieter.verbeek@minaraad.be
URL: