NED. MEDIATORSVERENIGING
Richtlijnen minister van Binnenlandse Zaken voor bemiddeling
Amsterdam, 28 september 2004
Richtlijnen minister van Binnenlandse Zaken voor bemiddeling bij
arbeidsconflicten
In de CAO 2002-2003 voor Rijks-ambtenaren is overeengekomen dat bij
conflicten tussen een medewerker en een leidinggevende eerst
bemiddeling moet worden geprobeerd, voordat een formele procedure mag
worden gestart. Deze CAO geldt voor tienduizende ambtenaren.
In zijn circulaire van 6 september 2004 zet de minister van BZK nader
uiteen hoe deze bemiddeling moet worden ingevuld. De medewerker mag in
eerste instantie kiezen wie de in te schakelen bemiddelaar is. Ook
omschrijft hij over welke kwaliteiten een bemiddelaar dient te
beschikken.
De NMv vindt dit een goede eerste stap, maar zij acht het riskant dat
volgens de minister 'iedereen' mag bemiddelen. Immers, hoe weet een
medewerker of de bemiddelaar geschikt is en, als het een interne
collega is, hoe voorkom je dat die er later geen problemen mee zal
krijgen?
Volgens de minister moet een in te schakelen bemiddelaar onder andere
beschikken over kwaliteiten als 'de problematiek vanuit verschillende
invalshoeken kunnen beoordelen' , 'onderscheid kunnen maken tussen
hoofd- en bijzaken', 'behoeften en belangen van partijen kunnen
herkennen en in staat te zijn tot een realistische beoordeling'. Ook
over de stappen die tijdens een bemiddelingsproces moeten worden gezet
geeft de minister vrij gedetailleerde aanwijzingen. Het begint met het
bereiken van overeenstemming tussen de medewerker en de leidinggevende
over het inschakelen van een bemiddelaar. Na enkele tussenstappen
eindigt een geslaagde bemiddeling met een schriftelijke vastlegging
van het resultaat en ondertekening door partijen. Bemiddeling moet,
volgens de minister, de vaak langdurige procedures via de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) in veel gevallen kunnen voorkomen.
De NMv vindt het op zich juist dat veel problemen in de samenwerking
met een goed gesprek worden aangepakt. Echter, voor de medewerker zijn
de kwaliteiten van de bemiddelaar niet eenvoudig van te voren te
beoordelen. De NMv vindt dan ook dat bij zaken die zo ernstig zijn,
dat er een Awb-procedure tot bij de amtenarenrechter in het verschiet
ligt, een professionele gespreksleider wenselijk is.
Volgens de minister kan de bemiddelaar in principe iedereen zijn van
binnen of buiten de eigen organisatie en hoeft het niet persé een
mediator te zijn. Voor bemiddelaars van binnen de organisatie stelt
hij dat 'de werkgever er zorg voor draagt dat deze niet uit hoofde van
zijn bemiddelaarschap wordt benadeeld in zijn verdere functioneren in
zijn loopbaan en als ambtenaar.' Hij ziet in dat de kans op schade
voor een interne bemiddelaar in principe aanwezig is.
De NMv signaleert dat de minister hiermee een gevoelig punt aan de
orde stelt. Ook al laat hij het primair over aan de zwakste van de
twee conflictpartijen (de werknemer) om een eerste keus voor een
bemiddelaar aan te reiken, dan zadelt hij volgens de NMv op die manier
die medewerker wel op met enkele dilemma's. Als je een bemiddelaar
kiest omdat je meent dat hij of zij het wel zal kunnen, hoe kun je er
dan ten eerste zeker van zijn dat die collega departementsambtenaar
zich niet laat beïnvloeden door het risico dat de minister aangeeft -
bescherming of niet? Ten tweede, hoe kom je er achter of de interne
bemiddelaar wel beschikt over de kwaliteiten die hij volgens de
minister moet hebben? De belangen van de betrokkene zijn bij veel
conflicten (bijvoorbeeld bij dreigend ontslag, demotie of
disciplinaire maatregel) zo groot, dat je je moeilijk kunt veroorloven
om dit proefondervindelijk in je eigen zaak te ontdekken.
Kortom, naar de mening van de NMv geeft de minister een zeer bruikbaar
kader en bepaalt hij ook nog dat de kosten voor de bemiddeling in zijn
geheel door de werkgever zullen worden gedragen. Maar het is de
medewerker die in zo'n conflict zit beslist aan te raden zich van te
voren goed binnen en buiten de organisatie te oriënteren wie hij
daarbij als bemiddelaar te hulp roept. Uit overwegingen van
onpartijdigheid en onafhankelijkheid, en als beide betrokkenen echt
naar een oplossing willen werken die voor beiden aanvaardbaar is, kan
het de voorkeur hebben om te kiezen voor een externe geregistreerde
mediator. Dan weet de werknemer zeker dat de bemiddelaar over alle
gestelde eigenschappen beschikt, er voor is opgeleid en gebonden is
aan de professionele code van het Nederlands Mediation Instituut. En
hij vermijdt het risico dat hij een collega-ambtenaar, hoe goed die
misschien ook kan bemiddelen, de kans laat lopen op eventuele latere
persoonlijke schade. De bescherming die de minister aan interne
bemiddelaars biedt is broos. Vooralsnog is er zelden sprake van een
cultuur waarin zulke bescherming effectief is.