ChristenUnie
Nota-overleg Agenda voor een Vitaal Platteland Maandag 4 Oktober 2004
- 12:03
Bron: ongecorrigeerd stenogram
Arie Slob: Voorzitter. Als woordvoerder van een niet-coalitiepartij
heb ik even geaarzeld, maar ik wil toch beginnen met een compliment
aan het adres van de minister voor de Sgenda vitaal platteland. Het is
natuurlijk niet zo moeilijk om uitgebreid aandacht te besteden aan de
zaken die er niet in staan, maar als je kijkt naar het verleden, is
het toch goed dat er nu een agenda ligt en dat er in ieder geval een
poging is ondernomen om die te schrijven op basis van een visie op het
platteland die zich richt op de economische, ecologische en
sociaal-culturele aspecten van het landelijk gebied.
De titel Inspelen op veranderingen vind ik niet echt spetterend. Aan
de andere kant is die raak gekozen, zeker als je terugkijkt. Ik zeg
dit op de dag dat bekend is geworden dat oud-hoogleraar agrarische
geschiedenis Slicher van Bath is overleden. Op het platteland is er
heel veel veranderd. De plattelandssamenleving was lange tijd vrij
uniform en overzichtelijk, maar zij is intussen veranderd in een
heterogene samenleving waarin allerlei actoren wonen en zich bewegen.
Het platteland verandert steeds meer van een productieruimte in een
consumptie-ruimte, ook al is ruimtelijk gezien de landbouwproductie
nog altijd de belangrijkste functie met alle gevolgen van dien voor de
plattelandssamenleving.
De vele functies van het platteland, veelal complementair maar niet
altijd, brengen steeds meer tegenstrijdige ruimteclaims met zich mee.
Hier komt bij dat het platteland steeds minder los van stedelijk
Nederland kan worden gezien. Wij weten ook dat steeds meer stedelingen
hun weg hebben gevonden naar het landelijk gebied met alle gevolgen
van dien voor de sociale leefbaarheid en de cohesie, ook al is dat
moeilijk te kwantificeren.
Gecombineerd met de eisen van de maatschappij en van Europa staat het
platteland in het algemeen en de landbouw in het bijzonder momenteel
voor een grote veranderingsopgave in het landelijk gebied. De Agenda
vitaal platteland probeert een antwoord te geven op de vele
ontwikkelingen en uitdagingen waarvan ik er zojuist al enkele
schetste. De fractie van de ChristenUnie vind het van belang dat het
plattelandsbeleid voor de komende jaren zodanig wordt vormgegeven dat
de kwaliteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied gewaarborgd
en versterkt worden. Het is dan logisch dat er bijzondere aandacht
wordt geschonken aan de grondgebonden landbouw als een van de primaire
dragers van het landschap, maar het gaat natuurlijk niet alleen om de
taak en de plaats van de landbouw, hoe belangrijk die ook zijn. Ook
het voorzieningenniveau, ik denk dan aan het postkantoor, de huisarts,
de politiepost, enz., is van belang voor de leefbaarheid en zaken als
het openbaar vervoer verdienen onze aandacht.
Wat betreft het laatste hebben wij ons een aantal keren verzet tegen
bezuinigingen van het Rijk. Die hebben namelijk behoorlijk wat
consequenties gehad voor het al niet al te ruime OV-aanbod in het
landelijk gebied. Dat werd erdoor verder verschraald.
Er is een heel ruime inspraakronde geweest. Wij hebben dat zelf zeer
op prijs gesteld. Wij konden niet altijd persoonlijk aanwezig zijn,
maar uiteraard hebben wij kennisgenomen van de gesprekken die de Kamer
heeft gevoerd, en van de heel uitgebreide brieven en notities die naar
ons toe zijn gekomen. Ons is opgevallen dat de uitgangspunten en de
hoofdlijnen van de agenda Vitaal platteland over het algemeen positief
zijn ontvangen. De uitgangspunten zijn vooral samengevat in "kreten"
-- dat moet men niet als een negatieve kwalificatie zien -- zoals "van
zorgen van naar zorgen dat" en "centraal wat moet en decentraal wat
kan". De ontwik-kelings- en gebiedsgerichte aanpak zijn over het
algemeen goed ontvangen. De concreetheid van de nota is iets minder
goed ontvangen. Ook wordt de vraag gesteld of er wel voldoende
financiële middelen worden gekoppeld aan de doelen die in de nota
worden gesteld.
Zelf denken wij dat de agenda Vitaal platteland in principe een goede
richting aan-geeft. Het Rijk regelt wat nodig is; gemeenten en
provincies krijgen een grotere rol. Initiatief-nemers krijgen meer
ruimte. In het meerjarenprogramma worden vervolgens de algemene
in-strumenten, te weten geld en regelingen, in het vooruitzicht
gesteld. Daarbij is het wel van be-lang dat het meerjarenprogramma zo
concreet mogelijk is. Velen hebben de vinger daarop ge-legd. Het is
van belang dat het Rijk taakstellend heel concreet aangeeft om welke
instrumen-ten het gaat, om welke budgetten en waar en onder welke
condities die te krijgen zijn. Naar ik meen heeft de Raad voor het
Landelijk Gebied dit gezegd. Waar het Rijk zicht terugtrekt en het
ruimtelijk beleid decentraliseert, dient geen ruis te ontstaan.
Gecontroleerd terugtrekken moet daarom gewoon het devies zijn. Op de
cruciale punten moet het vlaggetjes uitzetten. Het moet bovendien
duidelijk zijn in het decentraliseren en adresseren van
verantwoordelijkhe-den.
Ook is van belang dat gaten tussen de ambities en de mogelijkheden om
tot uitvoering te komen, wel worden gedicht. Ons valt toch wel op dat
tussen uitgesproken doelen en toege-zegde middelen enigszins frictie
zit. Ik noem één voorbeeld, te weten het GIOS (Groen in en om de
stad). Daarvoor wordt een bedrag gereserveerd van 20 mln, maar naar
verwachting is dat toch te weinig om bijvoorbeeld het recreatief groen
in de Randstad te realiseren terwijl dat hard nodig is. Op dat punt
willen wij graag een reactie van de minister hebben.
De grondgebonden landbouw staat onder druk, omdat enerzijds de marges
steeds klei-ner worden en anderzijds de implementatie van de
nitraatrichtlijn en, over niet al te lange tijd, de implementatie van
de Europese kaderrichtlijn Water voor de nodige hoofdbrekens zorgen.
Schaalvergroting en verbreding zijn wegen die worden bewandeld om te
ontsnappen aan de schaarbeweging tussen in- en outputprijzen. Wij
roepen de minister op om meer te doen aan structuurverbetering voor
bedrijven. Bovendien willen wij meer aandacht voor de groene diensten.
In de agenda Vitaal platteland wordt de nodige aandacht gegeven aan de
verbreding en de groene diensten, maar graag zien wij dat de minister
meer zal experimen-teren met bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer.
Daardoor kan dit op meer plaatsen in ons land een integraal onderdeel
worden van agrarische bedrijfsvoering.
Onlangs heeft de Europese Commissie het voorstel voor de
plattelandsverordening 2007-2013 gepresenteerd. Daarin worden drie
hoofddoelen uitgewerkt: versterking van con-currentiepositie van de
landbouw, beheer, en economische diversificatie van het platteland.
Daarbij is het mogelijk om 60% van het POP-geld in te zetten voor
versterking van de land-bouwsector. Is de minister van plan die 60%
hiervoor daadwerkelijk in te zetten? Zoals hij zal begrijpen acht mijn
fractie het van belang om de beschikbare middelen uit Europa, waarmee
invulling wordt gegeven aan de zo belangrijke tweede pijler van het
GLB, zo veel mogelijk aan te wenden voor de grondgebonden landbouw. In
verband met de cofinanciering zal dat overigens ook wat nationale
middelen vergen.
Mevrouw Snijder had het al over de westelijke veenweiden. Ons heeft
een noodkreet bereikt van de burgemeesters van de gemeenten die in die
gebieden liggen. Het was niet voor het eerst dat wij zo'n noodkreet
ontvingen; de burgemeesters hebben al vaker met enige kracht aan de
bel getrokken. Op het document dat wij kregen, stond niet voor niets
in rode letters "herhaling". Wij willen een reactie van de minister
krijgen op het pleidooi om de subsidie-regeling voor landbouw met
natuurlijke handicaps sneller en ruimhartiger in te voeren in de
veenweidegebieden. Moet het subsidiebedrag van 94 euro per hectare als
een eerste stap worden beschouwd of is dat het definitieve eindbedrag?
Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA): De heer Slob heeft het over de
veenweide-gebieden, over de natuurlijke handicaps. Ik vind eigenlijk
dat wij het over de natuurlijke kroonjuwelen zouden moeten hebben,
want het zijn ontzettend mooie gebieden. Wij hebben op andere plekken
in het land ook een veelvoud aan dit soort gebieden. De heer Slob
vraagt om een verhoging van het bedrag, maar in Overijssel en
Gelderland bestaan ook veel van dit soort gebieden. Wil de heer Slob
dat dit bedrag wordt verhoogd of wil hij aan de minister vragen of hij
de andere gebieden ook in overweging neemt?
Arie Slob: Dit soort interrupties zijn altijd mooi, want daardoor heb
je meer tijd.
De voorzitter: Dat is nog maar de vraag natuurlijk. U gaat
rechtstreeks in op de interventie van mevrouw Schreijer.
Arie Slob: Ik heb u vaker als voorzitter zien functioneren. Volgens
mij was u altijd zeer lankmoedig als het om dat soort dingen ging,
maar er kan iets veranderd zijn. Het voorbeeld van de westelijke
veenweidegebieden maakt de problematiek duidelijk. Uiteraard spreekt
het voor zichzelf dat er in dit land andere gebieden zijn die met de
zelfde knelpunten kampen. Mijns inziens is het van belang dat wij daar
gezamenlijk over nadenken. Als mevrouw Schreijer als
vertegenwoordigster van de CDA-fractie mogelijkheden ziet om daar
extra geld voor beschikbaar te stellen, is dat mooi, want dan kunnen
wij samenwerken.
De heer Van der Ham (D66): Ik heb hierover een vraag in aansluiting op
de vraag van mevrouw Schreijer-Pierik. Ik kom zelf uit de
veenweidegebieden in het westen van Nederland. Zij zijn omringd door
steden. De veenweidegebieden vormen dus een bedreigd stukje groen. In
Overijssel is dat anders, want daar is meer ruimte. Stel dat er
financiële middelen waren -- ik weet ook niet waar die te vinden zijn
-- wil de heer Slob dan een onderscheid maken tussen bedreigde stukken
groen in een stedelijke omgeving en plaatsen die minder bedreigd
worden? Zou hij voor die plaatsen minder geld willen uittrekken?
Arie Slob: Dit is ook extra tijd. Ik vind dat je inhoudelijk moet
bestuderen of het op dergelijke plaatsen in Nederland verantwoord is.
De westelijke veenweidegebieden vragen niet alleen om meer geld, maar
ook om een inhoudelijke aanpak. Straks zeg ik nog iets over de
aandacht die in de Agenda Vitaal Platteland is besteed aan water. Dat
is vooral voor die gebieden een kwetsbaar punt.
Wij horen graag wat de reactie van de minister is op het voorstel van
LTO om een studie te doen naar gebieden die als probleemgebied kunnen
worden aangemerkt, want Nederland heeft nog ruimte met het oog op de
percentages die daarvoor gelden en met het oog op wat uiteindelijk,
zogezegd, tot de mogelijkheden behoort.
Wij vinden het samenbrengen van alle financiën in een enkel
investeringsbudget voor het landelijk gebied een goede stap. De
concrete doorwerking van de afspraken tussen het Rijk en de provincie
op andere overheden als waterschappen en gemeenten is in onze ogen
onderbelicht. Aan de andere kant is het zaak dat er niet te veel
toetsingscriteria komen in het budget voor het landelijk gebied. Het
blijft dus zoeken naar het juiste evenwicht, want het mag ook geen
bureaucratisch gedrocht worden.
De Dienst landelijk gebied doet de aankopen in het kader van de
ecologische hoofd-structuur. Daarbij dragen de provincies nog veel
verantwoordelijkheid voor het verwezen-lijken van de ecologische
hoofdstructuur. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de
afstemming tussen de Dienst landelijk gebied en de provincies goed is
in verband met de aankopen in het kader van de ecologische
hoofdstructuur? Goede aansturing van de Dienst landelijk gebied en
duidelijke prestatieafspraken tussen het Rijk en de provincies zijn in
onze ogen nodig.
Aan water had van ons meer aandacht mogen worden besteed in de Agenda
Vitaal Platteland. Water is in ons land een van de belangrijke
ordenende principes. Er lijkt op het vlak van water ook frictie te
bestaan tussen de ambities en de beschikbaarheid van financiële
middelen.
Ik geef daarbij twee voorbeelden die ons zijn opgevallen. Door
verwezenlijking van natuurdoelen kan planschade ontstaan. Waar zijn de
financiën om de planschade te compenseren? Het rijksbeleid voor
herstel van de zoet-zoutgradiënten, onder andere het Haringvliet,
vraagt om voorraadberging om verzilting tegen te gaan. Hiervoor dient
na een kosten-batenanalyse een bedrag op de rijksbegroting
gereserveerd te worden.
Verder brengt de implementatie van de EKW extra ruimtebeslag mee. Wij
hebben het idee dat daaraan voorbij wordt gegaan in de Agenda Vitaal
Platteland.
Ik sluit mijn bijdrage in eerste termijn af. Het is van belang dat wij
waar de mogelijk-heden er zijn, proberen om de Agenda Vitaal
Platteland verder te verbeteren op de punten waarvoor ik in eerste
termijn aandacht heb gevraagd, waarvan wij denken dat er nog witte
vlekken zijn. Ook van belang is dat wij daadwerkelijk energiek en
voortvarend daarmee aan de slag gaan. Dat is niet alleen een zaak voor
de bestuurders, hoe belangrijk ook de rol is die zij daarin hebben.
Dat zijn dan de minister en zijn ambtenaren, de provincies, de
gemeenten, de waterschappen. Het is ook van belang dat de boeren, de
burgers en de buitenlui inspannin-gen verrichten, creatief zijn en met
initiatieven komen teneinde de kwaliteit en de leefbaar-heid van ons
mooie platteland, waarvoor ik aan het begin van mijn bijdrage aandacht
vroeg, te verbeteren.
---