Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
A&G/W&B/04 67831

Onderwerp Datum
Beleidsregels metalektro 13 oktober 2004

Bij brief van (Kamerstuk 2003-2004, 25883, nr. 23, TK) heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over het staken van de onderhandelingen over een arboconvenant in de sector metalektro en geconcludeerd dat het, gelet op de niet te overbruggen kloof tussen de opvattingen over de wijze waarop doelen moesten worden bereikt, niet mogelijk was om met sociale partners een convenant ter verbetering van arbeidsomstandigheden af te sluiten. Tevens is u meegedeeld dat u voor 1 oktober 2004 uitsluitsel wordt gegeven of er al dan niet beleidsregels op grond van de Arbeidsomstandighedenwet voor de beheersing van de blootstelling aan oplosmiddelen, lasrook en geluid zullen worden opgesteld. Bij die beslissing zouden de resultaten van een inspectieproject van de Arbeidsinspectie in de metaalsector worden betrokken. Deze resultaten zijn thans beschikbaar.

De Arbeidsinspectie heeft tussen februari en april 2004 732 bedrijven in de metaalindustrie bezocht. De inspecties waren gericht op de blootstelling van werknemers aan lasrook en oplosmiddelen, en de lichamelijke belasting. In dit project werd een hoog percentage overtredingen geconstateerd. Vastgesteld werd dat de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet ver beneden de maat is. In 44 gevallen werd het werk stilgelegd omdat de werksituatie onveilig was. In totaal werd 727 keer een waarschuwing gegeven en werden ruim 60 boetes opgelegd. De waarschuwingen hadden in 464 gevallen betrekking op het ontbreken van een goede beoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen en lasrook). Drie van de vier gecontroleerde bedrijven die werden gecontroleerd op het gebruik van gevaarlijke stoffen hebben geen idee van de mate waarin werknemers aan stoffen worden blootgesteld. Hierdoor ontbreekt een goede basis om adequate beheersmaatregelen te treffen. In het kader van het project is er regelmatig contact tussen de Arbeidsinspectie, de brancheorganisaties en de vakbonden over de (tussen)resultaten en conclusies.
Het rapport van de Arbeidsinspectie treft u hierbij aan.

2

In de onderzoeken die in de intentiefase van het convenant voor de metalektro zijn uitgevoerd, is voor oplosmiddelen (Vluchtige Organische Stoffen), schadelijk geluid en lasrook de stand van de wetenschap/techniek vastgesteld voor de beheersing van de blootstelling. Beoogd werd om in het convenant afspraken te maken over de wijze waarop vermindering van de blootstelling aan deze risico's zou worden vormgegeven, waarbij de stand van de wetenschap/techniek leidend zou zijn. Werkgeversorganisaties menen dat door middel van voorlichting het doel zou kunnen worden bereikt. Werknemersorganisaties achten beleidsregels noodzakelijk.

In het licht van mijn toezegging u te informeren over het al dan niet opstellen van beleidsregels in de metaalsector beperk ik mij thans in het navolgende tot de eerder genoemde risico's van oplosmiddelen, lasrook en geluid. Dit laat onverlet dat de overige risico's evenzeer de aandacht van de sector behoeven.
Geconstateerd moet worden dat gelet op de uitkomsten van genoemde onderzoeken en de resultaten van de uitgevoerde inspecties dat de blootstelling aan onder andere oplosmiddelen in veel gevallen niet voldoende wordt beheerst. Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan bewustzijn voor de risico's van blootstelling en aan een beperkte kennis van blootstellingniveau's en beheersmaatregelen bij werkgevers. Welke rol arbodiensten hierin spelen is niet onderzocht. Verbetering van deze omstandigheden acht ik daarom noodzakelijk. Daarvoor is vereist dat werkgevers inzicht verwerven in de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in hun bedrijf, en daarop aansluitend maatregelen treffen die te hoge blootstelling voorkómen. Ik constateer dat de door de branche bepleite ruimte voor zelfwerkzaamheid nog niet heeft geleid tot een aanpak die een adequate beheersing van de relevante risico's garandeert. De branche-organisaties in de metalektro en metaalbewerking zijn zich hiervan zeer bewust en hebben de navolgende acties aangekondigd.


1. Beoordeling blootstelling van werknemers
Na overleg met de Arbeidsinspectie is door werkgevers in de metaalconserveringsbranche (brancheverenigingen FOSAG en VMB), waar veelvuldig ernstige blootstelling aan oplosmiddelen voorkomt als gevolg van het verwerken van oppervlaktecoatings (verven), onderzocht of een modelmatige berekening van de te verwachten blootstelling bij het aanbrengen van een coating voldoende zekerheid verschaft over het reële blootstellingsrisico. Dit zou kunnen voorkómen dat de blootstelling steeds per situatie door middel van (kostbare) metingen moet worden vastgesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn bemoedigend: de gemeten blootstelling is steeds lager of gelijk aan de berekende blootstelling. Op basis van de uitkomsten van de modelberekeningen kunnen vervolgens doeltreffende beheersmaatregelen worden getroffen. De betrokken werkgeversorganisaties hebben aangegeven om op zeer korte termijn een verbetertraject ter vermindering van de blootstelling te starten, waarin voorlichting over bronaanpak, aanvullende ventilatiemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen een belangrijke rol spelen.


2. Beheersmaatregelen
FME en Metaalunie hebben aangekondigd een `Praktijkrichtlijn oplosmiddelen' te zullen opstellen. In dit document zal de stand van de techniek voor de beheersing van oplosmiddelblootstelling worden beschreven. Deze richtlijn zal voor de meest voorkomende werkzaamheden met oplosmiddelhoudende producten in de metaalindustrie de vereiste beheersmaatregelen beschrijven. De beoogde praktijkrichtlijn kan daarnaast gebruikt worden om een


3

blootstellingsbeoordeling op te stellen. De beoogde richtlijn zal in 2005 gereed zijn. Met het opstellen van deze richtlijn geven de branche-organisaties aan de blootstellingsproblematiek serieus te willen aanpakken. De beoogde praktijkrichtlijn kan alsdan worden beschouwd als de stand van de wetenschap/techniek. Indien de Arbeidsinspectie met de inhoud van die praktijkrichtlijn kan instemmen, kan door de AI in inspectieprojecten deze stand van de wetenschap/techniek worden gehanteerd bij de handhaving.

3. Bronbeleid ­ vervanging
Met de rapportage (szw0300653) over de voortgang van het beleid ter preventie van het Organisch Psycho Syndroom, (OPS, een ernstige aandoening van het zenuwstelsel en veroorzaakt door langdurige blootstelling aan oplosmiddelen) is u gemeld dat het formuleren van een vervangingsplicht voor sectoren als de metalektro bijzonder lastig is, vanwege de complexiteit die wordt veroorzaakt door het scala aan vervaardigde producten en toegepaste coatings. Eveneens is meegedeeld dat onderzoek is verricht naar de invoering van een meer generiek instrument (i.c. de OAR, Occupational Air Requirement) dat de vervanging van risicovolle producten kan stimuleren, en dat een proefproject naar de bruikbaarheid van een dergelijk systeem wordt voorzien. Bij brief (Kamerstuk 2003-2004, 25720, nr. 17, TK) werd u nadien uitvoerig geïnformeerd over de merites van de OAR-aanpak.
Recent hebben de werkgeversorganisatie FME en Metaalunie kenbaar gemaakt mee te willen werken aan een dergelijk proefproject. De branche-organisaties demonstreren daarmee dat er in de bedrijfstakken bereidheid bestaat om het gebruik van minder risicovolle producten te stimuleren. Daardoor kan een belangrijke vermindering van de blootstelling aan oplosmiddelen worden bereikt.

Ervaringen in andere branches hebben aangetoond dat het opstellen van een beleidsregel dienstig kan zijn aan verbetertrajecten en bovendien de handhaafbaarheid van de algemene bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit vergroot. Ik meen echter dat met bovengemelde initiatieven van de branche adequate actie in het vooruitzicht wordt gesteld ter noodzakelijke terugdringing van de blootstelling aan oplosmiddelen.
Ik heb de werkgeversorganisaties in de sector verzocht om mij te laten zien op welke wijze de metaalindustrie de arbeidsomstandigheden gaat verbeteren en daarbij aan te geven op welke termijn concrete resultaten worden geboekt. In afwachting hiervan, en in het licht van mijn wens tot terughoudendheid bij het vaststellen van nieuwe regels, acht ik het thans niet gewenst om nieuwe regelgeving (beleidsregels) te entameren voor de beheersing van blootstelling aan oplosmiddelen in de metalektro.
De effecten van de hierboven aangeduide initiatieven voor verbetering van de blootstellingssituatie zullen door de Arbeidsinspectie worden beoordeeld.

Naast de oplosmiddelenproblematiek speelt ook de blootstelling aan stoffen die vrijkomen bij de verschillende lasprocessen een rol in de metalektro. Door de brancheorganisaties FME en Metaalunie is een aantal jaren geleden een `Praktijkrichtlijn lassen' opgesteld. In deze richtlijn wordt de stand van de wetenschap/techniek vastgelegd voor de beheersing van de risico's van blootstelling aan lasrook. De inhoud van deze praktijkrichtlijn is op aandringen van sociale partners overgenomen in arbobeleidsregel 4.9-2, en vervult in handhavingstrajecten een ijkfunctie. In onderzoek in de voorbereidingsfase van het destijds beoogde convenant is de huidige stand van de


4

wetenschap/techniek voor de beheersing van de risico's van lasrook in beeld gebracht. Voor lasrook is reeds een beleidsregel opgesteld. Ik acht het van belang dat deze beleidsregel wordt aangepast aan de stand van de wetenschap/techniek, en zal zulks op korte termijn dan ook doen. Daarnaast vertrouw ik erop dat de branche initiatieven blijft ontplooien die leiden tot de ontwikkeling van innovatieve technieken die de blootstelling aan lasrook verder zullen verminderen.

Voor de beheersing van schadelijk geluid bestaan reeds gedetailleerde wettelijke regels. In het onderzoek dat in de aanloopfase van het beoogde convenant werd uitgevoerd zijn slijpen, stansen, lassen, materiaaltransport en het schoonblazen met perslucht aangewezen als de werkzaamheden die de hoogste geluidbelasting op de werkplek veroorzaken. De branche-organisaties FME en Metaalunie hebben aangekondigd om onder de werkgevers in de sector de thans beschikbare kennis te verspreiden om de geluidproblematiek zoveel als mogelijk is bij de bron aan te pakken. Stimulering van de aanschaf van geluidarme gereedschappen en machines of aanpassing van bestaande apparatuur is daarbij van groot belang. Ik vind dit, naast de reeds langer lopende voorlichtingscampagnes over geluid in de sector, een belangrijk iniatief dat ertoe kan leiden dat het gebruik van belastende gehoorbeschemingsmiddelen wordt verminderd. Om die reden meen ik dat het opstellen van een beleidsregel thans onvoldoende toegevoegde waarde oplevert.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)