18 maanden cel v oor brandstichtingen in Roosendaal
Bron: Rechtbank Breda

Datum actualiteit: 5-10-2004

De rechtbank Breda heeft vandaag een man uit Roosendaal veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor het stichten van drie branden begin dit jaar in Roosendaal. Deze drie brandstichtingen had de man bij de politie bekend. Voor de overige 12 ten laste gelegde brandstichtingen is volgens de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. De rechtbank overweegt daarbij dat de man weliswaar bij een aantal van deze branden werd gesignaleerd en ook bij een aantal branden meldingen heeft gedaan, maar dat dit op zich onvoldoende bewijs is dat hij de branden ook daadwerkelijk zelf heeft gesticht. De werkwijze bij de branden was namelijk steeds verschillend, en er zijn ook aanwijzingen dat andere personen mogelijk bij de branden waren betrokken.

Een verzoek van de raadsman van de verdachte om de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren is door de rechtbank afgewezen. Volgens de raadsman zou de verdachte in de politieverhoren teveel onder druk zijn gezet. De rechtbank concludeert echter dat geen ongeoorloofde verhoormethoden zijn toegepast en dat niet kan worden gezegd dat de verdachte niet in vrijheid zijn verklaringen heeft afgelegd.

De uitspraaktekst vindt u (tijdelijk) hieronder:

RECHTBANK BREDA

Parketnummers: 02-004340-04 en
02-004729-04


1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de ter terechtzitting overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering gevoegde zaken onder voormelde parketnummers van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:

,
geboren op te ( ), wonende te ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting De Boschpoort te Breda,

heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.

De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman mr. H. Weinans, advocaat te Roosendaal.


2 De tenlasteleggingen.
De tenlastelegging met parketnummer 02-004340-04 is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat


1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 t/m 2 maart 2004 te Roosendaal, een of meer ma(a)l(en) opzettelijk brand heeft gesticht in en/of aan en/of tegen een of meer (leegstaande) woningen/panden gelegen aan de Reaumurstraat (nummers 2, 17 en/of 21), immers heeft verdachte:

- in de woning/het pand Reaumurstraat 2 een hoeveelheid papier en/of afval en/of andere goederen in brand gestoken en/of;
- een bankstel en/of een hoeveelheid afval, gelegen tegen de gevel van de woning/het pand Reaumurstraat 17, in brand gestoken,
- in de woning/het pand Reaumurstraat 21 een hoeveelheid papier en/of afval en/of andere goederen in brand gestoken en/of; althans een of meer ma(a)l(en) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemd(e) goederen en/of de voornoemde woningen/panden geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten de belendende panden/woningen) en/of levensgevaar voor personen (te weten de in de belendende panden/woningen aanwezige perso(o)n(en), te duchten was; (incident 1 dossier)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2004 t/m 2 april 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (leegstaand(e)) kazerne/gebouw van de KMAR, gelegen aan de Lisztlaan 17, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meer ruit(en) van voornoemd(e) gebouw/kazerne ingegooid en/of vernield en/of vervolgens op een of meer plaatsen de/het direct daarachter hangende gordijn(en) en/of vitrages aangestoken en/of een of meer brandend(e) papier(en) en/of goed(eren) door de brievenbus naar binnen gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die gordijnen en/of vitrages geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw/die kazerne en/of de zich daarin bevindende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 11)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 26 april 2004 t/m 27 april 2004 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (school)gebouw (het Da Vinci college), gelegen aan de Laan van België 88, met dat opzet een ruit van de aula van dat gebouw heeft ingegooid en/of vernield en/of de/het direct daarachter hangende gordijn(en) heeft aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met dat/die gordijn(en), althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten het (school)gebouw en/of de zich daarin bevindende inboedel) te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (incident 34)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004729-04 staat verdachte terecht, terzake dat


1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2004 t/m 15 april 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht

- in en/of een clubgebouw (gelegen aan de Buijenstraat 12), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de dakrand en/of de dakgoot aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die dakrand en/of dakgoot geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de rest van het clubgebouw en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 13) en/of

- in een garagebox (gelegen aan de Rector Hellemonsstraat 1), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meer goed(eren) die in die garagebox stonden aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer van die goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die garagebox, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 14)
en/of;

- op/aan een aanhangwagen (staande ter hoogte van de Gastelseweg 31), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een bankstel en/of een hoeveelheid oud papier en/of karton aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat bankstel en/of dat papier en/of dat karton geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aanhanger waarop het bankstel stond en/of het bedrijfspand waar de aanhanger tegen aan stond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 15)
en/of

- op/aan een aanhanger (staande op de Bosstraat), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (een) onderde(e)l(en) van die aanhanger aangestoken, althans (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die onderdelen van de aanhanger geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de rest van de aanhanger, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 16)
en/of

- in een bedrijfspand (gelegen aan de Schotsbossenstraat en in gebruik zijnde bij de Stichting Phillips), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meer goed(eren) die in dat bedrijfspand lagen aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer van die goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het bedrijfspand en/of de overige zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 17) en/of
- in/aan een berging (behorend bij een woning(complex), gelegen aan de Philipslaan 75 77), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een kattenluikje en/of de deur waarin dat luikje was aangebracht aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat kattenluikje en/of die deur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de berging en/of de aangrenzende woning(en) en/of de overige zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was (incident 18)
en/of

- in/aan een schuur (behorend bij een woning gelegen aan de Kardinaal van Rossumstraat 45), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een stuk doek, dat hij (vervolgens) tussen de openingen in het golfplatendak van de schuur heeft gestoken, aangestoken in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die doek en/of het golfplatendak van de schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de desbetreffende schuur en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 19)
en/of

- aan/tegen een poort (behorend bij een woning gelegen aan de Marconistraat 3), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een rieten tas met daarin een houten plank aan de poortklink gehangen en/of die houten plank vervolgens aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die tas en/of die plank en/of die poort geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het zich in de nabijheid van die poort bevindende afdak en/of de aangrenzende woning en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was (incident 20)
en/of

- in/aan een schuur (behorend bij een woning gelegen aan de Professor Aalbersestraat 50), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een stuk doek/textiel, dat hij (vervolgens) tussen de planken van de schuur heeft gestoken, aangestoken in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat stuk doek/textiel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de desbetreffende schuur en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 21); art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


2.
hij op of omstreeks 3 maart 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht in een (leegstaand) schoolgebouw (gelegen aan de Rector Hellemonsstraat 3), immers heeft verdachte zich de toegang tot het betreffende schoolgebouw verschaft en/of (vervolgens) op de zolder van dat schoolgebouw opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het desbetreffende schoolgebouw en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 2)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


3.
hij op of omstreeks 22 maart 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (behorend bij een woning, gelegen aan de Gastelseweg 22), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in en/of in de onmiddellijke nabijheid van die schuur bevindende goederen en/of de aangrenzende schutting, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 4)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


4.
hij op of omstreeks 23 maart 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht aan een Rengo-car, althans SRV-wagen, (staande ter hoogte van de Philipslaan 63), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk karton en papier, dat hij bij de van rechtervoorband van die Rengo-car, althans SRV-wagen had gelegd, althans dat bij de van rechtervoorband van die Rengo-car, althans SRV-wagen lag, in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat karton en/of papier en/of die band geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de rest van de betreffende Rengo-car, althans SRV-wagen en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 8)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht


3 De geldigheid van de dagvaardingen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.


4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.


5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman van verdachte heeft verzocht de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging nu de wijze van het horen van verdachte door de politie-ambtenaren zodanig in strijd moet worden geacht met diens rechten dat niet gezegd kan worden dat deze verklaringen in vrijheid zijn afgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze strafzaak sprake is van een afwijkende vorm van verhoren. Immers uit het strafdossier blijkt dat, in een periode van ruim een maand, aangaande het horen van verdachte 32 processen-verbaal zijn opgemaakt hetgeen is neergelegd in 177 pagina's proces-verbaal. Verdachte heeft meerdere malen kenbaar gemaakt niet langer gehoord te willen worden. In enkele gevallen is verdachte langdurig en soms meer dan een keer per dag gehoord. Ook is middels een cameraopstelling aan collega-verbalisanten, ten behoeve van een op te maken gedragskundige analyse, de gelegenheid geboden met een aantal verhoren "mee te kijken".

Dat sprake zou zijn van toepassing van ongeoorloofde methoden (onder meer het met geweld uit zijn cel naar de verhoorkamer gebracht worden) is evenwel op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De zwijgende verdachte mag door de verhorende ambtenaar geconfronteerd worden met ander bewijsmateriaal en mag gewezen worden op de zwakheid van zijn positie. Ook mag de verdachte die zwijgt frequent gehoord worden, met het doel hem toch een verklaring te laten afleggen. Bij tegenstrijdige verklaringen mag de verdachte op de tegenstrijdigheden worden gewezen.
Dit alles is op een geoorloofde wijze door de verhorende ambtenaren toegepast.
Daarnaast merkt de rechtbank nog op dat uit het procesdossier is gebleken dat verdachte iedere keer het gesprek met verbalisanten is aangegaan. Voorts is verdachte ter zitting grotendeels bij zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaring gebleven.

Dit alles leidt tot de conclusie dat jegens verdachte geen ongeoorloofde verhoormethoden zijn toegepast en dat niet gezegd kan worden dat verdachte niet in vrijheid zijn verklaringen heeft afgelegd.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.


6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.


7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004340-04:

Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in deze dagvaarding onder 1. is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004729-04:

Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in deze dagvaarding onder 1. achter het 1e en 3e tot en met 9e opsommingsteken, alsmede onder 2., 3. en 4. is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Door de officier van justitie is aangevoerd dat de som van de bewijsmiddelen groter is dan de afzonderlijke delen en dat op die grond een aantal ten laste gelegde brandstichtingen, ondanks de omstandigheid dat ter zake slechts een aangifte in het dossier ligt, voldoende bewijs voorhanden is nu deze brandstichtingen deel uit maken van een reeks waarvoor wel voldoende wettig bewijs aanwezig is.

De rechtbank is van oordeel dat uit het strafdossier feiten en omstandigheden blijken die steun zouden kunnen bieden aan de stelling van de officier van justitie doch deze zijn niet van zodanige aard dat deze voldoende kunnen bijdragen aan een wettig bewijs. Immers noch het feit dat verdachte bij enkele branden is gesignaleerd noch het feit dat verdachte een aantal brandmeldingen heeft gedaan zijn daarvoor voldoende. Daarbij komt nog dat van een gelijke modus operandus geen sprake is. Tenslotte heeft de rechtbank in het strafdossier zodanige aanwijzingen aangetroffen dat het niet uitgesloten moet worden geacht dat de mogelijkheid bestaat dat, naast verdachte, andere personen zich in de betreffende periode aldaar ook schuldig hebben gemaakt aan en of meer brandstichtingen zodat ook de vereiste overtuiging dat verdachte ook deze feiten zou hebben gepleegd ontbreekt.

7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004340-04:

2.
hij in de periode van 1 april 2004 t/m 2 april 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht in een (leegstaand(e)) kazerne/gebouw van de KMAR, gelegen aan de Lisztlaan 17, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk ruiten van voornoemd(e) gebouw/kazerne ingegooid en vervolgens op meer plaatsen de direct daarachter hangende gordijn en aangestoken, ten gevolge waarvan die gordijnen gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw/die kazerne en de zich daarin bevindende inboedel, te duchten was.

3.
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2004 t/m 27 april 2004 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (school)gebouw (het Da Vinci college), gelegen aan de Laan van België 88, met dat opzet een ruit van de aula van dat gebouw heeft ingegooid en het direct daarachter hangende gordijn heeft aangestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten het (school)gebouw en/of de zich daarin bevindende inboedel) te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004729-04:


1.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2004 t/m 15 april 2004 te Roosendaal opzettelijk brand heeft gesticht in een garagebox (gelegen aan de Rector Hellemonsstraat 1), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk goederen die in die garagebox stonden aangestoken, ten gevolge waarvan die goederen gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die garagebox, te duchten was (incident 14)

Hetgeen met betrekking tot deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.


