Universiteit van Utrecht

Embargo tot donderdag 30 september 2004, 16.00 uur

Persbericht Universiteit Utrecht

27 september 2004

Oratie universiteitshoogleraar Herman Philipse

De filosoof als analytische horzel

Wijsgeren hebben eeuwenlang gedacht dat ze los van de ervaring een wereldbeeld konden ontwerpen dat ten grondslag zou moeten liggen aan vakwetenschappelijk onderzoek. De diepste vooronderstellingen van wetenschappen zoals de natuurkunde of de psychologie zouden door de filosoof ontdekt moeten worden. Wat is de fundamentele structuur van de wereld? En wat is de plaats van de mens in de kosmos?

In zijn oratie 'Wetenschap en wereldbeeld' betoogt universiteitshoogleraar Herman Philipse dat alleen de vakwetenschappen bouwstenen voor ons wereldbeeld kunnen aandragen. Niemand kan los van empirisch onderzoek uitspraken over de werkelijkheid verantwoorden, zelfs de wijsgeer niet. Wat is dan de taak van de filosoof?

Schijnkennis

In navolging van de logisch positivisten en taalanalytische filosofen zoals Wittgenstein stelt Philipse dat de wijsgeer geen nieuwe kennis moet verwerven maar eerder tot taak heeft bestaande kennis door logische analyse en betekenisontleding te verhelderen. Soms zal de filosoof als een analytische horzel vermeende kennis als schijnkennis ontmaskeren, een bezigheid waarin Socrates zich reeds een meester toonde. De analytische opvatting van de filosofie wordt ten onrechte verworpen door denkers als Richard Rorty of Willard Van Orman Quine.

Wetmatigheden

Door deze taakstelling veranderen traditionele filosofische vragen diepgaand van karakter. De vraag naar de fundamentele structuur van de wereld ontpopt zich nu als de vraag naar de onderlinge relatie tussen verschillende vakwetenschappen. Zijn de wetmatigheden die bijvoorbeeld in de economie of de psychologie worden ontdekt uiteindelijk te reduceren tot natuurkundige wetten? De filosoof analyseert de structuur van dergelijke reducties en stelt zich de vraag of het reductionistische programma in beginsel te realiseren is.

Godsdiensten

Met betrekking tot de plaats van de mens in de kosmos neemt de filosoof vooral de evolutietheorie tot object van analyse. In hoeverre kan deze theorie ons iets leren over de menselijke natuur? In hoeverrre kan ze ook de cultuurgeschiedenis begrijpelijk maken, of zelfs een rechtvaardiging geven voor het bestaan van godsdiensten? In zijn oratie beantwoordt Philipse deze vragen aan de hand van verschillende voorbeelden.

Philipse

Herman Philipse (1951) studeerde rechten in Leiden en wijsbegeerte in Leiden, Oxford, Parijs, en Keulen. Hij promoveerde in 1983 op Edmund Husserl's filosofie van de logica en werd twee jaar later benoemd tot hoogleraar wijsbegeerte in Leiden. Sinds 1 september 2003 is hij universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Philipse doet onderzoek op het gebied van de moderne en contemporaine wijsbegeerte en publiceerde ruim honderd boeken, artikelen en populaire stukken. Recente boeken van zijn hand zijn Atheïstisch manifest, De onredelijkheid van religie en Heidegger's Philosophy of Being; a critical interpretation. Philipse verzorgt regelmatig gastcollege in het buitenland waaronder een jaarlijkse reeks van acht colleges aan de universiteit van Oxford. Daarnaast is hij sinds kort als vaste columnist verbonden aan het televisieprogramma Buitenhof.

Donderdag 30 september 2004 om 16.15 uur

Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht

Oratie: 'Wetenschap en wereldbeeld'

Prof.dr.mr. Herman Philipse, Universiteitshoogleraar

De oratietekst is onder embargo verkrijgbaar bij voorlichter Johan Vlasblom (030) 253 4073, j.vlasblom@csc.uu.nl