Speech van minister Dekker bij de presentatie van de nota Mobiliteit
op 30 september 2004.
Dames en heren,
U zult zich misschien afvragen wat ik hier doe. Er is immers maar één
minister van Verkeer en Waterstaat en dat is Karla Peijs. Er is ook
maar één minister van Ruimtelijke Ordening en dat ben ik.
Samen met de ministers van Economische Zaken en Landbouw zijn we
echter verantwoordelijk voor de integrale ruimtelijke ontwikkeling van
Nederland. Ik heb daarvoor namens het hele kabinet dit voorjaar de
basis gelegd met de Nota Ruimte.
Eén nota voor alles wat beslag legt op de schaarse ruimte in ons land.
Een beleidsstuk dat ontwikkelkracht vrij maakt voor onze nationale
prioriteiten, voor ruimtelijke ontwikkeling dicht bij burgers en voor
initiatief van bedrijven.
Ik heb bij die presentatie benadrukt dat de Nota Ruimte een stuk is
met visie. U ziet die visie weer duidelijk terug in de uitgangspunten
van de Nota Mobiliteit.
Ik denk daarbij onder meer aan de verdere versterking van de samenhang
tussen economie, ruimte en verkeer en vervoer. Om de internationale
concurrentiepositie van Nederland te versterken is immers een
betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van groot belang.
U ziet die gedeelde visie ook terug in de gemaakte keuzes. De Nota
Ruimte was een keuze vóór nationale prioriteiten: de Nationale
Ruimtelijke Hoofdstructuur, de Nationale Stedelijke Netwerken, de
Mainports, maar ook de kwaliteit van de Nationale Landschappen.
Zo is ook in de Nota Mobiliteit gekozen voor de nationale
prioriteiten. Dit betekent dat het kabinet in haar investeringsbeleid
voor verkeer en vervoer prioriteit geeft aan de hoofdverbindingsassen.
De weg-, spoor- en waterverbindingen tussen de belangrijkste
economische kerngebieden van Nederland.
De Nota Mobiliteit kent dezelfde sturingsfilosofie als de Nota Ruimte.
Dat wil zeggen: "centraal wat moet, decentraal wat kan". Net als in de
Nota Ruimte krijgen de provincies en WGR-plus regios in de Nota
Mobiliteit een belangrijke rol. Zij worden in staat gesteld voor hun
gebied een samenhangend maatregelenpakket te maken, waarbij op
regionaal niveau verschillende belangen worden afgewogen. Daarmee zijn
zij in staat de basiskwaliteit op het gebied van de ruimtelijke
inrichting en de bereikbaarheid te borgen.
De Nota Mobiliteit stelt dus terecht dat samenwerking tussen Rijk en
regio van groot belang is voor een efficiënte oplossing van
bereikbaarheidsproblemen.
Het tweede punt van overeenkomst is dat infrastructuur als ordenend
ruimtelijke principe wordt onderkend. Dit vindt zijn uitwerking in de
Nota Mobiliteit. Dit betekent dat we - anders dan voorheen:
Ø
Bij grote ruimtelijke projecten meer rekening zullen houden met de
gevolgen voor verkeer en vervoer;
Ø
Dat we vervoersknooppunten in het bebouwde gebied zoveel mogelijk
zullen benutten om de stad sterk en aantrekkelijk te laten zijn;
Ø
En last but not least, dat we bij locatiekeuzes zoveel mogelijk
rekening houden met de bestaande infrastructuur.
Het derde punt van gezamenlijkheid in beide notas dat ik wil vermelden
gaat over benutting en bundeling. Eerst kijken naar optimalisatie van
bestaande infrastructuur, dan pas naar uitbreiding. Dit om verspilling
van ruimte en versnippering te voorkomen. Een voorbeeld is de A12
waarvoor een routeontwerp wordt uitgewerkt. Dit kan een voorbeeld zijn
voor andere rijksinfrastructuur.
Kortom, in de Nota Mobiliteit gaan aandacht voor de kwaliteit van de
ruimtelijke inpassing van infrastructuur en kostenefficiëntie hand in
hand.
Maar hoe zit het nu met het milieu in de Nota Mobiliteit, maakt dat
ook deel uit van de integrale visie? Jazeker. We willen verkeer en
vervoer de ruimte geven, maar tegelijkertijd de negatieve effecten van
het verkeer beperken. Dat is geen geringe opgave. Maar daar gaan we
wel voor.
We kiezen primair voor technologische bronbeleid. Dat wil zeggen:
voertuigen moeten schoner, stiller en zuiniger. Dat is het meest
effectief en ook het meest kosteneffectief. De Nota Verkeersemissies -
die recent naar de Tweede Kamer is gestuurd - intensiveert en
stimuleert uitstootvermindering aan de bron. In de Nota mobiliteit is
dit beleid overgenomen en uitgewerkt.
Het is niet aan mij om die uitwerking hier uitgebreid te geven. Ik kan
u wel zeggen wat onze conclusies zijn: ondanks 40% groei van het
wegverkeer tussen 2000 en 2020, is het mogelijk de verzurende uitstoot
en de luchtverontreiniging door fijn stof te laten dalen. Daar is 300
miljoen euro voor beschikbaar. In de circulaire Interpretatie Besluit
Luchtkwaliteit - die staatssecretaris Van Geel heeft uitgewerkt - kunt
u het allemaal tot in de technische details terugvinden.
Voor het tegengaan van geluidsoverlast is tot 2010 een bedrag van 310
miljoen euro uitgetrokken. De doelstelling uit de Nota Ruimte om de
ernstigste geluidknelpunten tussen 2010 en 2020 aan te pakken, is in
de Nota Mobiliteit overgenomen en nu ook financieel gedekt.
Voor bestrijding van de zwaarste overlast van rijkswegen en
rijksspoorwegen is straks 650 miljoen extra ter beschikking. Het
binnenhalen van dat bedrag in financieel moeilijke tijden beschouwen
Karla Peijs en ikzelf als een belangrijke gezamenlijke overwinning.
De emissie van broeikasgassen door verkeer en vervoer zal tot 2010 nog
stijgen, maar na 2010 moet een absolute ontkoppeling tussen
verkeersgroei en broeikasuitstoot binnen bereik komen. Dat kan alleen
met een nieuw en duurzaam fundament voor ons verkeer en vervoer. Denk
aan systemen die veilig en concurrerend zijn, maar geen gebruik meer
maken van fossiele brandstoffen.
Innovatief milieubeleid maakt dus integraal deel uit van de Nota
Ruimte en de Nota Mobiliteit. Dat wil niet zeggen dat we voor alle
vragen pasklare antwoorden hebben, maar wel dat prangende milieuvragen
in het voorgestelde beleid zijn opgepakt.
Dames en heren,
U ziet dus een tevreden ruimtelijk coördinerende minister van VROM
voor u. Ik zie uit naar de kamerbehandeling van zowel de Nota Ruimte
als de Nota Mobiliteit, maar meer nog naar het moment waarop wij -
zoals ik ook meldde bij de presenetatie van de Nota Ruimte in april -
daadwerkelijk met de uitvoering kunnen beginnen. Van ontwikkelkracht
naar uitvoeringsmacht. Daar is het immers om te doen.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer