Duizenden werkloze jongeren buiten bereik
arbeidsmarktbeleid
Raad voor Werk en Inkomen
6 oktober 2004
1. Inleiding
Er zijn in Nederland verschillende werkloosheidscijfers in omloop. Dat geldt ook voor
de jeugdwerkloosheid. Dat er verschillende cijfers bestaan, is op zichzelf niet vreemd.
Werkloosheid is immers een relatief begrip. Daarbij spelen elementen een rol als:
Hoeveel werk heb je? Hoeveel werk wil je? Hoe actief zoek je? Sta je ingeschreven bij het
CWI? Kun je werken? Ben je beschikbaar?
De verschillende manieren waarop werkloosheid in beeld gebracht wordt, hangen samen
met criteria die aan de hand van dit soort vragen gehanteerd worden. Wie weet hoe dat
in elkaar zit, kan de cijfers die regelmatig gepubliceerd worden beter begrijpen en
interpreteren. Daarom wordt in deze notitie begonnen met een beknopte uitleg van de
verschillende telwijzen.
Die uitleg over de verschillende telwijzen leert ons dat elk ervan zijn beperkingen heeft
waar het gaat om vragen naar aard en omvang van de problematiek van de
jeugdwerkloosheid. Om beleid te kunnen formuleren moeten we meer vanuit de
doelgroep en niet vanuit de definities denken. Daarom geeft deze notitie een analyse van
de werkloosheidsproblematiek van jongeren die uitgaat van de jongeren zelf. Binnen de
hele categorie van jongeren tussen de 15 en 24 jaar worden deelcategorieën
onderscheiden die in verband met het niet deelnemen aan het arbeidsproces als een
arbeidsmarktbeleidsprobleem gezien kunnen worden. Dankzij de medewerking van het
CBS heeft deze ordening tot stand kunnen komen.
Inzicht in hoeveel jongeren object van het arbeidsmarktbeleid zijn en waarom ze dat zijn,
roept de vraag op naar vraag naar de mate waarin deze jongeren door het
arbeidsmarktbeleid bereikt worden. Ook die vraag wordt in deze notitie beantwoord.
Wie daarna nog meer over deze materie wil weten kan terecht bij CBS en CWI, die
gezamenlijk een notitie over de samenloop tussen CWI- en CBS-cijfers hebben
gepubliceerd.1
Deze notitie zal worden aangeboden aan de Overleggroep jeugdwerkloosheid.
1 CWI, Arbeidsmarktjournaal december 2003.
---
2. De verschillende werkloosheidsdefinities en de jongeren
Wie de publicatie van cijfers over de jeugdwerkloosheid regelmatig bijhoudt, kan niet
anders dan concluderen dat het een enigszins verwarrend beeld oplevert:
· Halverwege 2004 waren er volgens het CBS ongeveer 140.000 werkloze
jongeren2. Dat wil, in CBS-termen, zeggen dat er een werkloze beroepsbevolking
is onder de 24 jaar van 140.000.
· De geregistreerde werkloosheid onder jongeren is volgens het CBS ongeveer
40.000.
· Er staan ongeveer 80.000 jongeren bij het CWI geregistreerd als niet werkend
werkzoekende3.
Onder die 140.000 werkloze jongeren van de werkloze beroepsbevolking zitten veel
scholieren en studenten, op zoek naar een vakantie- of bijbaantje. Dat is weer een heel
andere problematiek dan die van de werkloze schoolverlater.
De hamvraag is dan ook: hoe hoog is de jeugdwerkloosheid nu werkelijk?
Om deze vraag te beantwoorden, lopen we de in bovenstaande opsomming gebruikte
terminologieën langs.
Wanneer hoor je als jongere bij de werkloze beroepsbevolking?
Je hoort als jongere bij de werkloze beroepsbevolking wanneer je:
· geen werk hebt voor 12 uur of meer,
· wel verklaart 12 uur of meer te willen werken,
· daarvoor beschikbaar bent,
· activiteiten ontplooit om zo'n baan te vinden
· óf er al een gevonden hebt en daarin binnenkort aan de slag gaat.
Wanneer val je als jongere onder de geregistreerde werkloosheid?
Je valt als jongere onder de geregistreerde werkloosheid wanneer je ingeschreven staat bij
het CWI èn:
· Tot de werkloze beroepsbevolking behoort of
· Wel beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt maar niet zelf zoekt.
Wanneer hoor je als jongere bij de niet werkende werkzoekenden van het CWI?
Je hoort als jongere tot de niet werkende werkzoekenden wanneer je als zodanig staat
ingeschreven bij het CWI. Daar vallen dus al degenen die tot de geregistreerde
werkloosheid horen onder, plus alle andere als niet werkend werkzoekende
ingeschrevenen. Onder die laatste categorie zitten ook jongeren die nog ingeschreven
staan maar inmiddels al een baan gevonden hebben en jongeren die alleen om
uitkeringstechnische redenen geregistreerd zijn.
2 Bron: CBS-statline 2004
3 Bron: CWI arbeidsmarktjournaal juni 2004
---
Welke conclusie levert dit op voor de verschillende werkloosheidscijfers?
Allereerst dat je aan veel meer eisen moet voldoen om tot de werkloze beroepsbevolking
te horen dan om een geregistreerde werkloze te zijn. Als je beschikbaar bent en je bent
ingeschreven bij het CWI, hoef je voor dat laatste verder niets meer te doen.
Wil je echter tot de werkloze beroepsbevolking horen, dan hoef je weliswaar niet bij het
CWI ingeschreven te staan, maar je moet dan wel willen werken en werk zoeken.
Het gemakkelijkste is het om tot de `niet-werkende werkzoekenden' te horen. Daarvoor
hoef je alleen maar als zodanig ingeschreven te staan bij het CWI.
Het bovenstaande leert ons ook dat we er goed aan doen om vanuit de specifieke
doelgroep te redeneren wanneer we het over de jeugdwerkloosheid hebben. Dat kan over
2003 dankzij recente CBS-cijfers.
---
3. Op welke jongeren zonder werk moet het beleid zich richten?
Het CBS heeft op verzoek van de RWI de arbeidsmarktpositie van jongeren uitgebreid
in beeld gebracht door onder andere de resultaten van de enquête beroepsbevolking te
koppelen aan de CWI-data4. Van het resultaat kunnen we gebruik maken om een beeld
te krijgen van wie onder de 1,9 miljoen jongeren van 15 tot 24 jaar er in verband met
het niet hebben van een baan object van arbeidsmarktbeleid moeten zijn.
Van alle 1,9 miljoen jongeren in 2003 had 43% een baan. Vinden we daarmee die
andere 57% problematisch? Nee. Want veel jongeren zitten nog op school.
Van alle 1,9 miljoen jongeren zat 65% op school5. Een flink deel van de scholieren en
studenten is overigens actief op de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat ze 12 uur of meer
per week werken (300.000 scholieren en studenten) of werk zoeken (40.000 scholieren
en studenten).
Níet of nauwelijks op school en níet of nauwelijks aan het werk waren 149.000
jongeren. Dit aantal komt al veel dichter bij wat we als het probleem van de
jeugdwerkloosheid beschouwen. Deze 149.000 kunnen we als volgt onderverdelen (zie
figuur 16):
15-24-jarigen buiten onderwijs zonder werk in 2003
(bron CBS)
57.000; 38% wil niet en zoekt niet
62.000; 42%
zoekt niet maar wil wel
wil en zoekt
30.000; 20%
figuur 1
4 De volledige resultaten zijn te vinden in het CBS-webmagazine van 27 september 2004
5 Dat percentage is sinds 2001 toegenomen. Tussen 2001 en 2003 nam het aantal jongeren tussen de 15
en 24 jaar met 35.000 toe. De hele toename ging echter in de schoolbankjes zitten. Dat is voor een deel te
verklaren uit de sromen. De toename van het aantal jongeren kwam tot stand doordat de instroom van
15-jarigen groter was dan de uitstroom van 24-jarigen. De jongsten zitten allemaal op school, de oudsten
zijn daar deels al af. Wanneer het aantal jongeren groeit, neemt het percentage dat op school zit dus
vanzelf toe en omgekeerd. Er dient rekening mee gehouden te worden dat deze jongeren op een later
tijdstip alsnog op de arbeidsmarkt verschijnen. Hopelijk is dan de arbeidsmarkt weer voldoende
aangetrokken. Anders is een deel van het probleem niet opgelost maar uitgesteld.
6 Bij de uitsplitsing van cijfers in deze analyse kunnen afrondingsverschillen optreden.
---
1. 57.000 jongeren zijn op zoek naar een baan voor 12 uur of meer.
2. 30.000 jongeren zonder school of werk willen op zich wel een baan voor 12 uur
of meer maar ze zijn er niet naar op zoek:
3. 62.000 jongeren zonder school of werk willen geen werk.
De 57.000 werkzoekenden zijn in ieder geval echte werkloze jongeren. Wellicht zijn dit
nog niet de meest problematische jongeren, want ze zijn tenminste actief op zoek en
vinden vaak ook wel snel een baan.
Van de 30.000 die wel willen maar niet zoeken weten we het volgende:
· 11.000 zeggen dat ze niet op korte termijn kunnen beginnen. De reden waarom
niet is onbekend. Dat kan bijv. zijn omdat ze eerst op vakantie willen.
· Ruim 19.000 zijn om uiteenlopende redenen momenteel niet actief op zoek naar
werk. Echt ontmoedigd is overigens maar een klein deel ervan (ongeveer 3.000).
Het meest complex is de categorie jongeren zonder school of werk die geen werk willen.
We weten globaal waarom niet:
· 16.000 jongeren hebben zorgtaken die ze van het werk houden.
· 18.000 volgen een of andere niet-volledige dagopleiding, waarmee ze het voor
hun gevoel voorlopig druk genoeg hebben, zijn gestopt met een opleiding maar
hebben besloten de studiedraad weer op te vatten, of hebben een opleiding
afgerond en zijn van plan door te gaan met een vervolgopleiding.
· Daarnaast zijn nog eens 11.000 jongeren te ziek om te werken.
· Dan resteren er ruim 16.000 waarvan we niet weten waarom ze niet willen
werken.
15-24-jarigen buiten onderwijs, willen geen werk voor
12 uur of meer (bron CBS)
16.000; 26% 16.000; 26%
zorg
opleiding
ziekte
anders
11.000; 18%
18.000; 30%
figuur 2
---
Wat zegt deze informatie nu over aard en omvang van de jeugdwerkloosheids-
problematiek?
Met in het achterhoofd het (mogelijke) bereik van arbeidsmarktbeleid selecteren we de
volgende (sub)categorieën (figuur 3):
1. We hebben om te beginnen de 57.000 niet lerende jongeren, die geen werk
hebben maar daar wel ijverig naar op zoek zijn. Deze noemen we de actieve
zoekers.
2. Daarnaast zijn er de ruim 19.000 jongeren die op korte termijn zouden kunnen
beginnen met werk, maar er om onduidelijke redenen daar niet naar zoeken: dit
zijn passieve zoekers.
3. Een specifieke probleemcategorie vormen de 16.000 jongeren die vanwege
zorgtaken buiten onderwijs en arbeidsmarkt staan. We kunnen ons afvragen wat
dat voor hun toekomstige sociaal-economische positie voor gevolgen zal hebben.
Laten we hen de jonge zorgers noemen.
4. Ten slotte zijn er de 16.000 jongeren die zonder duidelijke reden geen werk
willen. Die noemen we de niet-willers. Dit is een zeer breed samengestelde
categorie waaronder naar vermoed kan worden een groot aantal echte
probleemgevallen zullen schuilgaan.
Bij elkaar zijn dit in 2003 108.000 jongeren die van belang zijn voor het beleid met
betrekking tot de jeugdwerkloosheid. Die hoeven niet allemaal een probleem te zijn.
Werkloosheidsproblematiek jongeren in 2003, nader
gespecificeerd.
16000; 15%
actieve zoekers
16000; 15%
passieve zoekers
57000; 52% jonge zorgers
niet-willers
19000; 18%
figuur 3
De actief zoekenden zullen voor een groot deel vermoedelijk snel op eigen kracht werk
vinden. Zelfs een deel van de passieve zoekers zal spontaan aan het werk kunnen komen.
Onder de niet-willers kunnen jongeren schuilgaan die zich nog beraden op de vraag of
ze zullen doorleren of gaan werken of jongeren die eerst een jaar op reis willen.
---
Buiten beschouwing laten we hiermee de jongeren die wel willen werken "maar nu even
niet". Daar zullen bijvoorbeeld jongeren die net van school komen en eerst even van hun
vrijheid willen genieten tussen zitten.
Buiten beschouwing laten we ook de jongeren die weliswaar geen dagonderwijs volgen,
maar nog wel op een of andere manier aan scholing doen.
Buiten beschouwing laten we ook de jongeren die te ziek zijn om te werken of werk te
zoeken.
Net zoals we met degenen die we wel meetellen vermoedelijk een aantal jongeren
meetellen waar het beleid zich niet druk om hoeft te maken, laten we met degenen die
we buiten beschouwing laten vermoedelijk een aantal gevallen die aandacht vragen
buiten beeld. De vier categorieën die we meetellen vormen samen desondanks de best
mogelijke benadering die we op dit moment kunnen maken van de problematiek van de
jeugdwerkloosheid.
Het aantal van 108.000 niet werkende jongeren in 2003 is nu vermoedelijk sterk
toegenomen. Op basis van de laatste CBS-cijfers kan verwacht worden dat de categorie
"werkzoekende jongeren" zo'n 30% is gegroeid. De overige categorieën zullen minder
zijn toegenomen. Hun aantal ontwikkelt zich immers voor een belangrijk deel
onafhankelijk van de conjunctuur. Dat betekent ook dat nu een veel groter deel van de
jongeren zonder werk actief op zoek is. Daarom schatten we de omvang van de
doelgroep op dit moment (najaar 2004) op ongeveer 130.000.
---
4. Worden de werkloze jongeren bereikt door het beleid?
Om door het arbeidsmarktbeleid bereikt te kunnen worden moeten jongeren
ingeschreven staan bij het CWI. Ook wanneer de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is
om door het CWI bemiddeld te worden, is inschrijving noodzakelijk om in aanmerking
te komen voor een reïntegratietraject via UWV of gemeente. Daarom wordt hier
uitgegaan van inschrijving bij het CWI als indicator voor het bereik van het beleid. Dat
wil overigens niet zeggen dat voor alle betrokken jongeren het CWI de aangewezen
instantie is. Dankzij de koppeling met de CWI-registratie is in beeld te brengen hoeveel
jongeren uit onze doelgroep bij het CWI bekend zijn (figuur 4).
Bereik CWI bij verschillende categorieen jongeren (bron
CBS)
totaal 38000 70000
niet-willers 2000 14000
CWI
jonge zorgers 3000 13000 niet-CWI
passieve zoekers 7000 13000
actieve zoekers 26000 31000
0% 20% 40% 60% 80% 100%
figuur 4
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat van de 108.000 jongeren die hier als doelgroep van
het arbeidsmarktbeleid zijn aangemerkt 65% (70.000) niet bij het CWI staat
ingeschreven en dus buiten het bereik van het arbeidsmarktbeleid valt.
Het bereik is nog het best bij de werkloze jongeren die actief op zoek zijn naar werk.
Daarvan wordt bijna de helft door het CWI bereikt.
De overige categorieën, samen goed voor 48% van de problematiek, worden minimaal
bereikt. Vooral de grote categorie `niet-willers' is onbekend op het CWI. Dat is op zich
begrijpelijk. Wie geen werk zoekt heeft meestal op het CWI ook niets te zoeken. Het is
wel een punt van aandacht: waar komen deze jongeren elders in beeld?
Een belangrijke verklaring voor het geringe bereik van jongeren kan zijn dat veel van hen
geen recht hebben op een uitkering. Het CWI laat momenteel onderzoeken hoeveel
jongeren zonder werk die een baan van korte duur hebben gehad niet aan de referte-
eisen van de WW voldoen en wat de gevolgen daarvan zijn voor het inschrijfgedrag.
Dat is beleidsmatig van belang omdat wanneer die gevolgen groot zijn een aanscherping
van de referte-eisen kan leiden tot een nog geringer bereik van werkloze jongeren.
---
5. Samenvatting en conclusies
1. In 2003 had de werkloosheidsproblematiek betrekking op 108.000 jongeren.
Dit aantal zal medio 2004 inmiddels ongeveer 20.000 hoger uitkomen.
2. In tegenstelling tot het maandelijkse CBS-cijfer zijn scholieren en studenten op
zoek naar een bijbaan hier buiten gelaten.
3. De jongeren waar de werkloosheidsproblematiek betrekking op heeft, zijn niet
allemaal op zoek naar werk. Vaak is de oorzaak van hun
werkloosheidsproblematiek dan ook buiten de arbeidsmarkt gelegen (maar
daarmee niet minder serieus te nemen).
4. De jongeren waar het beleid zich op zou moeten richten zijn onder te verdelen
in actief zoekende jongeren, passieve zoekers, jonge zorgers en niet-willers.
Hiervan was in 2003 ruim de helft actief werkzoekend. Dat aandeel zal anno
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid