./. Hierbij zend ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de
antwoorden op de vragen van de leden Van Bochove en Bruls (beiden CDA) over een eenmalige
uitkering van het Uitvoeringsorgaan Personenschade Vuurwerkramp.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2030421490
Vragen van de leden Van Bochove en Bruls (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over een eenmalige uitkering
van het Uitvoeringsorgaan Personenschade Vuurwerkramp. (Ingezonden 16 september 2004)
Vraag 1
2
Bent u op de hoogte van het feit dat de gemeente Enschede in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB)
de eenmalige uitkering van het Uitvoeringsorgaan Personenschade Vuurwerkramp (UPV) beschouwt als niet
vrijgesteld vermogen (art. 34 van de WWB)?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van de uitvoering ter zake door de gemeente Enschede.
Vraag 2
Is het u bekend dat in vergelijkbare situaties dergelijke uitkeringen wel vrijgesteld zijn op grond van artikel 31,
tweede lid, sub l van de WWB?
Vraag 3
Vindt u het gerechtvaardigd verschil te maken tussen een uitkering naar aanleiding van bijvoorbeeld de
Bijlmerramp en een uitkering naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede?
Vraag 4
Zo ja, waarom? Zo neen, bent u bereid de UPV-uitkering alsnog onder artikel 31, tweede lid, sub l van de WWB
te brengen?
Antwoord 2, 3 en 4
De tegemoetkomingen die door het Uitvoeringsorgaan Personenschade Vuurwerkramp worden verstrekt aan de
getroffenen van de vuurwerkramp hebben betrekking op de materiële gevolgen van personenschade. De
vergoedingen en tegemoetkomingen die voorheen zijn opgenomen in de Regeling immateriële
schadevergoeding Algemene bijstandswet en die thans zijn opgenomen in de Regeling Wet werk en bijstand
hebben betrekking op de immateriële gevolgen van personenschade. In de Wet werk en bijstand (WWB)
hebben gemeenten meer mogelijkheden gekregen om materiële of immateriële schadevergoedingen bij de
bijstandsverlening buiten beschouwing te laten. Niet alleen kunnen gemeenten zoals voorheen onder Algemene
bijstandswet tegemoetkomingen en vergoedingen voor immateriële schade en voor niet algemeen noodzakelijke
bestaanskosten buiten beschouwing laten maar ook uitkeringen en vergoedingen voor materiële schade (artikel
31, tweede lid, onderdeel m). In lijn met de algemene uitgangspunten van de WWB wordt de beoordeling of het
buiten aanmerking laten van deze uitkeringen en vergoedingen uit oogpunt van bijstandsverlening
verantwoord is, overgelaten aan gemeenten. De gemeente Enschede heeft naar mijn oordeel hiermee voldoende
handvatten om de bedoelde uitkeringen vrij te laten, indien dit naar haar oordeel wenselijk is. Ik heb overigens
vernomen dat het college van burgemeester en wethouders heeft besloten per direct en met terugwerkende
kracht het bij de bijstandsverlening in aanmerking nemen van de uitkeringen voor functionele invaliditeit
ongedaan te maken.
Er bestaat naar mijn oordeel geen aanleiding deze uitkeringen op basis van artikel 31, tweede lid, onderdeel l,
WWB onder de Regeling Wet werk en bijstand te brengen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid