Toespraak van minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, ter
gelegenheid Havendiner Groningen Seaports op 24 september 2004 in Delfzijl
Dames en heren,
Het doet mij veel genoegen u te mogen toespreken in deze zeer originele en
toepasselijke locatie. Ik heb niet vaak op een drijvend dok mogen dineren,
laat staan speechen.
Zeehavens zijn knooppunten in het goederenvervoer en vestigingsplaatsen voor
bedrijven. Economisch gezonde zeehavens zijn cruciaal voor onze
internationale concurrentiepositie en vestigingsklimaat.
Van deze constatering zult u niet van uw stoel vallen. Het verklaart
wel waarom dit kabinet de Nederlandse zeehavens een belangrijke rol
toedicht in het versterken van onze economie. Nationaal en regionaal.
Die belangrijke rol is dus ook verankerd in de Nota Mobiliteit die ik
een dezer dagen zal presenteren.
Centraal voor het kabinet is het versterken van onze economie. De
economie op 1. Dat betekent: investeren in bereikbaarheid, investeren
in de kwaliteit van de leefomgeving en investeren in een klimaat
waarin kennis en innovatie kunnen gedijen. Dat betekent ook keuzes
maken. De financiële middelen zijn beperkt, economische belangen
moeten gewogen worden.
Specifiek voor zeehavens presenteer ik binnenkort de nieuwe nota
Zeehavens, ook wel de Havenvisie genoemd. In deze visie staat de
ambitie de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse
zeehavens te versterken. Uiteraard binnen de voorwaarden van een goede
kwaliteit van onze leefbaarheid en veiligheid.
Die overheidsvisie is hard nodig. De concurrentiepositie van onze
zeehavens staat onder druk. De mondialisering van de wereldeconomie is
een uitdagend gegeven. Ontwikkelingen als groei van containerstromen,
schaalvergroting en de turbulente groei van bijvoorbeeld de Chinese
economie en havens bepalen onze agenda. Nederlandse havens moeten de
kansen grijpen die deze ontwikkelingen geven en bedreigingen ombuigen
in kansen.
De rol van de overheid is havens de ruimte te geven in deze dynamische
groeimarkt. Dat vraagt onder andere een duidelijke rol- en
taakverdeling tussen diverse partijen. Nationale, regionale en lokale
overheden, havenbedrijven en bedrijfsleven.
Ik wil mijn visie op de taak van de overheid met drie speerpunten
aanstippen.
Ten eerste het verbeteren van de concurrentiekracht van havens.
Eerlijke concurrentie is daarbij het uitgangspunt. Hoe wil ik die
veerkracht van onze havens verbeteren? Het stimuleren van innovatie,
het tot stand brengen van één elektronisch havenloket, meer
transparantie van Europese staatssteun en tot slot het verbeteren van
het vestigingsklimaat. Ook hier speelt meer efficiency van
loodsdiensten en flexibilisering van de loodsplicht een rol. In dit
verband noem ik de samenwerking met de Duitse loodsdiensten. We moeten
hier echt een succes van maken. Ik verwacht veel inzet van uw kant. Ik
zal in ieder geval al mijn charmes inzetten in de ontmoeting die ik
volgende week heb met mijn Duitse collega Stolpe.
Ik liet het woord samenwerking vallen. Samenwerking tussen Nederlandse
havens is belangrijk. Samen sta je sterker in de hevige internationale
concurrentiestrijd. Cliché maar nog altijd een waarheid als een koe.
Ik hoor graag hoe dat tussen Groningen Seaport en de haven Harlingen
loopt.
Een voorbeeld van goede samenwerking is het elektronisch havenloket.
Met dit loket kunnen havens en overheid snel en efficiënt gegevens
digitaal uitwisselen. Eén systeem voor alle havens. Dat is een sterke
troef in de concurrentiestrijd met buitenlandse havens.
Tweede speerpunt is het reguleren en bevorderen van de veiligheid en
de kwaliteit van de leefomgeving. Dat moeten we zo veel mogelijk
Europees regelen. Het Kabinet zet in internationale harmonisatie van
regelgeving als ook handhaving. Zo zorgen we voor een echt `level
playing field'
Tot slot het derde speerpunt. Capaciteit. Dit gaat over beheer en
onderhoud en verbetering van de infrastructuur. De nadruk ligt op het
verbeteren van zeetoegangen en rijksachterlandverbindingen, en de
beschikbaarheid van de fysieke ruimte.
Hierin moet ik keuzes maken. We hebben als kabinet beperkte financiële
middelen en moeten dus rijksinvesteringen goed afwegen. Dat vereist
een goed samenspel tussen overheden en bedrijfsleven. Belangrijkste
criterium voor de rijksoverheid is het wegen van het nationaal belang.
Dus ook voor het Noorden.
De nadruk ligt op de economische kerngebieden. Dat valt onder de
noemer kiezen voor keuzes. Maar laat er geen misverstand over bestaan.
Ik ben een minister voor alle havens.
Wat betreft nieuwe investeringen in de infrastructuur blijft het
Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport leidend. Verkeer en
Waterstaat houdt met andere woorden alle infra beloften tot 2010. In
het Noorden gaat het dan bijvoorbeeld om de verbetering van de vaarweg
Lemmer - Delfzijl.
Dames en heren,
De stad Groningen is aangemerkt als economisch kerngebied en de
Eemsdelta als gebied met kansrijke ontwikkelingen.
Daar staat tegenover dat op termijn het Noorden niet meer als een
economisch achterstandsgebied wordt beschouwd. Ik maak misschien geen
vrienden hier, maar ik zie dat als goed nieuws. De huidige economische
vitaliteit van het Noorden geeft ons voldoende vertrouwen voor de
toekomst. Ik ben ervan overtuigd dat het Noorden voldoende eigen
potentie in huis heeft om zonder achterstandsubsidies te kunnen
groeien.
Want als ik mij beperk tot de havens, zie ik toch een aantal sterke
troeven:
- voldoende ruimte voor uitbreiding;
- achterlandverbindingen met weinig congestie;
- kleinere havens zijn flexibeler om in te spelen op nieuwe
markten.
En de signalen wijzen ook op dat bedrijven meer en meer die voordelen
zien. Zie de komst van een moutfabriek in Delfzijl of de
uitbreidingsplannen voor de veerdienst Borkum. Ik heb er vertouwen in
dat andere bedrijven zullen volgen.
De uitbreiding van de Europese Unie en positieve economische
ontwikkelingen Rusland bieden kansen voor Groningen. Landen in Midden
en Oost-Europa zijn de groeimarkten van nu, niet van morgen.
Samenwerking met de haven van Emden biedt daarbij een belangrijke
kans.
De Eemsmond kan een belangrijk knooppunt worden in logistieke
netwerken van Noord- en Oost-Europa. Bevorderen short sea als
alternatief voor Europees wegvervoer krijgt terecht veel aandacht. Ook
van mij. Short sea is de snelst groeiende vervoersmodaliteit. Ondanks
dat wordt veel potentie nog onbenut. Short sea staat daarom hoog op
agenda van het Nederlands voorzitterschap Europese Unie. Ik zet mij
bijvoorbeeld in voor het verminderen van de administratieve lasten,
met name douane-procedures. Het wegvervoer heeft veel minder
papierwerk. Dat moet gelijk getrokken voor short sea.
Die groei moet natuurlijk niet ten koste gaan van de kwaliteit van de
leefomgeving. Bij Groningen Seaports is het dilemma tussen
bedrijvigheid en milieu sterk aanwezig. Da's logisch met de Waddenzee
in je achtertuin. Met het plaatsen van windturbines en het verantwoord
ontmantelen van schepen, Ecodock geheten, zit Groningen op de goede
weg. Mijn ministerie heeft het onderzoek naar de haalbaarheid van
Ecodock dan ook financieel ondersteund.
In het verlengde hiervan noem ik de Europese Habitatrichtlijn. Deze
richtlijn wordt in 2007 geëvalueerd door de Europese Commissie. Ik
start nu met de inventarisatie van pijnpunten. Ik hoor graag van u.
Mijn taak is het de belangen van Noordelijke zeehavens goed af te
wegen tegen andere belangen.
Want de belangen van de economie moeten uiteraard goed afgewogen
worden. De drempels in de zeetoegang van de haven van Harlingen hebben
dus ook mijn volle aandacht. In de discussie hierover zal ik blijven
benadrukken dat verwijdering van de drempels belangrijk is voor de
regionale economie.
Dames en heren,
Genoeg gesproken. Ten onrechte wordt het zoete leven en gevoel voor
humor niet gekoppeld aan de `Noordelingen'. Vanavond wordt dat beeld
met dit diner en het optreden van Vrouw Holland wederom gelogenstraft.
Ik dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat