Speech van minister Dekker (uitgesproken door Jos Lambrechtsen van het
directoraat-generaal Ruimte) op de studiedag van de VAC's Overijssel,
Gelderland, Drenthe op 29 september 2004.
Het platteland: vol of vitaal?
Geachte leden van de VAC's, aanwezigen,
Omdat minister Dekker vandaag in Den Haag moet zijn voor de algemene
beschouwingen in de Tweede Kamer, is mij gevraagd haar plaats hier
vandaag in te nemen. Ik zal dat graag doen.
Ik constateer met de minister dat het taboe op buiten bouwen is
verdwenen. Die conclusie mogen we na de presentatie van de Nota Ruimte
en de tour van de onafhankelijke VROM-raad langs vijf regio's in het
afgelopen voorjaar wel trekken.
Het perspectief van de Nota Ruimte begint te leven; ruimtelijke
ontwikkeling die kansen biedt voor méér kwaliteit en vitaliteit in het
buitengebied. Dat is winst en daar zijn we zeer blij mee.
Borging
Er zijn in de regio's en in de Tweede Kamer ook zorgen geuit. Is de
Nota Ruimte geen vrijbrief voor ongebreideld bouwen in het groen? Zijn
er wel genoeg waarborgen voor behoud van landschappelijke identiteit
en kwaliteit? Wie bewaakt en coördineert dat? Terecht vragen, terechte
zorgen.
Wat betreft het ongebreideld bouwen: er zijn gebieden waar gewoon geen
bouwen in het buitengebied past. Ik denk daarbij aan de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS), de Unesco-gebieden, maar ook delen van Nationale
landschappen.
Maar laten we voor al die andere gebieden duidelijk zijn: wat wel of
niet kan is regionaal maatwerk. Laten we dat vooral níet in Den Haag
doen. Het uitgangspunt is: centraal wat moet, decentraal wat kan.
Het betekent dat er verschillen ontstaan: 'ongelijkheid', zo u wilt.
Wij zijn daar niet bang voor. Overijssel, Gelderland en Drenthe zijn
anders dan Brabant, Zeeland en Limburg en dat willen we ook graag zo
houden.
Wij zien vooral voordelen aan toetsing van ideeën in de praktijk. Het
kan zelfs een impuls voor de lokale en provinciale democratie
betekenen, wanneer burgers - en dus ook de VAC's - zich kunnen
uitspreken over de herkenbare ruimtelijke aanpak van hun bestuurders.
Basiskwaliteit
Bovendien zal er een goede borging zijn van landschappelijke-,
cultuurhistorische-, natuur- en milieuwaarden. In de eerste plaats
door de ondergrens van de Ruimtelijke Basiskwaliteit, vastgelegd in
wettelijke procedures.
Dit begrip basiskwaliteit werd ontleend aan een eerder verschenen
WRR-advies, maar zorgde na de presentatie van de Nota Ruimte toch voor
enige verwarring. Het gaat dus niet om één basiskwaliteit die overal
in Nederland hetzelfde is. Dat kan niet, want Nederland is niet overal
hetzelfde en dus zijn niet overal dezelfde regels relevant. En het
hóeft ook niet als maar wel inzichtelijk is uit welke componenten de
basiskwaliteit op een gegeven locatie bestaat. Dat is óók belangrijk
om de afspraken over monitoring met de provincies concreet te kunnen
maken.
Het gaat bij de basiskwaliteit om verschillende soorten regels. Denk
bijvoorbeeld aan de regels voor het bouwen in het buitengebied en de
introductie van de watertoets. Het kan ook gaan om de nationale
vertaling van Europese richtlijnen. Denk aan milieuwetgeving,
natuurbescherming of wetten op het gebied van de veiligheid.
Bij elkaar zorgen de regels als het ware voor een ondergrens of bodem
die bij alle ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in een bepaald
gebied gerespecteerd moet worden.
Kaders
Daarnaast vraagt de Nota Ruimte aan provincies een planologisch kader
voor het 'buiten bouwen', opdat kwaliteit en vitaliteit van de groene
ruimte gewaarborgd zijn. Dat biedt ook kansen voor ons
Belvedèrebeleid. Daarin zijn de cultuurhistorische waarden de
inspiratiebron voor kwaliteit in ruimtelijke ontwikkeling.
