---
Brieven aan de Kamer
---
Verslag van de informele vergadering van EU-ministers van Defensie in Noordwijk op 17 september 2004
30-9-2004 11:31:00
Op vrijdag 17 september jl. kwamen de ministers van Defensie van de EU onder Nederlands Voorzitterschap informeel bijeen. Voorafgaand aan de ministeriële vergadering ondertekenden Nederland, Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje een intentieverklaring voor de oprichting van een Europese Gendarmeriemacht. Daarna kwam de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap voor het eerst op ministerieel niveau bijeen. Tijdens de informele ministeriële bijeenkomst kwamen vervolgens aan de orde: de militaire capaciteiten, de planning voor de EU-geleide operatie in Bosnië, de voorbereidingen op de oprichting van de EU Battlegroups en de versterking van de coördinatie op het gebied van strategisch transport. Na afloop van de vergadering ondertekenden Nederland en Duitsland een intentieverklaring over de gezamenlijke oprichting van een EU Battlegroup. Conform de afspraak doe ik met deze brief verslag van deze bijeenkomst.
European Gendarmerie Force Voorafgaand aan de informele ministeriële vergadering ondertekenden Frankrijk, Italië, Portugal, Nederland en Spanje een intentieverklaring voor de oprichting van een European Gendarmerie Force (EGF). Deze robuuste en snel inzetbare politiemacht met militaire status gaat bestaan uit maximaal 900 personen en een klein permanent hoofdkwartier. De EGF moet kunnen optreden tijdens alle fasen van crisisbeheersingsoperaties, zowel bij de eerste betreding van een operatiegebied als bij de geleidelijke overdracht aan de civiele autoriteiten in de eindfase van een crisisbeheersingsoperatie. De gendarmeriemacht moet zowel uitvoerende als adviserende politietaken kunnen uitvoeren. Voor de operationele inzet van de EGF is een unaniem besluit vereist van de deelnemende landen. De EGF zal beschikbaar zijn voor de EU, de Navo, de OVSE en de VN.
Op uitnodiging van het Voorzitterschap informeerde de Franse minister van Defensie Alliot-Marie haar collega's over het initiatief tijdens de informele ministeriële bijeenkomst. Zij vermeldde daarbij tevens dat het samenwerkingsverband na de oprichting openstaat voor andere landen, mits zij voldoen aan de gestelde eisen. De Italiaanse minister Martino vulde aan dat het hoofdkwartier, dat in Vicenza gevestigd wordt, ook de planning van een missie op zich kan nemen. Frankrijk en Italië zullen de grootste bijdrage aan de EGF leveren. Nederland zal 40 tot 60 functionarissen van de Koninklijke marechaussee aanbieden.
Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap Vervolgens vond de eerste vergadering plaats van de ministeriële bestuursraad ('Steering Board') van het Europees Defensie Agentschap (EDA). De bestuursraad mandateerde EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Solana, als Hoofd van het Agentschap, tot onderhandelingen met Noorwegen en Turkije over een samenwerkingsregeling. De pas benoemde 'Chief Executive' van het Agentschap, de Brit Witney, schetste de voortgang van de feitelijke vormgeving van het Agentschap. Daarbij kwamen vooral praktische zaken, zoals de werving van personeel, aan de orde. Ook gaf hij een presentatie van de mogelijke elementen voor het werkprogramma van het Agentschap in 2005. De meeste ministers spraken hun waardering uit voor de aanpak van Witney. Ik wees als Nederlands vertegenwoordiger op de noodzaak van spoedige opheffing van de Western European Armaments Group (WEAG), aangezien het EDA de meeste functies hiervan overneemt. Ook heb ik aandacht gevraagd voor de toekomstige onderbrenging van het Letter of Intent/Framework Agreement (LoI) en Occar in het EDA.
Militaire capaciteiten Tijdens de informele ministeriële bijeenkomst kreeg het Voorzitterschap algemene steun voor de concrete afspraken die het wil maken tijdens de Military Capabilities Commitment Conference (MCCC) in november, en marge van de RAZEB met ministers van Defensie. De lidstaten zullen zich bij die gelegenheid zowel committeren aan de opheffing van de bestaande militaire tekorten ten opzichte van de Helsinki Headline Goal, als aan de verwezenlijking van de kwalitatieve doelstellingen van de nieuwe Headline Goal 2010. Tijdens de MCCC zullen ook de EU Battlegroups worden opgericht, te beginnen met een initiële operationele gereedheid in 2005 en commitments voor de volledige operationele gereedheid vanaf 2007. Verder zullen de lidstaten zich in november committeren aan de intensivering van internationale militaire samenwerking. Ten slotte werden aanwijzingen gegeven voor de evaluatie van het European Capability Action Plan (ECAP).
In de discussie wees HV Solana erop dat de EU voor effectieve crisisbeheersing moet kunnen beschikken over de juiste militaire capaciteiten. De Secretaris-generaal van de Navo De Hoop Scheffer constateerde dat de EU en de Navo bij verschillende capaciteiten in goed overleg werkten aan voorstellen tot versterking. Ook de EU Battlegroups en de NATO Response Force zouden in goede harmonie verder kunnen worden ontwikkeld. De Poolse minister Szmajdzjinski gaf op verzoek van het Voorzitterschap een visie op capaciteitsversterking vanuit het perspectief van een nieuwe EU-lidstaat. Hij pleitte voor een effectief gebruik van het ECAP, een klemtoon op kwaliteitsverbetering en de noodzaak van coördinatie met Navo.
Operatie "Althea" in Bosnië-Herzegovina Ten aanzien van operatie "Althea" in Bosnië-Herzegovina constateerde het Voorzitterschap dat alle voorwaarden aanwezig zijn voor een vloeiende overgang van de Navo-missie SFOR naar de nieuwe EU-geleide operatie. De Bosnische autoriteiten en de bevolking zal duidelijk worden gemaakt dat de EU en de Navo een gemeenschappelijk doel nastreven. Na de overdracht van de Navo aan de EU zal de operatie geleidelijk minder militair en meer civiel van karakter moeten worden.
De EU Operation Commander, admiraal Feist (DSACEUR), meldde dat de militaire voorbereidingen voorspoedig verlopen. Het uitgangspunt daarbij is een naadloze overgang van SFOR naar EUFOR, zoals de EU-troepenmacht zal gaan heten. Daartoe zullen de omvang, de sectorindeling en het takenpakket van de EU-missie in de eerste fase nagenoeg gelijk zijn aan die van SFOR. Hij meldde dat Finland de Verenigde Staten zou aflossen in sector Noord. Feist wees voorts op enkele resterende tekorten in de vulling van de troepenmacht en het operationele hoofdkwartier. Hij voorzag echter geen grote problemen.
Het Verenigd Koninkrijk levert de eerste commandant van de troepenmacht en neemt dus het voortouw in de missie. Tegen die achtergrond vroeg de Britse minister Hoon zijn collega's de laatste tekorten op te heffen. De Italiaanse minister Martino bood aan dat Italië na het Verenigd Koninkrijk de leiding zou nemen over de missie. De Finse minister Kääriäinen bevestigde dat Finland de Verenigde Staten zou aflossen in de noordelijke sector. De Duitse minister Struck drong aan op een tijdig VN-mandaat ten behoeve van formele besluitvorming in Duitsland. Verschillende ministers wezen op de noodzaak van een goed gecoördineerde inzet van civiele en militaire middelen in Bosnië.
Battlegroups Ten aanzien van de EU Battlegroups constateerde het Voorzitterschap dat er eensgezind wordt gestreefd naar de oprichting van deze snel inzetbare militaire formaties. Ter vergadering kondigden België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Oostenrijk, Slovenië, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden bijdragen aan. Er bestond geen misverstand dat wordt gezocht naar volledig uitgeruste 'force packages', waarin ook ondersteuning- en transportcapaciteiten zijn opgenomen. Kleinere landen die geen volledige Battlegroup op de been kunnen of willen brengen, kunnen participeren in multinationale Battlegroups. Vanwege de vereisten van militaire effectiviteit kan echter slechts een beperkt aantal landen samenwerken in een Battlegroup. Het Voorzitterschap stelde voor om een inventarisatie te maken van specialistische capaciteiten die niet zijn opgenomen in één van de 'force packages'. Vervolgens zou kunnen worden onderzocht hoe deze 'losse' specialistische capaciteiten kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de Battlegroups. Alle aanwezigen waren het erover eens dat de EU Battlegroups in harmonie met de NATO Response Force zullen worden ontwikkeld en geoperationaliseerd. Ook zullen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop Europese niet-EU Navo-landen kunnen participeren in EU Battlegroups.
Ten slotte stelde het Voorzitterschap vast dat het mogelijk zou zijn om vóór de MCCC overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de beschikbaarheid van de Battlegroups zal worden geregeld. De drie initiatiefnemers Frankrijk, Duitsland en het VK waren het onlangs al eens geworden over het idee van een "co-ordinated pool" van Battlegroups. Elke drie jaar spreken de troepenleverende landen dan onderling af wanneer welke Battlegroup gereed staat. Deze opzet biedt landen tevens de mogelijkheid hun Battlegroup-bijdragen te harmoniseren met hun Navo-verplichtingen. Verder is een begin gemaakt met de definiëring van de initiële operationele capaciteit tussen 2005 en 2007 en met de ontwikkeling van de standaards en criteria waaraan de aangeboden Battlegroups zullen moeten voldoen.
In de discussie kwamen verschillende aspecten aan de orde. HV Solana wees erop dat ook de snelheid van de politieke besluitvorming aandacht behoefde. De Britse minister Hoon beklemtoonde dat een groter aanbod van Battlegroups de harmonisatie met de NRF zou vergemakkelijken. Ten aanzien van het spanningsveld tussen multinationaliteit en militaire effectiviteit opperde de Duitse minister Struck dat het evenwicht mogelijk lag in een '2+1 model': twee lidstaten vormen de 'ruggengraat' van een Battlegroup en een derde land brengt specialistische capaciteiten in. Hij kondigde verder de Nederlands-Duitse intentieverklaring tot de oprichting van een gezamenlijke Battlegroup aan. De Litouwse minister Linkevicius wees erop dat ook de kleinere landen over waardevolle militaire capaciteiten beschikken. Hij beklemtoonde het belang van een harmonieuze ontwikkeling van de EU Battlegroups en de NRF en drong erop aan dat ook de kleinere landen in staat zouden worden gesteld te participeren in de Battlegroups. De Zweedse vertegenwoordiger vroeg aandacht voor de inbreng van derde landen (niet-EU Navo-landen).
Na afloop van de informele ministeriële ondertekenden mijn Duitse collega en ik een intentieverklaring tot de gezamenlijke oprichting van een Nederlands-Duitse Battlegroup (zie bijlage). Het is de bedoeling deze Battlegroup, die vanaf 2007 periodiek beschikbaar moet zijn, aan te bieden tijdens de MCCC in november. Een binationale werkgroep neemt de verdere uitwerking ter hand. Voorafgaand aan de MCCC wordt u nader geïnformeerd.
Global Deployability Approach Het Voorzitterschap stelde dat het Battlegroup-initiatief opnieuw de aandacht had gevestigd op de Europese militaire tekorten op het gebied van strategisch transport. Verschillende initiatieven en mechanismen, waaronder het European Airlift Centre en het Sealift Coordination Centre in Eindhoven, waren bedoeld om optimaal gebruik te maken van de beschikbare Europese transportcapaciteiten. Het Franse initiatief van de 'Global Deployability Approach' beoogde de verschillende coördinatiemechanismen in één raamwerk onder te brengen. De Franse minister Alliot-Marie lichtte toe dat de deskundigen van de desbetreffende ECAP-projectgroep hadden voorgesteld de coördinatie op het gebied van strategisch transport verder te versterken. Zij stelde voor om parallel aan de operationalisering van de Battlegroups in 2007 een stappenplan te ontwikkelen voor de integratie van bestaande coördinatiestructuren op het gebied van strategisch transport. De Britse minister Hoon steunde dit voorstel, maar voegde hieraan toe dat ook de Navo daarbij betrokken zou moeten worden om duplicatie te voorkomen. Het Voorzitterschap stelde voor het stappenplan met Frankrijk, de twee inkomende Voorzitterschappen en eventuele andere betrokkenen verder uit te werken en voor te leggen aan de RAZEB in november.
Troika Na afloop van de ministeriële vergadering overlegde het Voorzitterschap met de ministers van Defensie uit de Europese niet-EU Navo landen: Bulgarije, IJsland, Noorwegen, Roemenië en Turkije. Het Voorzitterschap verwelkomde de aangekondigde bijdragen van de vijf landen aan de EU-geleide operatie Althea in Bosnië. Bulgarije, Noorwegen en Turkije stelden tevens nauw betrokken te willen zijn bij het EDA. Het Voorzitterschap verwees hen naar HV Solana, omdat die als Hoofd van het Agentschap verantwoordelijk is voor het overeenkomen van samenwerkingsregelingen met derde landen. Turkije en Roemenië meldden te willen bijdragen aan de EU Battlegroups. Het Voorzitterschap stelde dat de EU Battlegroups in beginsel openstond voor derde landen, maar dat de EU daar eerst nadere afspraken over moest maken.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
H.G.J. Kamp
Nieuws Nieuwsberichten