Vochtrijke diervoeders en geuremissie uit vleesvarkenstallen
PraktijkRapport 31
Auteurs: M. Timmerman, J.W. van Riel, M.A.H.H. Smolders, E.M.A.M.
Bruininx
Het gebruik van vochtrijke diervoeders uit de levensmiddelenindustrie
in rantsoenen voor varkens is de laatste 10 jaar toegenomen in
Nederland. Gemeenten ontvangen geregeld klachten over geuroverlast die
zou worden veroorzaakt door varkensbedrijven die vochtrijke
diervoeders voeren. Op dit moment nemen gemeenten maatregelen door in
milieuvergunningen extra voorwaarden te stellen aan het gebruik van
deze producten. Omdat onderzoek naar de aard en omvang van
geuroverlast door gebruik van vochtrijke diervoeders nog nauwelijks
heeft plaatsgevonden, zijn deze voorwaarden echter niet of nauwelijks
gebaseerd op objectieve maatstaven. Daarom is in een laboratoriumproef
bepaald of de geurconcentratie en/of geurbeleving van vochtrijke
diervoeders verschilden ten opzichte van droogvoer. Daarna is in een
praktijkproef op Praktijkcentrum Sterksel bepaald of er een effect is
van vochtrijke diervoeders in rantsoenen op de geuremissie uit
vleesvarkenstallen.
Laboratoriumproef
In de laboratoriumproef is onderzocht of er een verschil bestond
tussen de geurconcentratie en geurbeleving van droogvoer en
combinaties van vochtrijke diervoeders. De gebruikte vochtrijke
diervoeders waren aardappelstoomschillen, tarwezetmeel, wei, biergist
en uiensap. Als droogvoer is vleesvarkenvoer gebruikt. De vochtrijke
diervoeders en droogvoer werden opgeslagen in zes pvc-opslagvaten van
50 liter in een klimaatcel. In het onderzoek zijn de geurconcentratie
en -beleving van droogvoer en de vijf producten in alle mogelijke
combinaties bepaald. De geurbeleving werd aangemerkt als de
geurconcentratie waarbij de lucht als licht onaangenaam werd
beschouwd. Het onderzoek vond plaats in vier perioden van elk 15
dagen, waarbij op 1, 8 en 15 dagen na aanvang geurmonsters zijn
genomen. Op dag 1 en 15 is lucht van de afzonderlijke vaten gemengd
opgevangen in geurzakken. Op dag 8 zijn brijmengsels gemaakt door
fysieke menging van de vochtrijke diervoeders, waarna de lucht van het
brijmengsel is opgevangen in geurzakken. Op dag 1 was de
geurconcentratie van het droogvoer significant lager dan van
aardappelstoomschillen, tarwezetmeel en wei los of in allerlei
combinaties, maar dit was niet het geval op dagen 8 en 15. De
geurconcentratie van aardappelstoomschillen, tarwezetmeel en wei los
of in allerlei combinaties was op dagen 1, 8 en 15 significant lager
dan van de combinaties waarin biergist en/of uiensap zat, behalve voor
de combinatie met biergist op dag 1. De geurconcentratie waarbij de
lucht als licht onaangenaam werd aangemerkt (geurbeleving) was bij
droogvoer op alle dagen significant hoger dan alle combinaties van
vochtrijke diervoeders. De geurbeleving van aardappelstoomschillen,
tarwezetmeel en wei los of in combinatie was alleen op dag 1
significant hoger dan van de combinaties met biergist en uiensap en op
dag 8 van de combinaties met biergist, maar verschilde voor de rest
niet significant van de combinaties waarin biergist en/of uiensap zat.
Praktijkproef
In een proef op Praktijkcentrum Sterksel is nagegaan of er een effect
is van rantsoenen met vochtrijke diervoeders op de geuremissie uit
vleesvarkenstallen. Geurmetingen zijn uitgevoerd in vier
vleesvarkenafdelingen, droogvoerkeuken en brijvoerkeuken tijdens een
zomer- en een winterperiode. In elke afdeling is een ander rantsoen
gevoerd. In afdeling A werd een standaard droogvoer verstrekt, in
afdeling B brijvoerrantsoen zonder vochtrijke diervoeders, in afdeling
C een brijvoerrantsoen met tarwezetmeel, aardappelstoomschillen en
kaaswei en in afdeling D een brijvoerrantsoen met tarwezetmeel,
aardappelstoomschillen, kaaswei en biergist. De geurconcentratie in de
droogvoer- en brijvoerkeuken verschilde niet van elkaar en was veel
lager dan de geurconcentratie uit de vleesvarkenafdelingen. In alle
afdelingen was de geuremissie in de zomerperiode hoger dan in de
winterperiode. Op de meetdagen varieerde de geuremissie uit de
afdelingen van 1,6 tot 33,6 OUE/s per varkensplaats. De gemiddelde
geuremissie van afdelingen A, B, C en D was respectievelijk 9,2, 9,4,
8,2 en 9,4 OUE/s per varkensplaats. De resultaten van deze proef laten
zien dat er geen effect van het rantsoen is op de geuremissie uit
vleesvarkenstallen.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 31 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Varkens praktijkrapport 31: Vochtrijke diervoeders en geuremissie uit
vleesvarkenstallen - 2004 - 22 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 28-09-2004 10:52.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij