Den Haag, 5 oktober 2004
Vragen van de leden Koenders en Eijsink (beiden PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken de minister van Defensie
naar aanleiding van het artikel Complot tegen onze Jongens 1
* Bent u op de hoogte van het artikel Complot tegen onze jongens in de Telegraaf op dinsdag 5 oktober 2004?
* In hoeverre kloppen de aantijgingen in het artikel dat Iraakse autoriteiten en bevolking op de hoogte waren van mogelijke terroristische acties gericht tegen de Nederlandse militairen?
* In hoeverre is er sprake van een moeizame samenwerking met de lokale Irakese politie? Verloopt dit moeizamer na de overdracht van de macht aan de Iraakse Autoriteit op 30 juni 2004?
* Hoe verhouden de lovende uitlatingen van minister Kamp over de goede samenwerking met de lokale Irakese autoriteiten en bevolking zich met de aanslagen op de Nederlandse militairen en het moeizame verloop van het Irakese onderzoek naar de aanslagen op de Nederlandse militairen?
* In hoeverre bent u van mening dat de aanwezigheid van Nederlandse troepen in Roemajta, Irak daadwerkelijk gewenst is en op prijs wordt gesteld door de plaatselijke autoriteiten en bevolking?
* Is de strekking van uw beantwoording van de vorige vraag naar uw mening gelijk aan de mening hieromtrent van de Nederlandse militairen die ter plekke in Roemajta hun functie uitoefenen?
* Bent u van mening dat de kwalificatie bezettingsmacht logischerwijs van toepassing is op de Nederlandse militairen in Irak wanneer uit de praktijk onomstotelijk zou blijken dat hun aanwezigheid de facto niet gewenst is door de plaatselijke bevolking noch plaatselijke autoriteiten, ongeacht de houding hieromtrent van de centrale Irakese regering?
* In hoeverre wordt op constructieve wijze samenwerking tot stand gebracht tussen de lokale autoriteiten in Irak en het Nederlandse militaire contingent? In hoeverre staat binnen deze pogingen de ontwikkeling van de rechtsstaat centraal?
________________________
1 Telegraaf, dinsdag 5 oktober 2000
Stafdienst Voorlichting telefoonnummer 070-3183040