Praktijkonderzoek Veehouderij

Het Rassenonderzoek op Aver Heino

In het Rassenonderzoek, officieel Cultuur- en Gebruikswaarde Onderzoek (CGO) genoemd, worden rassen van voedergrassen en ook witte klaver getest op hun landbouwkundige waarde voor de veehouder. Bij goede resultaten komen de rassen op de Rassenlijst voor Landbouwgewassen. Hiermee verkrijgen de rassen een zogenoemde verkeerspositie, dat wil zeggen ze mogen dan volop geteeld en verkocht worden. Dit is belangrijk voor zowel de veehouder als de kweker/zaadfirma. De veehouder kan gebruik maken van de beste rassen en de kweker kan zijn investeringen terugverdienen. Jaarlijks worden veel nieuwe rassen aangemeld voor dit onderzoek, vooral van Engels raaigras.

Voor grasland zijn vooral de eigenschappen standvastigheid (het lang behouden van een goede grasmat), ziekteresistentie (zoals kroonroestresistentie bij Engels raaigras), wintervastheid en drogestofopbrengst belangrijk. Om deze eigenschappen te kunnen beoordelen worden de nieuwe rassen ieder jaar samen met een deel van het bestaande rassenlijstsortiment , uitgezaaid op proefvelden. Deze proefvelden liggen in verschillende regio's op verschillende grondsoorten.

Praktijkcentrum Aver Heino beheert de rassenproeven van het oostelijk zandgebied. De proeven kunnen zowel op het Praktijkcentrum zelf liggen, als bij particuliere veehouders in de omgeving. Op het Praktijkcentrum heeft recentelijk nog een proef met witte klaverrassen gelegen, met een biologisch beheer, dus zonder kunstmest. Mede op basis van deze gegevens zijn een aantal rassen van witte klaver op de Rassenlijst geplaatst. Er zijn verschillende typen proeven. Zo zijn er beweidingsproeven, met een beheer van hoofdzakelijk weiden, maaiproeven die alleen gemaaid worden en observatieproeven waarop bijvoorbeeld het concurrentievermogen van timothee-, beemdlangbloem- en witte klaverrassen ten opzichte van Engels raaigras wordt beoordeeld.

De oogstwerkzaamheden nemen veel tijd in beslag. Er zijn diverse proeven en van elk veldje (een proef heeft soms meer dan 200 individuele veldjes) moet van alle sneden de groene opbrengst gemeten worden. Hiervoor wordt een speciale oogstmachine "de Haldrup" gebruikt. Tevens worden van alle veldjes monsters genomen om het drogestofgehalte te bepalen. Ook de verzorging van de proeven vraagt veel aandacht. Om verschillen tussen rassen zo betrouwbaar mogelijk naar voren te laten komen, dienen de proeven egaal en gelijkmatig beheerd te worden. Hierbij moet het beheer zoveel mogelijk overeen met de praktijk. De uiteindelijk resultaten van een ras geven dan ook een goede voorspelling van de waarde van het ras bij uitzaai of gebruik later door de veehouder. De resultaten worden gepubliceerd in het Rassenbericht Grasland (verkrijgbaar bij Praktijkonderzoek van ASG) en gebruikt voor het samenstellen van de Rassenlijst.
---

© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt: 12-10-2004 09:07.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar: webmaster.po.asg@wur.nl