8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.


9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004340-04:

2.
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

3.
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 02-004729-04:


1.
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.


10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.


11 De straf.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf. De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert op die grond een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren onder aftrek van voorarrest.

Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal brandstichtingen en een poging daartoe. Verdachte heeft zich weliswaar beperkt tot lege gebouwen en een garagebox doch dit doet niet af aan de gevaarzetting die brandstichting oplevert.

Ook kan verdachte worden verweten dat hij de branden heeft gesticht met de wetenschap dat op dat moment in zijn woonplaats in die periode op vele plaatsen brandstichtingen plaatsvonden die grote onrust en angst in de maatschappij tot gevolg hadden.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. In zijn omtrent verdachte d.d. 6 september 2004 samengesteld rapport komt de psychiater dr. P.H.M. van Dongen tot de conclusie dat verdachte ernstig verslaafd is aan alcohol en drugs en dat verdachtes handelen deels hierdoor kan worden verklaard. Gelet hierop acht de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en de kans op recidive groot. Deskundige klinische behandeling van de verslaving is noodzakelijk en de psychiater adviseert dan ook een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat betrokkene zich klinisch zal laten behandelen in een verslavingsinstituut van Novadic-Kentron.

De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psychiater dat verdachte ernstig verslaafd is en dat een gedeelte van zijn handelen hierdoor kan worden verklaard. Niettemin acht de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar nu het gebruik van alcohol en drugs niet kan leiden tot een verminderde verwijtbaarheid.

De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts een zeer beperkt deel daarvan bewezen acht, zal zij een aanzienlijke lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van enige duur
noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de
rechtbank mede op basis van de psychiatrische rapportage aanleiding een deel van de
straf voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte onder-
steuning door Novadic Kentron mogelijk. Mede gelet op de straffen die voor dergelijke
feiten, in gelijksoortigheid en aantal, worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een
gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.


12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij Gemeente Roosendaal, p/a Stadserf 1 te Roosendaal, heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van EUR 2.500,--terzake van hetgeen verdachte in de dagvaarding met parketnummer 02-004729-04 onder 1, onder het 1e opsommingsteken, is ten laste gelegd. Nu voor dat feit aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en nu daarvoor ook niet artikel 9a van het wetboek van strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.

De benadeelde partij Vereniging van Eigenaren Philipslaan 71 t/m 93c, p/a Laan van Brabant 22 te Roosendaal, heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van EUR 46,38 terzake van hetgeen verdachte in de dagvaarding met parketnummer 02-004729-04 onder 1, onder het 6e opsommingsteken, is ten laste gelegd. Nu voor dat feit aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en nu daarvoor ook niet artikel 9a van het wetboek van strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.


13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.


14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.

Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 02-004340-04 onder 1. en voorts in de dagvaarding met parketnummer 02-004729-04 onder 1. achter het 1e en 3e tot en met 9e opsommingsteken, alsmede onder 2., 3. en 4. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.

Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de dagvaarding met parketnummer 02-004340-04 onder 2. en 3. en voorts in de dagvaarding met parketnummer 02-004729-04 onder 1. achter het 2e opsommingsteken, meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.

Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9. vermelde strafbare feiten.

Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.

Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of na te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Novadic Kentron.

Zij draagt overeenkomstig artikel 14d van het wetboek van strafrecht voormelde reclasseringsinstelling op de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.

Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.

Zij bepaalt dat de benadeelde partij Gemeente Roosendaal, p/a Stadserf
1 te Roosendaal niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil.

Zij bepaalt dat de benadeelde partij Vereniging van Eigenaren Philipslaan 71 t/m 93c, p/a Laan van Brabant 22 te Roosendaal niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Rouwen en mr. Holtkamp, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Joosen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 oktober 2004, zijnde mr. Holtkamp buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.