Buiten bouwen moet een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het
landelijk gebied. In de Nota Ruimte is aangegeven waar in dat kader
goed op gelet moet worden; denk aan de ontwerpkwaliteit, een gezonde
financiering, maar óók de landschappelijke inpassing.
Verevening is daarbij een cruciaal begrip. Het provinciale beleid
daarvoor werken we op dit moment verder uit. Als bijvoorbeeld een
gemeente ter wille van de eigen aanwas buiten wil bouwen voor lagere
inkomensgroepen, dan genereert men weinig of geen middelen voor
groencompensatie. Er is dan ook geen geld voor andere investeringen
die ervoor zorgen dat de landschapskwaliteit per saldo toeneemt. Op
regionaal niveau is dat geld uit verschillende andere projecten
mogelijk wél vrij te spelen.
Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Vooral de nieuwe Wet ruimtelijke ordening moet het kader bieden dat
provincies en gemeenten bij de uitvoering van de Nota Ruimte nodig
hebben. Het gaat in de nieuwe Wro om twee trefwoorden: decentralisatie
en deregulering.
Decentralisatie
Het wetsvoorstel gaat uit van een scherpe scheiding van
verantwoordelijkheden en gaat over algemene regels, aanwijzingen en
bestemmingsplannen. Waar het rijk of de provincie het écht nodig
vinden om onder eigen verantwoordelijkheid plannen uit te voeren,
kunnen ze dat voortaan met een eigen bestemmingsplan of structuurvisie
realiseren.
Deregulering
Deregulering is een belangrijk streven van het kabinet en van ons
beleid. We willen - onder andere met de Wro - naar snelle en
transparante besluitvorming en eenvoudige procedures. Bijvoorbeeld
door samenvoeging van bestemmingsplanwijziging en vergunningverlening,
maar ook door het opschonen van met name de bestemmingsplanprocedure.
Verder zorgen verplicht actuele bestemmingsplannen voor duidelijkheid
over wat burgers en bedrijven wel en niet is toegestaan.
VROM-vergunning
Daarnaast hebben we in het kader van de herijking, het schrappen en
vereenvoudigen van VROM-regels, nog een toezegging gedaan. Er is
beloofd te komen met één integrale VROM-vergunning. De VROM-vergunning
moet ervoor zorgen dat iedereen die wil gaan bouwen één integrale
beslissing krijgt na het doorlopen van één procedure. Voor alles van
aanvraag tot bezwaar en beroep. Stelt u zich eens voor: de
bouwvergunning, de lozingsvergunning, de milieuvergunning én de
kapvergunning in één keer geregeld. Dat geeft duidelijkheid voor
bouwers, maar ook voor wie bezwaar of beroep wil aantekenen. De
mogelijkheden voor vertraging als tactiek worden daarmee aanzienlijk
verkleind.
De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. De nieuwe Wro bevat al
een eerste stap met de coördinatieregeling voor vergunningprocedures.
Het is de bedoeling zo snel mogelijk met een wetsvoorstel te komen
opdat de wettelijke regeling er in 2007 is. Dit is onlangs in het
kabinet besproken en hierover krijgt de Tweede Kamer nog deze maand
een brief. Tot 2007 zullen we werken met een overgangsregime en
proefprojecten.
Monitoring
Over de monitoring van het gemeentelijk en provinciaal ruimtelijk
beleid hebben we de Kamer het volgende laten weten. Ik geef u de
essentie: met de provincies is afgesproken dat we gezamenlijk een
monitoringsinstrument gaan ontwikkelen. Bij de reguliere toetsing van
streek- en bestemmingsplannen zullen we goed naar de basiskwaliteit
kijken.
Mocht blijken dat strengere afspraken nodig zijn, dan zullen we daar
voorstellen voor doen bij de eerstvolgende bijstelling van de
Uitvoeringsagenda bij de Nota Ruimte in 2006.
Woningbouw
Tenslotte mag het niet zo zijn dat we met 'buiten bouwen' een
gemakkelijke uitweg creëren voor het oplossen van de woningschaarste.
Ik weet dat dit gevaar met het specifieke buiten bouwen ook helemaal
niet aan de orde is, maar omdat het nogal eens wordt verward met het
veel bredere 'bouwen buiten bestaand stedelijk gebied', wil ik het nog
eens duidelijk zeggen: géén van beiden mag ooit in de plaats komen van
herstructurering in bestaand stedelijk gebied. Daarvoor is het belang
van een sterke stad te groot, daarvoor is de variatie aan
landschappen, gemeenschappen en leefmilieus in ons land te kostbaar en
te kwetsbaar.
Daarom heb ik aan de provincies gevraagd bestaande bebouwing in het
buitengebied zoveel mogelijk te benutten.
Op hun beurt hebben de gemeenten en de provincie Overijssel gevraagd
om ondersteuning bij het stimuleren van de woningbouwproductie.
Op 19 locaties in Overijssel zijn mensen van mijn ministerie samen met
de provincie en lokale partijen bezig de productie te versnellen. Deze
locaties liggen zowel in de steden als in de dorpen. Voor deze
locaties benoemen we de knelpunten en werken we samen aan oplossingen.
Overijssel heeft de pilotstatus op het gebied van
vergunningenmanagement. Dat betekent dat we binnen bestaande wet- en
regelgeving zoeken naar tijdwinst in procedures. Kaders en regels
blijven nodig, maar ze mogen de bouwversnelling niet frustreren. Dat
is het uitgangspunt.
Rol corporaties
Voor het bouwen op het platteland verwachten we veel van de
woningcorporaties. Zij moeten invulling geven aan hun maatschappelijk
ondernemerschap. Het gaat om investeren en exploiteren. Oog hebben
voor maatschappelijke noden, ook buiten het eigen gebied en de eigen
woningvoorraad. Het vlottrekken van de woningmarkt is een kwestie van
alle corporaties, rijk en arm.
En de opgave gaat verder dan alleen de rijke plattelandscorporaties
die de arme stadscorporaties te hulp schieten. Ook buiten de steden
ligt een opgave op kleine locaties. Juist voor woningcorporaties. Het
platteland heeft van het kabinet de ruimte gekregen om te zorgen voor
de vitaliteit van de eigen gemeenschappen. Dat betekent ook extra
ruimte voor eigen aanwas die niet altijd draagkrachtig genoeg zal zijn
voor eigen woningbezit. Ook daarvoor zullen corporaties hun reserves
moeten gebruiken. Voor woningcorporaties in de dorpen ligt er
bovendien een opgave als het gaat om ouderen met behoefte aan zorg en
starters op de woningmarkt. Deze beide groepen hebben behoefte aan
betaalbare huisvesting dicht bij voorzieningen.
Een andere rol voor de corporaties noem ik het anticyclisch bouwen.
Daar waar de vraag in de koopsector achterblijft bij de verwachtingen
en ontwikkelaars hun bouwplannen faseren of zelfs terugtrekken ligt
voor u een opgave. Door op deze locaties plannen over te nemen dragen
corporaties een belangrijke steen bij aan het opvoeren van de
woningbouwproductie.
Slot
Dames, leden van de adviescommissies,
Ik begrijp en deel uw zorg als het gaat om het behoud van het
landschap en het eigen karakter van onze plattelandsgemeenschappen. Ik
heb veel van die zorg onlangs in de Tweede Kamer én zojuist speciaal
voor u nog eens geadresseerd. Ik hoop naar uw tevredenheid.
Ik wil u wél meegeven dat behoud alleen leidt tot stagnatie en
bedreiging van de vitaliteit. Wij kiezen daarom voor ruimtelijke
ontwikkeling die recht doet aan de vraag naar wonen in het groen. Ik
kies voor ruimtelijke ontwikkeling die het platteland 'van het slot'
haalt en voor dorpen, steden en regio's die in staat zijn
ontwikkelkracht te ontplooien. Dat is dus niet kiezen voor een vol
maar wel voor een vitaal platteland.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer