Kamerstuk, 6-10-2004
Motie Lambrechts/Van Miltenburg (29 564, nr. 8) inzake
zorgvernieuwingsgelden
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2516254
6 oktober 2004
In uw brief VWS/04/56/LD d.d. 89 september jl. verzoekt u mij aan te
geven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van
de motie Lambrechts/Van Miltenburg inzake zorgvernieuwingsgelden.
In reactie op de oorspronkelijke motie Lambrechts (29 200 XVI, nr.100)
heb ik aangegeven bereid te zijn om te bezien hoe er, afhankelijk van
de uitkomst van door de zorginstellingen aan te leveren gegevens,
alsnog middelen voor zorgvernieuwing in de sector verpleging en
verzorging kan worden ingezet. Dit tot een maximaal bedrag van EUR 100
mln.
Bij brief van 30 juni 2004 heb ik u mijn standpunt in deze laten
weten. Daarover hebben wij op 1 juli jl. gedebatteerd. Na afloop van
het debat heeft uw Kamer de motie Lambrechts/Van Miltenburg
aangenomen.
Ik constateer dat u mij in uw de motie verzoekt mijn afspraken na te
komen en maximaal EUR 100 mln voor zorgvernieuwing in te zetten. Ik
heb u op de zelfde dag nog een brief met nadere informatie doen
toekomen. Ik heb daarin aangegeven van mening te zijn de toezegging
aan de Kamer tijdens de begrotings-behandeling in december 2003
volledig te hebben uitgevoerd. Dit door voor 2004 EUR 40 mln.
beschikbaar te stellen voor zorgvernieuwing in de sector verpleging en
verzorging.
Het CTG heeft op 21 juni een beleidsregel vastgesteld waarmee deze EUR
40 mln. aan zorgvernieuwingsmiddelen ter beschikking van de sector
wordt gesteld. Ik heb inmiddels aan deze beleidsregel mijn goedkeuring
gehecht.
Ik ben van mening daarmee de motie Lambrechts/Van Miltenburg te hebben
uitgevoerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport