Financieele Dagblad, 9 oktober 2004-
"Europa moet in Azië niet te rechtlijnig zijn"
Deze week kwamen Aziatische en Europese regeringsleiders tijdens een topoverleg bijeen in Hanoi. Minister Bernard Bot van Buitenlandse Zaken maakt de balans op.
Bernard Bot
Vergeleken met China zijn zelfs de grootste lidstaten van de Europese Unie klein. Gezamenlijk zijn de Europese Unie en haar 25 lidstaten echter een onmisbare partner voor ieder land of gebied dat geïnteresseerd is in welvaart en vrede. De Europese Unie vertegenwoordigt nu zo'n 455 miljoen mensen en een gecombineerd bruto binnenlands product (bbp) van 10.000 miljard euro.
Toch zal zelfs een Europese Unie van deze omvang innovatief en ondernemend moeten zijn, wil zij haar positie als grote speler op het wereldtoneel kunnen behouden. Zeker, de Europese Unie zal zich blijven uitbreiden, zowel in termen van lidstaten en bevolkingsomvang als in termen van het bruto binnenlands product. Maar andere delen van de wereld, in het bijzonder Azië, groeien nog veel sneller.
De Aziatische regio produceert nu al 23 procent van het mondiale bbp, en dat percentage loopt snel op. Volgens een rapport van zakenbank Goldman Sachs zal de Chinese economie - gerekend in dollars - de Britse en de Duitse economie in 2007 voorbijgestreefd hebben, terwijl India Frankrijk in 2020 zal inhalen en Duitsland in 2023. In de slipstream van deze komeetachtige economische groei winnen ook de Aziatische politieke ambities aan vaart. Dat is te zien aan de groeiende aandacht in Azië voor
regionale samenwerking, internationaal crisismanagement en de strijd tegen terrorisme. We moeten deze werkelijkheid onder ogen zien en veel meer investeren in onze betrekkingen met Azië. Het uitgangspunt moet daarbij zijn dat de ontwikkeling van Azië goed is voor Azië, voor de Europese Unie en voor de wereld als geheel, mits de negatieve aspecten van Aziës snelle groei, zoals milieuvervuiling, stijgende energieprijzen en wispelturige valutakoersen, in toom gehouden kunnen worden.
Afgezien van de noodzaak om met één Europese stem te spreken, zie ik aan Europese zijde drie voorwaarden voor de ontwikkeling van gezonde betrekkingen met Azië. In de eerste plaats moet de Europese Unie ervoor zorgen dat zij een belangrijke economische factor blijft. Dat vereist een optimaal gebruik van de interne markt en het doorvoeren van sociale en economische hervormingen in de hele Europese Unie. Het uitstellen van hervormingen zal ten koste gaan van onze kinderen en kleinkinderen.
In de tweede plaats moeten we een veelomvattender dialoog met Azië op gang brengen dan we tot nu toe hebben gedaan. De Europeanen zouden de betrekkingen met Azië als méér moeten zien dan een simpele afweging tussen mensenrechten en handel. Een goed voorbeeld daarvan vormt de relatie met China. Deze veelzijdige dialoog betreft geen simpele keuze tussen mensenrechten of handel, maar gaat ook over andere belangrijke onderwerpen die onze toekomst mede bepalen, zoals non-proliferatie, internationaal
crisismanagement en illegale migratie. Binnen een door beide zijden als belangrijk en vruchtbaar ervaren dialoog bestaat altijd ruimte voor kritiek, en beide partijen aarzelen ook niet deze te uiten. Daarbij ziet de EU in China overigens positieve ontwikkelingen op sociaal-economisch gebied en ten aanzien van de rechtsstaat.
In de derde plaats moeten we onze belangen en ideeën zo helder mogelijk verwoorden in het volle besef dat we ze niet aan anderen kunnen opleggen. De relatie tussen de Europese Unie en Azië is een kwestie van geven en nemen.
Afgezien van de internationale handel zijn er, zoals gezegd, nog vele andere zaken die Azië en Europa binden. We delen bijvoorbeeld een belang bij een effectief en legitiem multilateraal systeem, met een sterke Verenigde Naties als kern. Aziatische landen zijn steeds meer actief betrokken bij crisisbeheersingsoperaties van de Verenigde Naties. Tegelijkertijd betogen sommige Aziatische landen dat het huidige VN-systeem in het voordeel van de westerse landen werkt. Het is inderdaad moeilijk uit
te leggen waarom de vertegenwoordiging van Azië in de Veiligheidsraad niet zou kunnen worden uitgebreid, als een Europese Unie met minder dan de helft van de bevolkingsomvang van India door twee of misschien zelfs drie lidstaten vertegenwoordigd moet worden, in plaats van door één enkele zetel voor de Unie als geheel.
Azië is ook een onmisbare partner in de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens. Noord-Korea en Pakistan hebben in het verleden illegaal kennis en materiaal geëxporteerd naar landen met nucleaire ambities. De conflicten in Kasjmir en op het Koreaanse schiereiland kunnen uitgroeien tot nucleaire conflicten. De belangrijke Chinese rol in het zespartijenoverleg over de Koreaanse crisis verdient het respect en de politieke steun van de Europese Unie. Evenzo kan de campagne tegen
het terrorisme niet met succes worden gevoerd als er geen sprake is van samenwerking tussen de Europese Unie en de Aziatische landen.
Met dit alles wil ik niet zeggen dat de mensenrechten en goed bestuur aan belang hebben ingeboet. Integendeel. Mensenrechten zijn van universeel belang en vormen de essentiële voorwaarden voor welvarende en humane democratische samenlevingen. Op de Asia Europe Meeting (Asem) deze week in Hanoi, Vietnam, heeft de Europese Unie opnieuw duidelijk gemaakt dat wij onze sancties tegen de Birmese junta zullen opvoeren als Aung San Suu Kyi niet uit gevangenschap wordt vrijgelaten en als er geen einde
wordt gemaakt aan de discriminatie en intimidatie van etnische minderheden en oppositiegroeperingen. Birma heeft op de Asem geen millimeter bewogen, dus zal de EU op korte termijn beslissen over de aanscherping van de maatregelen. Dat de Asem ondanks de kwestie-Birma toch doorgang heeft gevonden, heeft te maken met de wens van de EU om onze bredere dialoog met onze Aziatische partners niet de gijzelaar te laten worden van de situatie in Birma.
Er zijn vele andere kwesties die nog jarenlang op de Aziatisch-Europese agenda zullen blijven staan. Eén daarvan is de strijd tegen de armoede, waarin Azië een cruciale rol speelt, enerzijds door het grote aantal armen en anderzijds door de snelheid waarmee dat aantal terugloopt. Een andere kwestie is de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit, verergerd door de massale ontbossing in bijvoorbeeld Indonesië en China. Dan is er de snel stijgende mondiale vraag naar energie en ons
gezamenlijke belang bij schone technologie. Om nog maar te zwijgen van de grensoverschrijdende gevaren van HIV/aids, sars, vogelgriep en andere mogelijk dodelijke virusziekten. Weer een andere kwestie is de illegale handel in drugs, kleine vuurwapens en mensen, waarvan een groot deel zich afspeelt langs de oeroude Zijderoute.
Alles bij elkaar zijn er meer dan genoeg redenen voor de Europeanen om Azië niet langer als een verafgelegen regio te beschouwen. De wereld wordt kleiner en zelfs een verenigd Europa is slechts een betrekkelijk klein deel van die wereld. Maar als we met één stem spreken, onze eigen economie op orde weten te krijgen en bereid zijn tot het proces van geven en nemen dat hoort bij een veelomvattende dialoog, kunnen we optimistisch zijn over de kansen van Europa om een onmisbare partner te worden in
de zoektocht naar mondiale vrede en voorspoed.
Bernard Bot is minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden en voorzitter van de Raad van Ministers van de Europese Unie. Vertaling: Menno Grootveld.
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken