Ministerie van Buitenlandse Zaken

Openingswoord minister Agnes van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) bij de oprichtingsvergadering van Partos, Amsterdam, KIT, 6 oktober 2004Nieuwe partner van formaat op de wereldkaart

Toen in 1963 bij het ministerie van Buitenlandse Zaken bekend werd dat een aantal particuliere ontwikkelingsorganisaties binnen afzienbare termijn het Jongeren Vrijwilligers Corps ­ het JVC - zou oprichten, huurde de toenmalige DGIS Jan Meijer dezelfde dag een pand, liet er een bordje JVP opspijkeren (Jongeren Vrijwilligers Programma), zette er een ambtenaar neer en liet Luns het geheel feestelijk in een persconferentie aankondigen. Om de kritiek van de woedende particulieren te pareren ­ dat het om een lege huls zou gaan ­ vloog de ambtenaar de volgende dag met het vliegtuig naar Kameroen, vroeg een gesprek aan met de premier en keerde met een aantal projecten op zak terug. Deze anekdote - afkomstig uit het boek "De wereld volgens prins Claus" illustreert dat overheid en particuliere organisaties niet altijd met elkaar op goede voet hebben gestaan. Vandaag de dag zou een hilarische situatie zoals met de JVC en JVP ondenkbaar zijn en hoe anders zijn de onderlinge verhoudingen nu, u nodigt mij uit aanwezig te zijn bij de oprichtingsvergadering van uw nieuwe branchevereniging Partos.

U heeft met de oprichting van Partos ­ een eigen koepelorganisatie voor de particuliere ontwikkelingsorganisaties - gekozen voor de krachtenbundeling: een geweldige kans én uitdaging zowel voor u als particuliere organisaties in Nederland als voor dié partijen waarmee u samenwerkt zoals de partnerorganisaties in het Zuiden, het bedrijfsleven en de overheid zowel in het Zuiden als in Nederland. Een felicitatie is dus zeer zeker op zijn plaats! Een initiatief waarvoor ik graag voor 2005 een eenmalige startsubsidie van 100.000 Euro ter beschikking stel.

U bent er bovendien in geslaagd Partos in één jaar tijd van de grond te tillen. Het leverde u zelfs een compliment op van de OS-watcher van het dagblad Trouw Han Koch, die in een artikel van 19 augustus jongstleden over dat ene jaar schreef: "dat lijkt wellicht lang, maar de sector ontwikkelingssamenwerking wordt gekenmerkt door grote onderlinge concurrentie. De strijd om de gunst van de gulle gevers, overheid en particulier, wordt vooral gevoerd door profilering en in geringe mate door samenwerking." Han Koch overdrijft natuurlijk maar dit compliment kunt u in uw zak steken.

Partos straalt ambitie en elan uit, zoals blijkt uit uw mission-statement en behalve dat Partos van grote betekenis zal blijken te zijn voor de aangesloten organisaties zelf, voorzie ik dat Partos in de toekomst een rol kan spelen en een impact zal krijgen die de belangenbehartiging ver overstijgt. Een factor van belang. Vanwege de krachtenbundeling, de diversiteit de aanwezige expertise en ervaring ­ veel van uw organisaties zijn al langer met ontwikkelingssamenwerking bezig dan de Nederlandse overheid ­ en de herkenbaarheid en zichtbaarheid van de sector, zijn de mogelijkheden voor u onbegrensd. Partos heeft de potentie om uit te groeien tot een cruciale speler op het gebied van internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling zowel in Nederland als in het Zuiden als in samenwerking met andere NGO's.

Wat is die potentie van Partos? In de eerste plaats wordt Partos, gesteund door zoveel organisaties, een gesprekspartner om rekening mee te houden. Niet dat uw afzonderlijke organisaties voorheen niet serieus werden genomen, maar het feit dat Partos straks kan spreken namens de branche geeft de inbreng van de organisatie automatisch meer gewicht. Uw kennis, expertise en enorme netwerk dragen daartoe bij. In de tweede plaats maakt de schaalgrootte Partos interessanter voor andere partijen, zoals het bedrijfsleven maar ook voor de Europese Commissie, de Europese Unie, de VN, de Wereldbank en het IMF. U beschikt samen over meer financiële middelen dan menig EU-lidstaat. Daarom zal Partos nieuwe allianties aangaan Daarmee vermindert de exclusieve de oriëntatie op de Nederlandse overheid. En dat is alleen maar goed. In de derde plaats kan Partos zelf aan veel meer en effectiever aan fundraising doen. U zou bijvoorbeeld in staat zijn een eigen televisieprogramma à la de Postcodeloterij te financieren. In de vierde plaats zal Partos een belangrijke rol in het maatschappelijke en politieke debat over internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling kunnen vervullen. Partos zal zich met meer kracht gaan mengen in het nationale en internationale debat over terrorismebestrijding, veiligheid, migratie, handel en armoedebestrijding. Ik vind dat Partos als brancheorganisatie thuis hoort in de SER. In de Commissie Internationale Sociaal-Economische Aangelegenheden zal Partos de discussie over internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling kunnen aanjagen. De SER is naar mijn smaak teveel op de nationale sociaal-economische problematiek gericht. Partos zou ertoe kunnen bijdragen dat ook de SER globaal gaat.

De oprichting van Partos is uiteraard niet zonder betekenis voor mij als minister voor ontwikkelingssamenwerking en voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief de ambassades. Dat betekent een cultuur- en structuurverandering op het ministerie en daartoe zijn wij bereid. Het feit dat de overheid in de toekomst te maken gaat krijgen met één branche-organisatie die op een aantal belangrijke zaken de eigen sector organiseert, impliceert dat de samenwerking met de overheid in de toekomst op een andere leest geschoeid gaat worden. Niet langer heeft de overheid te maken met de afzonderlijke MFO's en TMF-organisaties. Het bestaan van Partos kan betekenen dat de particuliere sector op een aantal terreinen vooral zelf diverse zaken onderling regelt zoals bijvoorbeeld de kwaliteitsbewaking, effectiviteit en resultaatmeting en dat de overheid slechts een raamwerk schetst en de voorwaarden vaststelt. U weet dat ik de subsidiebeoordeling voortaan extern wil uitbesteden en strikt wil scheiden van de beleidsdialoog. Uiteindelijk is het niet ondenkbaar dat de sector zelf de subsidieverdeling ter hand neemt.

Wat de financiën betreft, weet u dat ik van de ondergrens van 11% en de bovengrens van 14% wil afstappen. Juist de kwaliteit van programma's zal van doorslaggevend belang moeten zijn om subsidies toe te kennen en niet een vaststaand bedrag. Daarbij kunnen we dus niet bij voorbaat weten op welk percentage we uitkomen. Dat is te weinig flexibel en werkt bestedingsdwang in de hand. Een minder eenzijdige oriëntatie op overheidsgelden is gewenst, zoals gezegd zal een brancheorganisatie beter in staat zijn eigen fondsen te werven en wellicht is het gewenst dat wij de strikte regels die op dit vlak gelden nog eens tegen het licht houden. Een pleidooi van mijn kant dus voor "meer afstand" tussen de Nederlandse overheid en de particulier ontwikkelingssector, nu de sector duidelijk laat zien uitstekend op eigen benen te kunnen staan.

Tegelijkertijd ­ en dat klinkt als een paradox- wil ik hier ook "meer samenwerking" bepleiten. Want terwijl we vooral in financiële zin veel met elkaar te maken hebben, werken we op andere fronten teveel naast en langs elkaar. Dus: meer samenwerking in het veld, meer samenwerking ter versterking van het draagvlak en meer samenwerking op het gebied van beleidsontwikkeling en kennisuitwisseling.

Ik wil graag wat langer stilstaan bij de samenwerking in het veld. Overigens is voor Partos ook een rol weggelegd om partners beter te ondersteunen in het PRSP- proces. Meer samenwerking is m.i. mogelijk door te zoeken naar complementariteit. Juist omdat de particuliere organisaties een specifieke rol te vervullen hebben en de Nederlandse overheid ­ bijvoorbeeld in een partnerland ­ een andere, meer voorwaarden scheppende rol vervult, zouden we elkaars activiteiten kunnen versterken en meer effectief kunnen maken. Reproductieve gezondheidzorg is een goed voorbeeld. Waar vooral de particuliere organisaties actief zijn in het verspreiden van condooms, kan de Nederlandse overheid in haar bilaterale programma juist met versterken van de basisgezondheidszorg bezig zijn en de nationale overheid in het desbetreffende land ondersteunen.

Waar we elkaar kunnen versterken ­ elk vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid ­ moeten we de kansen grijpen. Waarom bijvoorbeeld geen "activiteitenatlas" gemaakt ­ vergelijkbaar met de Europese donoratlas - waarin per partnerland is aangegeven wie op welke fronten actief is zodat we weet hebben van elkaars activiteiten en samenwerking concreet gestalte kunnen geven. Complementariteit wil overigens niet zeggen dat we gezamenlijk in een partnerland actief moeten zijn. Dat kan, maar complementariteit kan evengoed betekenen dat wij als overheid bijvoorbeeld actief zijn in Rwanda terwijl de particuliere sector zicht richt op het vredesproces in Burundi en Oost-Congo.

Van het zoeken naar complementariteit wil ik geen vrijblijvende exercitie maken. Juist om het behalen van de MDG's binnen bereik te krijgen is optimale besteding van middelen noodzakelijk en is concentratie in landen en sectoren onvermijdelijk. Ook de particuliere sector zal die slag moeten maken en Partos zou hierin een nuttige coördinerende rol kunnen vervullen. Partnerschappen kunnen worden gereserveerd voor die vormen van structurele en meerjarige samenwerking op die gebieden waar deze samenwerking niet tot stand zou kunnen komen zonder één van beide partijen en waar deze samenwerking een duidelijke duurzame meerwaarde heeft.

Graag zou ik met een gezamenlijk rapportage komen op het 8e Millenniumdoel: wat hebben de Nederlandse overheid en samenleving bereikt als het gaat om eerlijke handel, schuldverlichting, donorcoördinatie, vergroting van de internationale ontwikkelingsinspanning. Volgend jaar beginnen we met de consultatierondes hiervoor.

Met de oprichting van Partos heeft u vandaag een belangrijke stap gezet om de particuliere ontwikkelingsorganisaties op de wereldkaart te zetten. Proficiat.

===