Nederland telt nu drie gepensioneerden op elke tien werkenden. Dat
aantal zal flink oplopen, tot zes gepensioneerden op elke tien
werkenden in 2040. D66 wil én een goede oudedagsvoorziening
garanderen, én goed onderwijs, én goede zorg én goede sociale
voorzieningen. Als je zoveel ambities hebt, dan ontkom je er niet aan
maatregelen te nemen om mensen langer te laten werken, zegt
D66-kamerlid Bert Bakker. Vandaag sprak hij in een schriftelijke
inbreng voor de behandeling van het wetsvoorstel VUT en prepensioen de
steun van D66 uit voor de plannen van de regering. De vergrijzing van
de grote babyboom-generatie is trouwens maar een deel van het
probleem, zegt Bakker. We worden steeds ouder. Daarnaast beginnen
later met werken, terwijl we er steeds eerder mee ophouden. Iedereen
kan begrijpen dat je dat niet kunt laten gebeuren als je
tegelijkertijd de sociale welvaartsstaat wilt behouden.
D66 wil in plaats van de huidige VUT- en prepensioenaftrek een
levensloopregeling, waarbij mensen veel meer keuzevrijheid krijgen
hoeveel ze willen sparen en wanneer zij dit willen gebruiken voor
verlof of vervroegde uittreding. Die regeling zal bovendien niet
alleen gelden voor werknemers, maar ook voor zelfstandige ondernemers.
Op dit moment is het zo, dat iedereen die eerder wil stoppen met
werken hier via de belasting toe wordt aangemoedigd. Het is in het
algemeen belang dat mensen langer doorwerken. Dan is het niet logisch
om mensen uit de algemene middelen te subsidiëren als zij er eerder
mee ophouden, zegt Bakker. Juist door op tijd maatregelen te nemen,
kan het op een relatief vriendelijke manier. Iedereen behoudt zijn of
haar opgebouwde rechten. Het gespaarde geld blijft van degene die het
heeft gespaard. Wie nu ouder is dan 55, kan ook gewoon blijven
doorsparen voor een prepensioen en mag dat zelfs van de belasting
blijven aftrekken. Wie jonger is dan 55, behoudt het reeds gespaarde
bedrag plus het voordeel dat behaald is door het rentevrije sparen.
50-plussers kunnen versneld een tegoed opbouwen voor een goede
levensloopregeling. In de toekomst staat het iedereen vrij verder te
sparen voor prepensioen, maar het gespaarde bedrag kan niet langer van
de belasting worden afgetrokken.
Hoewel D66 de plannen van het kabinet dus steunt, is dankzij de
Democraten een motie in de Kamer aangenomen die de regering vraagt te
onderzoeken hoe mensen in zware, slijtende beroepen na veertig
dienstjaren ook in de toekomst kunnen stoppen met werken. In bepaalde
beroepen is het vaak fysiek onmogelijk veel langer dan veertig jaar
door te werken. Het zou natuurlijk goed zijn, als mensen die zwaar
werk doen als brandweerman of bijvoorbeeld verpleegkundige, na enige
tijd van carrière veranderen. Maar dat is niet voor iedereen
weggelegd. Wij willen dat de regering voor die mensen onderzoekt hoe
vervroegd uittreden mogelijk kan blijven. Maar om álle Nederlanders
met belastinggeld te stimuleren er zo snel mogelijk mee op te houden,
dat is volgens D66 geen verstandige weg.
Hieronder vindt u de volledige schriftelijke inbreng van Bert Bakker:
---
Inbreng van de D66-fractie (Bert Bakker) inz. het wetsvoorstel
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet
inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de
Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale
behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)
(Kamerstuk 29760)
Donderdag 7-10-2004
N.B.: bladzijdeverwijzingen verwijzen naar de Memorie van Toelichting
(MvT) (Kamerstuk 29760, nr. 3), tenzij anders vermeld
D66-standpunt op hoofdlijnen
Met zeer veel belangstelling heeft de fractie van D66 kennis genomen
van dit wetsvoorstel, dat een fundamentele omslag aankondigt in een
trend die zich de afgelopen decennia heeft voorgedaan.
De Tweede-Kamerfractie van D66 is van mening dat er sinds de
oliecrises in de jaren 70 van de 20ste eeuw sprake is geweest van een
deels expliciet en deels impliciet sociaal akkoord dat er toe heeft
geleid dat oudere werknemers massaal afvloeiden via allerlei
regelingen die afhankelijk van de regeling meer of minder als
afvloeiingsregeling gingen fungeren, van WAO en WW tot VUT en
prepensioen. Ook de overheid was als het ware partij bij deze afspraak
en facilieerde (fiscaal en in de sociale zekerheid) en gedoogde (via
vrijstelling van de sollicitatieplicht en toestaan van
leeftijdsdiscriminatie) dat oudere werknemers op grote schaal werden
afgedankt. De oudere werknemers zelf - onder sociale druk in de
arbeidsorganisaties - konden weinig anders dan er het beste van maken
en gingen zich na verloop van tijd steeds meer hechten aan de
(gesubsidieerde) vervroegde uittreding.
Eén van de argumenten, ook thans nog veel gebruikt, voor vervroegde
uittreding was dat ouderen plaats zouden maken voor jongeren op de
arbeidsmarkt. In combinatie met arbeidsduurverkorting was het dus de
bedoeling werk te herverdelen. Hoewel een deel van de herverdeling
ineffectief bleek doordat de werkenden in een kleiner aantal
arbeidsuren vrijwel dezelfde hoeveelheid werk bleven verrichten, moet
gezegd dat herverdeling op de korte termijn wellicht enig soelaas
biedt. Voor D66 telt in dit vraagstuk echter primair de lange termijn.
Op de langere termijn is het dom de materiële welvaart en
werkgelegenheid als een koek te beschouwen die verdeeld moet worden.
Het gaat er juist om de (kennis)economie zo in te richten en het
beschikbare arbeidspotentieel zo te verhogen dat er meer en betere
koek verdiend wordt. Zo is er uiteindelijk meer te verdelen en
ontstaat een groter economisch draagvlak om belangrijke zaken als
onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu en veiligheid en niet te
vergeten de AOW duurzaam en ruimhartig te kunnen blijven betalen.
Overigens is in de praktijk gebleken dat naarmate de werkgelegenheid
van ouderen sterker is gestegen, ook de werkgelegenheid van jongeren
veelal een sterkere groei vertoonde.
Vergroting van de hoeveelheid beschikbare arbeid wordt naar de mening
van D66 des te belangrijker naarmate je je meer realiseert welke
vergrijzingsgolf er op ons afkomt. Een kleine greep uit de vele
beschikbare cijfers:
tot 2040 stijgt het aantal 65-plussers van meer dan 2 miljoen tot meer
dan 4 miljoen;
Nederland telt nu drie 65-plussers op elke tien werkenden. Als onze
arbeidsparticipatie niet verandert, zijn er in 2040 zes 65-plussers op
tien werkenden.
Gezien in het licht van de vergrijzing is het wenselijk dat mensen
langer blijven doorwerken om het economisch draagvlak voor alle goede
doelen niet te smal te laten worden. Dit geldt temeer voor wie zich
bedenkt dat het aantal gewerkte uren per levensweek tussen 1960 en
2000 daalde van 25 naar 16 uur (voor de helft a.g.v. kortere duur
voltijdbaan, voor een kwart door vervroegde uittreding, voor 10% door
toegenomen levensverwachting en voor 15% door het langer volgen van
onderwijs). En moest in 1960 nog een kwart pensioenjaar per werkjaar
worden opgebouwd, in 2000 was dat al een half pensioenjaar per
werkjaar.
Al met al is het volgens de D66-fractie volstrek onlogisch om via een
gunstig belastingregime, dus met subsidie van de fiscus, te bevorderen
dat mensen voor hun 65ste met de VUT of prepensioen gaan. Toch is dat
precies hoe het nu is geregeld. Toepassing van de omkeerregel maakt
het aantrekkelijk om eerder te stoppen met werken, en intussen zorgen
de fiscale subsidiëring en de (verplichte) premiefinanciering van VUT
en prepensioen voor een hoge en stijgende belasting- en premiedruk op
de mensen die nog wel werken.
De D66-fractie is daarom voorstander van het idee de fiscale
subsidiëring van VUT en prepensioen (met inachtneming van
overgangsmaatregelen) te beëindigen. Voorkomen moet worden dat de
werkenden van straks geconfronteerd worden met uit de hand lopende
kosten van een steeds grotere groep inactieven. Uit solidariteit met
de jongere generaties en met het oog op de toekomst zijn nu
maatregelen nodig, zeker omdat het als gevolg van overgangsmaatregelen
nog een aantal jaren kan duren voordat de door het kabinet
voorgestelde beëindiging van de fiscale faciliëring van VUT en
prepensioen hun volle effect sorteren. Ook de praktijk waarin
vervroegd uittreden min of meer opgedrongen wordt via verplichte
collectieve vroegpensioenregelingen (waarbij de kosten die er wel
degelijk zijn uit het gezichtsveld worden geschoven) en die een
cultuur heeft veroorzaakt waarin mensen voor gek worden verklaard als
ze langer doorwerken, moet naar de mening van de D66-fractie
doorbroken worden.
Door tegenstanders van de kabinetsvoorstellen wordt aangevoerd dat de
maatregelen niet nodig zijn, omdat de arbeidsparticipatie en de
gemiddelde uittreedleeftijd de laatste jaren zijn gestegen. Op
zichzelf is dit waar en kan gesproken worden van een goede prestatie,
waarbij de afspraken uit 1997 om omslaggefinancierde
vroegpensioenregelingen om te zetten in kapitaalgefinancierde
regelingen een toe te juichen stap zijn geweest. Toch vindt de
D66-fractie dat we hiermee niet tevreden moeten zijn. De stijging van
de arbeidsparticipatie onder ouderen zal vermoedelijk voor een deel
zijn veroorzaakt door de gunstige conjunctuur aan het eind van de
jaren 90. Desondanks lag de participatie (in banen van minstens 12 uur
per week) van mensen van 55-64 jaar in 2003 met 39% aanzienlijk
beneden de gemiddelde arbeidsparticipatie in Nederland (nl. 65%). Ook
daalde de gemiddelde uittreedleeftijd in 2003 weer iets, terwijl we
weten dat als gevolg van het zogenaamde cohorteffect grote groepen
toekomstige oudere werknemers in aantocht zijn. Zo loopt het aandeel
van 60-64-jarigen in de potentiële beroepsbevolking op van 7% nu naar
12% in 2020.
Alles bij het oude laten is voor de D66-fractie al met al geen optie.
Hoewel begrijpelijk is dat individuele mensen willen vasthouden aan
wat zij (ten onrechte, want er worden geen aanspraken afgepakt) als
verworven rechten zijn gaan beschouwen en hoewel evenzeer begrijpelijk
is dat vele mensen gebruik maken en hebben gemaakt van
vroegpensioenregelingen, moet er nu naar de toekomst gekeken worden.
Dat geldt ook voor de levensloopregeling. Het is goed dat er een begin
wordt gemaakt met een regeling die mensen uiteindelijk meer dan nu in
staat zal stellen zelf hun loopbaan en de verdeling van tijd tussen
bijvoorbeeld arbeid en zorg in de hand te nemen. Het is de fractie van
D66 niet ontgaan dat er, onder andere in de Emancipatie Effect
Rapportage, de nodige kritiek wordt uitgeoefend op de uiteindelijke
uitwerking en de verwachte gevolgen van de levensloopregeling. De
fractie van D66 is van mening dat het levensloopconcept kan uitgroeien
tot een waardevolle regeling en ook echt een eerlijke kans moet
krijgen. Tegelijkertijd zal het kabinet ook reëel zijn best moeten
doen om, gebruik makend van kritiek en opgedane ervaringen, een
regeling op te bouwen die mensen daadwerkelijk in staat stelt arbeid,
zorg en studie beter te combineren en niet gaat fungeren als
substituut-prepensioenregeling.
Onderbouwing en budgettaire aspecten
Op blz. 5-6 staat een overzicht van de budgettaire aspecten tot en met
2011. Voor het overige wordt er in de MvT weinig gekwantificeerd. De
fractie van D66 zou graag het volgende in kaart gebracht zien:
* hoeveel mensen vallen thans onder VUT- en prepensioenregelingen?
* welke premiepercentages en geldstromen zijn hiermee gemoeid?
* welke effecten op de deelname aan diverse regelingen heeft het
wetsvoorstel en wat betekent dit voor het arbeidsaanbod en de
arbeidsparticipatie?
* wat zijn de budgettaire consequenties op langere termijn, wanneer
door het vervallen van de omkeerregel geen belasting meer wordt
geheven op prepensioenuitkeringen?
Daarnaast is voor het slagen van de levensloopregeling van belang dat
mensen de financiële armslag hebben om hieraan deel te nemen. Deze
financiële ruimte zou kunnen ontstaan door het geleidelijk afnemen van
vroegpensioenpremies. De D66-fractie wil graag weten hoe groot dit
effect is, voor hoeveel mensen dit geldt en in hoeverre het wordt
vertraagd door overgangsmaatregelen bij de afschaffing van de fiscale
faciliëring voor VUT en prepensioen.
Overigens staat in Tabel 2 op blz. 5 dat het Niet doorgaan verlagen
maximum opbouw OP naar 70% in 2011 + 285 mln opbrengt. Moet dit geen -
285 mln zijn?
VUT en prepensioen
Motie-Verhagen c.s.
Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie-Verhagen c.s.
aangenomen, waarin de groep uitgezonderden wordt verruim van 57 jaar
en ouder naar 55 jaar en ouder. De fractie van D66 verzoekt het
kabinet aan te geven hoe deze motie wordt uitgevoerd en welke
consequenties dat heeft.
Fiscale behandeling VUT
De D66-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de
discussie tussen regering en Raad van State over de fiscale
behandeling van de VUT-regeling . Het kabinet stelt inderdaad een
dubbele belastingheffing voor, d.w.z. belastingheffing eerst bij de
financiering en vervolgens bij het uitkeren van de VUT. Geredeneerd
vanuit fiscalistisch oogpunt is dat niet ideaal. Daar staat tegenover
dat de in het Belastingplan 2004 voorgestelde heffing ineens bij het
ingaan van de VUT van tafel is. De regering maakt aannemelijk dat het
omkeren van de omkeerregel praktisch lastig uit te werken is. De
D66-fractie heeft er begrip voor dat het kabinet er vervolgens voor
heeft gekozen de VUT fiscaal te ontmoedigen in plaats van de VUT
fiscaal te blijven steunen.
Graag ook een reactie op de kritiek van de Stichting Kring van
Pensioen-Specialisten dat het bij pensioenfondsen die deels een
opbouwprepensioen en deels een omslagprepensioen uitvoeren ondoenlijk
is bij te houden welk deel van de uitkering ten laste van het fonds
komt (toepassing eindheffing) en welk deel door premiebetaling is
gefinancierd (geen eindheffing).
Alternatieve vroegpensioenregelingen
In het wetsvoorstel worden maatregelen genomen om alternatieve routes
voor vroegpensioen te blokkeren. De D66-fractie wil weten welke andere
fiscale en/of collectieve regelingen (afgezien van de
levensloopregeling) er daarna nog bestaan en die gebruikt kunnen
worden voor vroegpensioen. Kan hierbij specifiek worden ingegaan op de
fiscale faciliëring voor ouderdomspensioen van maximaal 100% van het
laatstgenoten pensioengevend loon bij een richtleeftijd van 65 jaar?
Bestaat niet het risico dat het beoogde effect van het wetsvoorstel
wordt uitgehold door regelingen met een andere naam maar met hetzelfde
instrument (de omkeerregel) en hetzelfde effect als de regelingen die
worden afgebouwd? Hoe ziet de regering het risico dat oudere
werknemers in toenemende mate in de WAO, WW en IOAW belanden naarmate
vroegpensioenregelingen minder aantrekkelijk zijn?
40 dienstjaren in slijtende beroepen
De fractie van D66 heeft de aangenomen motie van de heer Herben
gesteund waarin de regering wordt gevraagd de Kamer vóór 1 november
2004 te informeren welke mogelijkheden er zijn om na 40 dienstjaren in
een slijtend beroep vervroegd met pensioen te gaan. Wellicht ten
overvloede brengt de D66-fractie deze motie nog in herinnering, zodat
aan de hand van de beantwoording beoordeeld kan worden hoe aan deze
wens van de Kamer vorm kan worden gegeven.
Informatievoorziening aan slapers
Op blz. 11 stelt de regering dat dit niet het geschikte moment is om
een verplichting te introduceren om zogenaamde slapers te informeren
over bestaande prepensioenafspraken, maar dat wel een dringend beroep
op pensioenuitvoerders wordt gedaan om na te gaan welke mogelijkheden
er zijn om ook slapers te bereiken. D66 vraagt de regering concreter
te zijn wat hieraan nu precies wordt gedaan en hoe de
pensioenuitvoerders met dit beroep zullen omgaan.
Interne waardeoverdracht prepensioenrechten (blz. 12)
Er bestaat een mogelijkheid om prepensioenrechten om te zetten in
aanspraken op ouderdomspensioen (zgn. interne waardeoverdracht), maar
dit wordt overgelaten aan de sociale partners. De sociale partners,
die voor een deel sterk tegen het wetsvoorstel gekant zijn, krijgen
hierdoor de mogelijkheid prepensionering af te dwingen door interne
waardeoverdracht te blokkeren. De fractie van D66 vraagt zich af of
het niet mogelijk is mensen een recht op interne waardeoverdracht te
geven. Klopt het trouwens dat de interne waardeoverdracht beperkt
wordt door de maximale opbouwgrenzen voor ouderdomspensioen. Zou er
niet van afgezien moeten worden deze grenzen in dit geval niet te
hanteren?
Vervallen afkoopverbod prepensioenrechten (blz. 12)
De beoordeling of in een bepaalde sector of regeling afkoop van
prepensioenrechten wordt toegestaan, is voorbehouden aan de sociale
partners. Wat de D66-fractie betreft mag dit individueel besloten
worden. Graag een reactie.
Stamrechtvrijstelling (blz. 10)
In diverse reacties op het wetsvoorstel heeft de D66-fractie gelezen
dat de afschaffing van de stamrechtvrijstelling ten koste gaat van
andere doelen zoals voorzien in een aanvullende inkomensvoorziening
tussen twee dienstverbanden en compensatie van pensioenschade door
ontslag. Graag een reactie op deze kritiek.
Overgangsrecht gefacilieerde lijfrenten (blz. 10)
Na verwerking van de motie-Verhagen c.s. gelden de VUT- en
prepensioenmaatregelen niet voor werknemers vanaf 55 jaar (was 57
jaar). Voor fiscaal gefacilieerde lijfrenten geldt een dergelijk
overgangsrecht niet. De D66-fractie ziet hiervoor graag een
argumentatie.
Overgangsrecht 57-plussers (blz. 13/14)
Mensen boven de 55 worden uitgezonderd van de afschaffing van de
fiscale faciliëring van VUT en prepensioen, terwijl er voor mensen
tussen de 50 en 57 jaar een extra spaarmogelijkheid komt via de
levensloopregeling. Mensen boven de 57 die geen beroep op VUT- of
prepensioenregelingen kunnen doen lijken op dit punt buiten de boot te
vallen. D66 verzoekt het kabinet om een reactie.
Levensloopregeling
Reikwijdte levensloopregeling (blz. 14/15)
De voorgestelde levensloopregeling is gericht op werknemers. Bij de
D66-fractie is de vraag gerezen wat de reden is dat de regeling in de
plannen van het kabinet niet toegankelijk is voor zelfstandigen. Is
het denkbaar dat voor zelfstandigen een overeenkomstige
levensloopregeling wordt geïntroduceerd, wellicht naar analogie van de
FOR? Graag een reactie.
Tijdelijke heffingskorting ouderschapsverlof (blz. 19)
Om in aanmerking te komen voor de tijdelijke heffingskorting voor
ouderschapsverlof moet voldaan worden aan twee voorwaarden, waaronder
de voorwaarde dat de werknemer in het betreffende jaar een storting
doet op grond van de levensloopregeling (en dus in dat jaar niet
deelneemt aan de spaarloonregeling). De D66-fractie is benieuwd waarom
het in dat jaar niet deelnemen aan de spaarloonregeling reden is voor
uitsluiting van de ouderschapsverlofkorting, terwijl spaarloontegoeden
wel gedeblokkeerd kunnen worden als inkomensvoorziening tijdens
onbetaald ouderschapsverlof. Overigens plaatst de D66-fractie ook
vraagtekens bij de anticumulatiebepaling voor levensloop en spaarloon.
Administratieve lasten, controletaken, invoeringsinspanningen
Uit de MvT (blz. 23/24) en uit de vele reacties op het wetsvoorstel
blijkt dat het voorstel administratieve lasten, controletaken en grote
invoeringsinspanningen met zich meebrengt. Zo is het voor financiële
instellingen moeilijk controletaken uit te voeren omdat zij niet over
alle vereiste gegevens van hun klanten beschikken en is het wellicht
efficiënter als de Belastingdienst dat doet. Ook is het wellicht
efficiënter als de mogelijk bestaat dat uitvoerders van de
levensloopregeling rechtstreeks uitbetalen aan de werknemer (de
werknemer loopt dan ook geen risico van faillissement van de
werkgever). Het gaat te ver om een uitputtende opsomming van alle
administratieve problemen te geven, maar de D66-fractie kan zich niet
aan de indruk onttrekken dat er in overleg met de belangrijkste
betrokken actoren (bijv. ook over efficiënt omgaan met peildata) wel
verbetering ten opzichte van het huidige voorstel mogelijk moet zijn.
Graag een reactie.
Kredietmogelijkheid levensloopregeling
Voor mensen die niet in de gelegenheid zijn geweest voldoende tegoed
op te bouwen via de levensloopregeling maar toch behoefte hebben aan
verlof, zou het aantrekkelijk kunnen zijn een kredietmogelijkheid in
de regeling in te bouwen. Het is de D66-fractie niet duidelijk in
hoeverre het wetsvoorstel dit toestaat en zo ja, op welke manier.
Graag een reactie hierop, en graag ook een reactie op het position
paper van de Rabobank d.d. 5-10-2004 waarin wordt gesteld dat een
wettelijk recht op krediet onwenselijk (omdat ook niet-kredietwaardige
personen eronder zouden kunnen vallen) en overbodig is.
Internationale aspecten levensloopregeling (blz. 21/22)
De fractie van D66 wil meer duidelijkheid wat er gebeurt als een
werknemer emigreert en gaat werken bij een buitenlandse werkgever of
als een werknemer zonder te emigreren bij een buitenlandse werkgever
in dienst treedt. Wat gebeurt er in zulke gevallen met het gespaarde
tegoed op de levenslooprekening en wat zijn de mogelijkheden om dit af
te kopen?
Premies werknemersverzekeringen bij de levensloopregeling (blz. 15)
De inleg in de levensloopregeling maakt deel uit van de
premiegrondslag voor de werknemersverzekeringen. Bij opname van een
levenslooptegoed dient de werkgever loonbelasting en premies
volksverzekeringen in te houden. Het is de D66-fractie niet duidelijk
of dan nogmaals een premie werknemersverzekeringen verschuldigd is.
Ook is het zo dat een werknemer die via de levensloopregeling meer dan
18 maanden verlof opneemt, niet meer is verzekerd voor de
werknemersverzekeringen terwijl daarvoor wel premie is betaald. Graag
een reactie.
Tijdsparen (Artikel II, onderdeel D (artikel 19g Wet op de
loonbelasting 1964) (blz. 36)
Voor de levensloopregeling kan in tijd of in geld gespaard worden.
Hoewel het op zich mooi is dat mensen overtollige vrije dagen kunnen
inbrengen, vreest de fractie van D66 dat dit tot problemen in de
waardering van vrije tijd leidt waardoor er problemen kunnen ontstaan
als mensen van baan veranderen. Ook kunnen mensen hun gespaarde tijd
verliezen als de werkgever bij wie ze tijd gespaard hebben failliet
gaat. Is het niet eenvoudiger en beter voor de rechtszekerheid als
werknemers hun vrije tijd eerst bij hun werkgever in geld omzetten en
dit vervolgens inbrengen in de levensloopregeling, onder gelijktijdige
verplichting voor werkgevers om mee te werken aan geldsparen?
Resterend tegoed levensloopregeling bij bereiken pensioengerechtigde
leeftijd (Artikel II, onderdeel D (artikel 19g Wet op de loonbelasting
1964) (blz. 38)
De regering stelt voor dat resterende levenslooptegoeden op de dag
voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in de
belastingheffing worden betrokken, zodat wordt afgerekend tegen een
hoog tarief en niet tegen een lager tarief tijdens de pensionering. De
fractie van D66 vraagt zich af of dit een verstandige maatregel is.
Het niet benutten van de levensloopregeling voor vroegpensioen wordt
hiermee afgestraft, terwijl één van de doelstellingen van het
wetsvoorstel is dat mensen minder met vervroegd pensioen gaan. Is het
niet beter een mogelijkheid te creëren (een deel van) het resterende
levenslooptegoed als aanvullend pensioen te gebruiken?
Levenslooprekening, levensloopverzekering en spaarloonregeling (blz.
43)
Werknemers kunnen sparen op een levenslooprekening, een
levensloopverzekering sluiten en deelnemen aan de spaarloonregeling.
Per jaar moet echter gekozen worden of de werknemer aan de
levensloopregeling of aan de spaarloonregeling wil deelnemen. Het
risico bestaat dat de levensloopregeling hierdoor moeilijk van de
grond komt. De D66-fractie wil weten hoe de regering dit beoordeelt,
en is ook benieuwd naar het oordeel van de regering over het voorstel
van de verzekeraars voor een zgn. imputatieregeling. Dat houdt in dat
mensen jaarlijks via beide regelingen kunnen sparen, maar de deelname
aan de spaarloonregeling in mindering wordt gebracht op het jaarlijkse
maximum van de levensloopregeling. Wat zijn de budgettaire
consequenties van toepassing van zon imputatieregeling?
7-10-2004 20:01
D66