legalisatie en verificatie van buitenlandse documenten
Kamerbrief over legalisatie en verificatie van buitenlandse documenten
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Documentenverkeer en Fraudebestrijding
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
24 september 2004
Behandeld
drs. Jan Alderliesten
Kenmerk
DF/JA-7418
Telefoon
070-3484782
Blad
1/3
Fax
070-3486140
Bijlage(n)
div.
Jan.Alderliesten@minbuza.nl
Betreft
Legalisatie en verificatie
van buitenlandse documenten
Op 8 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State uitspraak gedaan in twee beroepszaken betreffende
legalisatie en verificatie (zaaknummers 200304168/1 en 200303055/1,
bijgevoegd).
In deze uitspraak is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat
legalisatie noch verificatie aan te merken is als een besluit als
bedoeld in artikel 1:3, eerste lid Awb waartegen bezwaar en beroep kan
worden ingesteld.
De Afdeling wijst er voorts op dat in de internationale rechtspraktijk
onder legalisatie van buitenlandse openbare akten uitsluitend wordt
verstaan de formaliteit waarbij een bevestigende verklaring wordt
afgegeven omtrent de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid
waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in het
voorkomende geval, de identiteit van het zegel of het stempel op het
document. Legalisatie kan dan ook slechts strekken tot bevestiging van
de formele echtheid van een document, niet tot het bieden van
uitsluitsel omtrent de juistheid van de inhoud ervan.
De Afdeling is van oordeel dat een Nederlandse gebruikende
uitvoeringsinstantie, in geval van twijfel over de inhoud van een
document, aan de Nederlandse vertegenwoordiging in het land van
herkomst van het document kan verzoeken de daarin vermelde feiten te
doen verifiëren.
Aan de hand van de uitkomsten van dat verificatieonderzoek kunnen de
gebruikende instanties dan beoordelen of het document als bewijsstuk
kan dienen voor het door de houder beoogde doel.
De uitspraak is vooral van betekenis voor het legalisatie- en
verificatiebeleid dat sinds 1996 wordt gevoerd met betrekking tot
brondocumenten afkomstig uit de Dominicaanse Republiek, Ghana, India,
Nigeria en Pakistan. In dat jaar is door de minister van Buitenlandse
Zaken een aanwijzing vastgesteld waarmee bij wijze van proef
bovengenoemde landen als probleemlanden (Staatscourant 49, 1996)
werden aangewezen. De ervaring had namelijk geleerd dat onder meer uit
deze landen veel documenten werden aangeboden die vals of vervalst
bleken of waarover twijfel bestond omtrent de juistheid van de inhoud.
Door de Aanwijzing is vastgelegd dat de inhoud van brondocumenten uit
deze landen in alle gevallen ook geverifieerd dient te worden alvorens
de Nederlandse Vertegenwoordiging tot legalisatie van die
brondocumenten kan overgaan. Sinds 1996 is dit dan ook de praktijk in
de probleemlanden.
De consequentie van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State is nu dat het legaliseren van brondocumenten
niet meer afhankelijk mag worden gesteld van de uitkomst van het
verificatieonderzoek. Legalisatie zal derhalve, enkel en alleen,
plaats moeten vinden op basis van een oordeel over de formele echtheid
van een document.
Ik heb mij derhalve genoodzaakt gezien het legalisatie- en
verificatiebeleid te herzien:
1. De officiële mededeling 'Aanwijzing probleemlanden' d.d. 7
maart 1996, het besluit 'Identiteitsvaststelling bij afgifte van een
machtiging tot voorlopig verblijf door Nederlandse diplomatieke of
consulaire vertegenwoordigingen in probleemlanden' d.d. 13 juni 2001
en de daaraan gerelateerde besluiten - zoals het besluit 'Beoordeling
van documenten uit Ghana, Nigeria, Pakistan, India en de Dominicaanse
Republiek' d.d. 30 augustus 2002 - worden in het licht van de
uitspraak ingetrokken. Een mededeling van die strekking zal op korte
termijn worden gedaan in de Staatscourant.
2. Alle Nederlandse diplomatieke en beroepsconsulaire posten zijn
geïnstrueerd bij legalisatie en verificatie te werk te gaan in
overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State, dat wil zeggen verzoeken tot legaliseren in
behandeling te nemen zonder voorafgaande verificatie van de inhoud.
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is gekomen in een
periode waarin het legalisatie- en verificatiebeleid met betrekking
tot documenten afkomstig uit de zgn. probleemlanden reeds voorwerp van
discussie was.
De Advies Commissie Vreemdelingen Zaken (ACVZ) adviseerde reeds in
haar in 2003 verschenen rapport tot een andere opzet van het beleid
ten aanzien van de controle op buitenlandse documenten. De ACVZ stelde
dat de beslissing ten aanzien van het gebruik van een buitenlands
document daar moest worden neergelegd waar hij naar de mening van de
ACVZ principieel gezien hoort, namelijk bij de Nederlandse
"gebruikende" instantie. De uitspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak schept duidelijkheid over dit punt en over andere
punten in deze discussie.
Hiernaast zijn vragen gerezen over de doelmatigheid van dit beleid,
die worden ingegeven door de toepassingspraktijk ervan op de
diplomatieke en consulaire posten. De bevindingen tot 8 september
waren dat een grote inspanning werd gedaan (qua menskracht, tijd,
middelen en geld) om een bescheiden resultaat te boeken. Het aantal
vastgestelde gevallen van fraude bedraagt nl. slechts een fractie van
het oorspronkelijk aantal verzoeken tot legalisatie.
Dit laat onverlet mijn bereidheid om de Nederlandse
uitvoeringsinstanties zoveel mogelijk van dienst te zijn met
verificaties van brondocumenten. Om toch een dam op te werpen tegen de
instroom in het Nederlandse rechtsverkeer van valse of vervalste
buitenlandse documenten, zal ik het bestaande interdepartementale
overleg over het legalisatie- en verificatiebeleid verzoeken zich te
buigen over spoedige mogelijkheden om, met inachtneming van de
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
ideeën te ontwikkelen om de noodzakelijke zekerheid te verschaffen
over de inhoud van buitenlandse brondocumenten. Mijn gedachten gaan
daarbij uit naar algemene ambtsberichten over de kwaliteit van de
registers in een aantal risicolanden, in combinatie met
verificatieonderzoek van specifieke documenten op verzoek..
Uitgangspunten voor mijn departement in dit overleg zijn dat
verificatieonderzoek voortaan alleen wordt verricht op expliciet
verzoek van een Nederlandse instantie en dat een dergelijk onderzoek
kostendekkend kan worden verricht.
Ik stel mij voor op een nader te bepalen tijdstip mede namens de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden, de
Minister van Justitie, de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de Minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie
de Tweede Kamer een notitie te doen toekomen over het legalisatie- en
verificatiebeleid.
De Voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is
ingelicht.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Ministerie van Buitenlandse Zaken