Ministerie van Algemene Zaken


1red14791

01-10-2004, NOS, Met het oog op morgen, Radio 1, 23.07 uur

VICE-MINISTER-PRESIDENT DE GRAAF, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE

MINISTERRAAD, OVER HET KABINETSBELEID EN DE DEMONSTRATIES

DAARTEGEN


CARASSO:
Ik vroeg De Graaf of hij zijn mobiele telefoon uitzet met het oog op het aangekondigde sms- bombardement.

DE GRAAF:
Ik heb eigenlijk niet de behoefte, nee. Het effect is dat als dat gebeurt en ze hebben de nummers, dat die telefoons onbruikbaar zijn. Ik weet niet of je daar nou heel veel aan hebt.


CARASSO:
U gaat hem er niet apart voor uitzetten?

DE GRAAF:
Ik heb niet het advies gekregen dat je dat moet doen. We zullen het wel merken.


CARASSO:
Heeft zo'n demonstratie zin? De miljoenennota is deze week in de Tweede Kamer behandeld.

DE GRAAF:
Laat ik eerst zeggen dat de demonstratie zijn schaduw vooruit werpt. Ik denk dat de Algemene Beschouwingen en de week eraan voorafgaand waarin de coalitiefracties plannen tot bijstelling van de regeringsvoornemens presenteerden, in het teken stonden van maatschappelijke onrust en maatschappelijk debat, met als cumulatiepunt die demonstratie.


CARASSO:
Dan heeft het dus geen zin?

DE GRAAF:
Als ik zou zeggen dat het geen zin meer heeft, dan zou ik het recht van de mensen om hun onvrede kenbaar te maken of argumenten op tafel te leggen, ontkennen. Iedereen moet voor zichzelf weten of je naar Amsterdam gaat en waarom je naar Amsterdam gaat. Dat is niet alleen maar om dan te zeggen: het moet anders. Het kan ook zijn dat mensen hun onvrede willen uiten.


CARASSO:
Maakt het voor u uit hoeveel mensen er komen?

DE GRAAF:
Ik als lid van het kabinet denk niet in termen van drempels of: als het er maar zoveel duizend zijn dan valt het mee of als het er meer zijn dan valt het niet mee of dan is het indrukwekkend. Ik denk dat er hoe dan ook veel mensen zullen zijn die bijeen komen. Dat is per definitie indrukwekkend. Het geeft mij in ieder geval aan dat het een krachtig signaal is, niet alleen om het goed uit te leggen, maar ook om te zorgen dat we voor de komende jaren die dialoog in de samenleving moeten hebben. Ook met sociale partners, ook met de vakbonden. Het kabinet wil zich ook niet isoleren of zeggen: wij staan tegenover de samenleving. Integendeel


CARASSO:

U klinkt gematigd. De toon van andere leden van het kabinet over de demonstraties viel wel op. Enkele citaten. Karla Peijs: `De mensen gaan demonstreren omdat ze bang zijn voor dingen die er niet zijn.' Brinkhorst: `2 oktober? Wat is er dan?' De Geus: `Ach, mensen hebben het nog nooit zo goed gehad als nu.' Van der Hoeven: `Ik lig niet wakker van zo'n demonstratie want er wordt zo vaak gedemonstreerd.' Dat lijkt meer op een confrontatiestrategie.

DE GRAAF:
Ik heb vandaag daar in het kabinet met de collega's daarover gesproken. Ik denk dat ik voor alle leden van de ministerraad kan spreken als ik zeg dat iedereen zich realiseert dat je de demonstratie morgen niet moet wegrelativeren. Wij weten dat onze maatregelen op korte termijn door veel mensen als moeilijk, als pijnlijk worden ervaren. Dat is voor ons ook niet makkelijk. Wij staan er niet bij te lachen in de Trêvezaal als we dergelijke maatregelen bespreken. We zijn er heilig van overtuigd dat voor de langere termijn voor zowel de economie als voor de toekomst kansen van mensen als het gaat over werk en over onze welvaart, dat het noodzakelijk is.


CARASSO:
Kunt u zich voorstellen dat de uitspraken arrogant overkomen en misschien averechts werken?

DE GRAAF:
Ik denk dat sommige uitspraken minder gelukkig zijn, zeker als je ze uit de context haalt natuurlijk. Maar ik denk dat voor alle ministers geldt dat ze morgen niet doen alsof er niets aan de hand is, ongeacht of het er 150.000 of meer zijn.


CARASSO:
Dittrich zei tijdens de Algemene Beschouwingen dat het kabinet zelf ook boter op het hoofd heeft. Het ligt niet alleen aan de oppositie en de vakbondsleiders dat er onrust is. `De premier moet leiderschap tonen en zorgen dat de communicatie verbetert.' Als ik u zo hoor bent u het er mee eens.

DE GRAAF:
Als u mij hoort betekent dat dat ik probeer bij te dragen aan een goede communicatie. Ik ben het ook eens met iedereen die zegt: het is niet alleen communicatie. Je moet ook geloven in je beleid. Dat geloven we ook.


CARASSO:
Bent u het eens met zijn roep om leiderschap van de premier?

DE GRAAF:
Ik denk dat de premier de afgelopen anderhalf jaar, de laatste weken was hij even uit de running, een aantal malen vrij duidelijk naar buiten heeft gebracht waarom we het doen.


CARASSO:
Kennelijk niet goed, volgens Dittrich.

DE GRAAF:
Ik laat een dergelijke opmerking graag voor zijn rekening. Ik herinner me wel dat de minister- president ook vorig jaar heeft gezegd: wij hebben de vergrijzing niet uitgevonden. Dat is niet iets wat wij veroorzaken, dat gebeurt in een samenleving. Als we niet iets doen dan hebben we in de toekomst geen duurzaam sociaal stelsel, geen voldoende werkgelegenheid en geen economische positie. Dat gaat ons allen aan. Dan mogen we het misschien nog 100 keer goed uitleggen en ook misschien zorgen dat we het in dialoog doen, maar ik vind het iets te makkelijk om te zeggen: dat is weer een gebrek aan leiderschap. Ik kan me herinneren dat elke

minister-president van de afgelopen 15 jaar voortdurend dit verwijt kreeg. Het misschien een gemakkelijk verwijt.


CARASSO:
U zei net al dat de dialoog, ook met sociale partners, gezocht moet worden. Wat heeft u hen te bieden?

DE GRAAF:
We hebben een conflict met met name de werknemersorganisaties. Dat is voor iedereen duidelijk en dat gaat over hele specifieke punten. Tegelijkertijd is het zo dat je niet in het oneindige kunt zeggen: vanwege dat conflict over die specifieke punten ­ de wijze waarop vut en prepensioen wordt vormgegeven, collectief, individueel ­ die belemmert voortaan dat belangrijke organisaties in Nederland ­ werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de overheid ­ met elkaar in gesprek gaan over al die andere dingen die in Nederland met elkaar moeten worden besproken. Zoals de innovatie, de jeugdwerkloosheid, arbeidsvoorwaardenbeleid in het algemeen. Er zijn zoveel onderwerpen waar je met elkaar in gesprek moet blijven, dat ik zowel kabinet als sociale partners zou oproepen: we weten waar we het over oneens zijn. We kunnen elkaar naar het leven staan op dat punt. Maar er komt een moment waarop je moet zeggen: in het belang van degenen die we vertegenwoordigen en in het belang van de Nederlandse samenleving moeten we wel op een hele hoop onderwerpen gewoon met elkaar spreken.


CARASSO:
Dat zijn net niet de onderwerpen waar zij het graag met het kabinet over zouden hebben.

DE GRAAF:
Je kunt het oneindig met elkaar oneens blijven. Daar is uiteindelijk de parlementaire democratie voor. Als je het niet eens bent, uiteindelijk velt de parlementaire meerderheid, de geklozen volksvertegenwoordiging een oordeel. Dat is de afgelopen dagen gebeurd.


CARASSO:
Dus de zaak is gesloten. Dank u wel. (Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, RD)