Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER)
De Nota Mobiliteit: wissels naar dood spoor
Nederland zou de komende jaren krachtig moeten inzetten op versterking
van het openbaar vervoer. Maar de Nota Mobiliteit zet de wissels
finaal verkeerd. Verkeer en Waterstaat ziet het openbaar vervoer
vooral als een overloopbekken voor de spitsuurdrukte in de Randstad,
die onmogelijk helemaal per auto kan worden afgewikkeld. Voor de rest
is het vooral een kostenpost. Een overtuigende visie op de rol en
ontwikkeling van het openbaar vervoer in relatie tot het
mobiliteitsbeleid ontbreekt, evenals een bijbehorende ambitie.
De groei van de personenmobiliteit tussen 2000 en 2020 wordt geschat
op liefst 20%. Dit zal een nog veel grotere druk gaan leggen op de
bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en op de leefbaarheid van
stad en land. Een goed ontwikkeld systeem van openbaar vervoer -
beschikbaar naar tijd en plaats, toegerust op zijn taak - is volgens
ROVER absoluut onmisbaar voor het functioneren van de steden, voor het
in stand houden van een omgeving waarin het prettig en gezond leven is
en voor het bieden van mobiliteit aan allen. In de afgelopen jaren is
het openbaar vervoer nogal verwaarloosd. ROVER verwacht van een
verantwoordelijke overheid dan ook, dat deze krachtig inzet op een
versterking van het openbaar vervoer, zoals dat in steeds meer landen
met succes gebeurt. Helaas kiest het kabinet daar niet voor.
Enkele punten van kritiek van ROVER op de Nota Mobiliteit:
Onevenwichtig investeringsbeleid. In capaciteitsuitbreiding van het
wegennet wordt de komende periode 23 miljard geïnvesteerd. Daarentegen
komen er geen nieuwe investeringen in uitbreiding van het spoor
(behoudens de aanleg van de Hanzelijn en mogelijk de Zuiderzeelijn,
waartoe al eerder was besloten ). In de Nota wordt slechts een
bescheiden groei van het spoorvervoer verwacht, en Verkeer en
Waterstaat vindt dat blijkbaar best zo. Veelzeggend is dat het kaartje
met de investeringsplannen voor het spoornet in hoge mate
retrospectief is: het toont de verbeteringen vanaf 1980. Regeren is
hier blijkbaar vooral omzien.
Onevenwichtig prijsbeleid. De prijsontwikkeling van het treinkaartje
steekt steeds ongunstiger af bij de kosten van het autogebruik.
Oorzaak is de steeds hoger wordende 'spoorbelasting' (de vergoeding
voor het gebruik van de infrastructuur), terwijl de Nota geen nieuw
prijsbeleid voor de auto durft af te kondigen waarmee de kosten van
het autorijden meer gebruiksafhankelijk worden gemaakt. De trein kan
daardoor steeds moeilijker opboksen tegen de auto.
Ter discussie stellen van spoorlijnen en stations. De Nota schept
onzekerheid over het voortbestaan van vele spoorlijnen en stations. Er
is een nieuwe norm bedacht waardoor 40% van de stations ter discussie
komt te staan. Ook vindt Verkeer en Waterstaat dat de meeste
spoorlijnen teveel geld kosten in relatie tot het gebruik dat ervan
wordt gemaakt. Voor de lijnen met de minste reizigers gaat men de
komende jaren studeren op bezuiniging of vervanging door bussen. Het
vertrouwen in de toekomstvastheid van de hoofddragers van het
openbaarvervoersysteem wordt op deze manier ondermijnd. Daarmee is de
kans groot dat de wissels letterlijk naar dood spoor worden gezet.
Negeren van grensoverschrijdend openbaar vervoer. De Nota staat,
althans wat het openbaar vervoer betreft, met de rug naar Europa.
Alleen aan de HSL Zuid en de (op Nederlands gebied niet snel rijdende)
hogesnelheidstreinen richting Keulen wordt belang gehecht. Er is geen
visie op de rol van de trein op andere internationale verbindingen en
op de verbeteringsmogelijkheden van het openbaar vervoer in de
grensgebieden. Het stads- en streekvervoer is grotendeels een
verantwoordelijkheid van de provincies en regio's, hoewel het Rijk de
financiële kaders stelt. ROVER hoopt en verwacht dat deze lagere
overheden meer oog voor het belang van een goed ontwikkeld openbaar
vervoer zullen hebben dan de nationale overheid toont in deze Nota
Mobiliteit. Amersfoort, 30 september 2004
---