Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kant over een onderzoek in de verpleeg- en
verzorgingshuizen.
(2030420370)
1
Wat is uw reactie op de uitkomsten van de enquête van het ouderenplatform van de SP
onder ruim 1100 bewoners, familieleden en personeel van verpleeg- en verzorgingshuizen
over de kwaliteit van de geboden zorg?
1
Het rapport van de enquête van de SP geeft dezelfde signalen af zoals geformuleerd in het
rapport van de IGZ "verpleeghuizen garanderen minimale zorg niet". Daarmee schetst het
een beeld van de verpleeghuiszorg dat naar mijn mening ongewenst is en ook niet de norm
mag zijn. In mijn standpunt op het IGZ rapport heb ik de acties genoemd hoe de kwaliteit
van zorg beter te monitoren en te verbeteren.
2
Kunt u een reactie geven op de aanbevelingen in dit rapport in het bijzonder de
aanbevelingen 1 (wettelijke vastlegging recht op zorg), 2 (wettelijke vastlegging
kwaliteitsnormen), 5 (streefnormen vastleggen voor kleinschaligheid), 7 (inhuren van
verpleeghuiszorg in verzorgingshuizen en uitbreiden van het aantal tweepersoonskamers),
11 (onderzoek naar bureaucratie) en 13 (voldoende financiële middelen)? Wilt u tevens
aangeven welke aanbeveling(en) u bereid bent uit te voeren?
2
1. Het wettelijk recht op zorg zoals is vastgelegd in de AWBZ verandert niet. De
kwaliteitswet regelt dat de aanbieder "verantwoorde zorg" moet bieden. In de Treeknormen
zijn afspraken vastgelegd rondom wachttijden. Verzekeraars en aanbieders zijn
verantwoordelijk voor het volgen en voorkomen van onverantwoorde wachttijden.
Waarnodig wordt overbruggingszorg geboden.
2. Het instellen van kwaliteits-basisnormen is aan de aanbieders, die op basis van de
kwaliteitswet primair verantwoordelijk zijn voor de te leveren kwaliteit. Het door de overheid
vastleggen van wettelijke kwaliteits-basisnormen acht ik ongewenst. De zorgverlener en de
hulpvrager maken afspraken over de benodigde zorg. Een norm van de staat over
bijvoorbeeld hoe vaak iemand onder de douche moet is geen oplossing. Ik verwijs u ook
naar de brief van 10 september 2004 met daarin mijn standpunt over het IGZ rapport.
5. Ook het vastleggen van streefnormen voor kleinschaligheid beschouw ik als ongewenst.
De ontwikkeling van goede zorgconcepten is een verantwoordelijkheid van aanbieders. Op
basis van onderzoek en goede voorbeelden is voldoende bekend dat kleinschaligheid ten
voordele is van de bewoner. Of het dan om 8 of 10 bewoners per huiskamer gaat, dat laat
ik aan de zorgaanbieders over. Wel hecht ik eraan dat kleinschaligheid wordt nagestreefd.
Daarbij zal de zorgvraag in de regio bepalend moeten zijn. Het vorenstaande laat onverlet
dat ook binnen grote intramurale instellingen kleinschalige woonvormen bestaan.
7. Er zijn twee mogelijkheden om verpleeghuiszorg in het verzorgingshuis te regelen mits er
sprake is van een indicatie voor verpleging en behandeling. Eerste mogelijkheid is om
verpleeghuiszorg partiëel te regelen door een toeslag te zetten boven op het reguliere tarief
van het verzorgingshuis. Tweede mogelijkheid is dat het verzorgingshuis een deel van haar
capaciteit ombouwt naar een unit voor integrale verpleeghuiszorg en daar het reguliere
verpleeghuistarief voor krijgt. Dan is er sprake van verpleeghuiszorg inclusief
verpleeghuisarts en medicatievoorziening. Voor beide vormen van ombouw zijn
mogelijkheden en maakt de zorgaanbieder afspraken met het zorgkantoor.
Verblijf intramuraal met partner is op dit moment mogelijk voor bewoners van het
verzorgingshuis. Uitbreiding van het aantal tweepersoonskamers is een beslissing die door
aanbieders in overleg met partijen in de regio wordt genomen. Op basis van het feit dat
volgens de modernisering van de AWBZ de indicatie voor verpleging en behandeling los
staat van de omgeving waar iemand verblijft kan iedere vorm van zorg in het
verzorgingshuis geboden worden als de instelling daarvoor is toegelaten.
11. Een nader onderzoek naar de bureaucratie is op dit moment overbodig. Er is reeds een
0-meting gedaan naar administratieve lasten door Cap Gemini voor de Rijksoverheid. Er ligt
inmiddels een plan van aanpak op basis van dit onderzoek in de Tweede Kamer. Een actie
die is gevolgd uit deze 0-meting en dit plan van aanpak is het convenant met
branchepartijen en relevante colleges rondom een document maatschappelijke
verantwoording voor de care. Ook in het Convenant AWBZ heb ik de afspraak gemaakt om
te kijken hoe de administratieve lasten nog verder om laag kunnen.
13. Er is op dit moment geen reden om aan te nemen dat er onvoldoende middelen
beschikbaar zijn in de zorg. In de begroting voor 2005 is de groeiruimte opgenomen
gebaseerd op de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord. De groeiruimte is in 2005 198
miljoen, in 2006 656 miljoen en in 2007 1217 miljoen.
3
Wanneer kan de Kamer de resultaten van het door u aangekondigde onderzoek naar de
kwaliteit van verpleeg- en verzorgingshuizen verwachten? Wordt hierbij ook een vergelijking
gemaakt tussen management en kwaliteit?
3
De resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van de organisatie van verpleeghuizen
komt eind oktober beschikbaar. In dit rapport zal een beeld worden geschetst van het
vermogen van verpleeghuizen zich aan te passen aan (korte termijn) ontwikkelingen en van
de kritische succesfactoren die op dit vermogen van invloed zijn.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport