KWF KANKERBESTRIJDING
Vroege opsporing van dikkedarmkanker
KWF Kankerbestrijding: minder sterfte door bevolkingsonderzoek
Amsterdam, 28 september 2004 - Het grote aantal patiënten dat
jaarlijks wordt geconfronteerd met dikkedarmkanker én het relatief
gunstige effect van vroege opsporing, zijn voor veel Europese landen
aanleiding om screeningsprogramma's aan te (gaan) bieden aan de
bevolking. Vroege opsporing van (voorstadia van) dikkedarmkanker door
bevolkingsonderzoek zal naar verwachting leiden tot minder sterfte,
waarbij een reductie van 15 tot 20 procent op dit moment haalbaar
wordt geacht.
Op 28 september overhandigt Ton Hanselaar, directeur van KWF
Kankerbestrijding, het Signaleringsrapport 'Vroege opsporing van
dikkdarmkanker; Minder sterfte door bevolkingsonderzoek' aan Stef
Blok, voorzitter van de Vaste kamercommissie VWS. Het rapport is
opgesteld door de werkgroep 'Screening op Dikkedarmkanker' van de
Signaleringscommissie Kanker (SCK) van KWF Kankerbestrijding. In haar
rapport zet de SCK-werkgroep de mogelijkheden en knelpunten van een
landelijk bevolkingsonderzoek in Nederland op een rij. De
SCK-werkgroep beveelt aan om ook in Nederland op korte termijn in
enkele regionale proefcentra te starten met bevolkingsonderzoek naar
dikkedarmkanker. KWF Kankerbestrijding wil dat de aanbevelingen van de
SCK-werkgroep zo snel mogelijk worden gerealiseerd. Hiertoe zal KWF
Kankerbestrijding in overleg treden met betrokken partijen, zoals de
Rijksoverheid en betrokken zorgprofessionals.
Dikkedarmkanker in Nederland
Dikkedarmkanker staat op de tweede plaats zowel wat betreft voorkomen
van kanker als sterfte aan kanker. Jaarlijks wordt in Nederland bij
ruim 9.000 mensen de diagnose dikkedarmkanker gesteld en overlijden
ongeveer 4400 mensen als gevolg van dikkedarmkanker.
Regionale proefcentra en rol van de overheid
Effectieve invoering van bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker in
Nederland kan niet binnen de huidige kanalen van de gezondheidszorg
worden gerealiseerd. De inrichting van bevolkingsonderzoek vraagt
besluitvorming van de Rijksoverheid. Centrale regie van de
Rijksoverheid is onontbeerlijk voor de organisatie van de regionale
proefcentra en de latere uitbouw van de screening tot een landelijk
dekkend bevolkingsonderzoek. Om te voorkomen dat de invoering extra
beslag legt op de reguliere gezondheidszorg, stelt de SCK-werkgroep
van KWF Kankerbestrijding dat de screening moet plaatsvinden in aparte
centra met eigen personeel en eigen middelen. Op dit moment zijn er
verschillende initiatieven in Nederland in ontwikkeling om regionale
proefcentra voor screening op dikkedarmkanker op te richten. Onderzoek
in de regionale proefcentra moet uitwijzen hoe bevolkingsonderzoek
moet worden ingericht. Ook goede voorlichting aan de bevolking en bij-
en nascholing van zorgverleners (onder anderen verpleegkundigen en
artsen) vindt de SCK-werkgroep belangrijk.
Screeningstesten
Vooralsnog is de meest aangewezen screeningstechniek een test die
spoortjes bloed aantoont in de ontlasting, de 'fecaal occult bloed
test' (FOBT). Van deze test is echter ook bekend dat een relatief
groot aantal poliepen (het voorstadium van dikkedarmkanker) en
dikkedarmtumoren wordt gemist. Endoscopie, waarbij met een flexibele
'kijkslang' de dikke darm wordt onderzocht, is mogelijk een meer
betrouwbare methode, maar is een inwendig en belastend onderzoek dat
complicaties kan veroorzaken. Daarnaast is er een snelle ontwikkeling
van nieuwe, beperkt belastende en niet-inwendige testen voor het
vroegtijdig vaststellen van dikkedarmkanker en voorstadia daarvan,
zoals virtuele colonoscopie, en het meten van veranderingen in DNA of
eiwit dat verkregen is uit bloed of ontlasting. De SCK-werkgroep van
KWF Kankerbestrijding vindt het echter niet verstandig om de
resultaten daarvan af te wachten. Het kan namelijk vele jaren duren
voordat de effectiviteit van deze nieuwe testen is bewezen, terwijl nu
al vast staat dat tenminste één bestaande test, de FOBT, de sterfte
als gevolg van dikkedarmkanker kan verminderen. Op basis van gegevens
uit het buitenland is de verwachting dat bevolkingsonderzoek met FOBT
een daling in sterfte aan dikkedarmkanker zal opleveren van maximaal
15 tot 20 procent. De FOBT zou eenmaal per twee jaar moeten worden
uitgevoerd bij personen tussen de 50 en 70 jaar. Het is gezien de
snelle ontwikkeling van nieuwe testen belangrijk dat de regionale
proefcentra zo worden ingericht dat in de toekomst nieuwe technieken
tijdig kunnen worden geëvalueerd en, afhankelijk van het resultaat
hiervan, snel kunnen worden ingevoerd.
Opportunistische screening
Het uitblijven van initiatieven van de Rijksoverheid zal leiden tot
een sterke toename van 'opportunistische screening'. Hieronder wordt
verstaan het testen van personen zonder klachten op eigen initiatief,
gebruikmakend van de reguliere zorg. Deze ongecontroleerde stijging
van uitgevoerde testen zal onvermijdelijk leiden tot een verdere
(over)belasting van de reguliere zorg, zodat de zorg aan mensen met
klachten mogelijk in het gedrang komt. Hierdoor komt de relatief goede
overleving en relatief lage sterfte bij dikkedarmkanker ten opzichte
van ons omringende landen in gevaar. Daarnaast is dit een
(kosten)-inefficiënt gebruik van de gezondheidszorg.
Trends voor darmkanker
Zonder invoering van bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker wordt in
2015 naar schatting bij 13.800 mensen (8.200 mannen, 5.600 vrouwen) de
diagnose dikkedarmkanker gesteld. Wordt dikkedarmkanker in een vroeg
stadium opgespoord, dan is de prognose relatief gunstig met een
overleving die na vijf jaar varieert van bijna 70 tot ruim 90 procent,
afhankelijk van het exacte stadium bij diagnose. Dikkedarmkanker met
uitzaaiingen in lymfeklieren heeft een overleving van ruim 50 procent
na 5 jaar. Bij uitzaaiingen in andere organen daalt de overleving na
vijf jaar tot ongeveer 5 procent. Nu is bij ruim 40 procent van de
patiënten de dikkedarmtumor bij de diagnose al in een gevorderd
stadium, dat wil zeggen met uitzaaiingen in lymfeklieren en/of in
andere organen. Het is dus van groot belang om de diagnose in een
vroeg stadium te stellen. Naar verwachting is bevolkingsonderzoek
hiervoor de beste methode.
De aanbevelingen van de SCK-werkgroep van KWF Kankerbestrijding
sluiten aan bij de uitkomsten van het eerdere rapport van de
Gezondheidsraad getiteld 'Bevolkingsonderzoek naar
dikkedarmkanker'(2001) en het eindverslag van de Cocast-projectgroep
getiteld 'Screening op colorectaal kanker in Nederland: tijd om te
starten' (2003).
De SCK onder voorzitterschap van prof. dr. Bob Pinedo, is een
wetenschappelijke commissie van KWF Kankerbestrijding, die als taak
heeft het bestuur van KWF Kankerbestrijding te adviseren over de te
verwachten ontwikkelingen binnen de kankerbestrijding. De werkgroep
'Screening op Dikkedarmkanker' is ingesteld door de SCK met als
opdracht de voor- en nadelen van bevolkingsonderzoek naar
dikkedarmkanker in Nederland te inventariseren. In deze werkgroep
hadden zitting prof. dr. Sander van Deventer (voorzitter), dr. Gerard
Beets, dr. Jan Willem Coebergh, dr. Lambert Dorssers, dr. James
Hardwick, prof. dr. Jan Kleibeuker, prof. dr. Albert de Roos, dr. Hans
Vasen en dr. Femke Vlems (secretaris vanuit KWF Kankerbestrijding).
------------------------
Mededeling voor de redactie,