Kamerstuk, 30-9-2004
Antwoorden op kamervragen van Arib en Van Heteren over mogelijke beëindiging
van leven van pasgeboren baby's die ernstig gehandicapt zijn en toetsing
hiervan
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2512766
30 september 2004
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Arib en
Van Heteren (beiden PvdA) over mogelijke beëindiging van leven van
pasgeboren baby's die ernstig gehandicapt zijn en toetsing hiervan
(2010420280).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
PDF
Antwoorden op kamervragen van Arib en Van Heteren over mogelijke
beëindiging van leven van pasgeboren baby's die ernstig gehandicapt
zijn en toetsing hiervan (nieuw venster)
Om het kamerstuk op te halen:
Zie het origineel
Kamerstuk, 30-9-2004 (1 pag., 18 kB)
Antwoorden op de vragen van de Kamerleden Arib en Van Heteren (beiden PvdA) over mogelijke beëindiging van leven van pasgeboren baby's die ernstig gehandicapt zijn en toetsing hiervan. (2010420280)
1 Hebt u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gemeld dat kinderartsen op toetsing aandringen?
1 Ja.
2 Deelt u de mening van kinderarts prof. L. Kollee en gezondheidsjurist Legemate dat richtlijnen zouden moeten worden ontwikkeld om onduidelijkheid weg te nemen over mogelijke beëindiging van leven van pasgeboren babys die ernstig gehandicapt zijn? Deelt u de mening dat de beroepsgroep de verantwoordelijkheid op zich zou moeten nemen zelf deze richtlijnen op te stellen?
2 Ja.
3 Wat is terechtgekomen van de toezegging uit 1997 dat een toetsingscommissie zou worden ingesteld van juristen, artsen en ethici?
3 Op dit moment is er geen toetsingscommissie die oordeelt over levensbeëindiging niet op verzoek. Bij beslissingen die zo ingrijpend zijn als deze heeft zowel de medische beroepsgroep als de samenleving behoefte aan duidelijkheid. Zoals ik mede namens de Minister van Justitie, in mijn brief van 8 juli 2004 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heb laten weten zal bij afzonderlijke brief nader worden ingegaan op welke wijze tegemoet kan worden gekomen aan deze behoefte.
4 Wat is uw reactie op de door prof. Kollee geconstateerde toenemende druk van ouders die soms al om levensbeëindiging vragen wanneer het erop lijkt dat hun kind gehandicapt zal worden?
4 Het kunnen weerstaan van dergelijke druk van ouders, andere naasten of de patiënt zelf maakt onderdeel uit van de medische professionaliteit. Artsen zijn zelf verantwoordelijk voor hun handelen en ik ga ervan uit dat zij zich daarvan bewust zijn.