de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
21 september 2004 AFP 2004-741 M
Onderwerp
Reductie administratieve lasten bedrijfsleven 2003-2007
Geachte Voorzitter,
Op 14 juni 2004 mochten wij een nota-overleg hebben met de vaste commissies voor
Economische Zaken en Financiën over de invulling van de reductiedoelstelling met
betrekking tot de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Bij die
gelegenheid hebben wij toegezegd inzicht te geven in de reductiesuggesties van het
bedrijfsleven die niet zijn opgenomen in de brief van 8 april 2004 (TK 2003-2004,
29515, nr. 5) en de overige overwogen ideeën waaraan geen vervolg is gegeven. Met
deze brief komen wij deze toezegging na.
Fiscaal terrein
Wij brengen in herinnering dat op fiscaal terrein het bedrijfleven via de Commissie
Van Lunteren reeds geruime tijd suggesties heeft aangedragen ter vermindering van
de problematiek van de administratieve lasten. Deze suggesties zijn met name
neergeslagen in rapportage van 17 april 2002 (kamerstuk TK 2001-2002, 28346) over
verlichting van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De uitwerking van
deze suggesties loopt nog steeds (in de brief van 8 april is hiervoor nog een
stelpost van ? 10 mln. opgenomen). In verband met het feit dat het WALVIS/Sub
project inmiddels duidelijk vorm heeft gekregen, is een aantal van de suggesties
echter ook geschrapt in overleg met het bedrijfsleven. Ook de verschillende
reductievoorstellen die hun weg hebben gevonden via de Belastingplannen 2003 en
2004 hebben voor een andere uitgangspositie gezorgd.
In een overleg in de Commissie Van Lunteren in december 2003 is nog eens een
rondgang gemaakt door de mogelijkheden om de administratieve lasten op fiscaal
terrein aanvullend te verminderen. Daarbij zijn twee invalshoeken die door het
bedrijfsleven naar voren zijn gebracht, niet opportuun bevonden. De eerste betreft
de gedachte de loonbelasting te vervangen door een eindheffing. Uit een oogpunt van
administratieve lasten zou dit ongetwijfeld renderen maar het hoeft geen betoog dat
hieraan veel complicaties zijn verbonden. Het zou bijv. het WALVIS/Sub project op
losse schroeven zetten. Wij hebben ervoor gekozen in de tweede stap via een
samenwerkingsproject met het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te
werken aan verdere vereenvoudiging van het loonbegrip en de loonadministratie.
De tweede invalshoek waaraan geen vervolg is gegeven is de gedachte om de huidige
renseignering van gegevens door banken en verzekeringsmaatschappijen af te slanken.
De huidige renseignering is van groot belang voor een juiste belastingheffing.
Renseignering past bij een efficiënte en op compliance gerichte wijze van belasting
heffen.
In het overleg zijn ook de aftrekposten in de inkomstenbelasting en de
afdrachtverminderingen in de loonbelasting, in het bijzonder die posten die het
karakter hebben van een belastinguitgave ten gunste van het bedrijfsleven, ter
sprake gekomen. Wat betreft de aftrekposten ging het daarbij om afschaffing of
omzetting van deze bestaande fiscale regelingen. Ook bij een budgettair neutrale
aanpak heeft afschaffing of omzetting van dit soort regelingen in de ogen van de
vertegenwoordigers van werkgevers en zelfstandigen zodanige nadelen voor het
bedrijfsleven, dat die nadelen het voordeel van vermindering van administratieve
lasten overschaduwen. Daarbij moet worden bedacht dat in de belastingwijzigingen
per 1 januari 2003 en 2004 al een aantal maatregelen was opgenomen met het oog op
reductie van administratieve lasten.
Afschaffing van fiscale aftrekken van verschillende aard (investeringsaftrek,
vervroegde afschrijving, oudedagsreserve, zelfstandigenaftrek, aftrek
pensioenpremie) en van afdrachtverminderingen en van belastingen in hun geheel
bleken naar het oordeel van het bedrijfsleven een brug te ver. In het overleg met
de Commissie Van Lunteren is verder door alle partijen geconstateerd dat
ingrijpende fiscale verschuivingen op onvoldoende draagvlak kunnen rekenen als
daarmee niet meer dan relatief bescheiden administratieve lastenreducties kunnen
worden gerealiseerd. Dat was in het bijzonder het geval als kleine belastingen
zoals de kapitaalsbelasting of de assurantiebelasting of belastingen zoals de BPM
en de overdrachtsbelasting die weinig administratieve lasten veroorzaken, zouden
worden vervangen door tariefverzwaringen in (andere) grote belastingen.
Na het overleg met de Commissie Van Lunteren zijn nog andere mogelijke maatregelen
bezien die ook in bijgevoegde lijst zijn vermeld. Hierna geven wij voor een vijftal
onderwerpen uit de bijgevoegde lijst een korte overweging waarom deze maatregelen
niet zijn voorgesteld:
· Vervangen van het banderollesysteem (bandjes en zegels voor
tabaksproducten) door een administratief systeem. De fraudegevoeligheid is hier een
te groot obstakel.
· Vereenvoudigen margeregeling BTW. Hierbij is te weinig nationale
beleidsvrijheid geconstateerd gezien de zesde richtlijn.
· Omzetting oudedagsreserve in zelfstandigenaftrek. Een bezwaar is hier
onder meer de langdurige overgangsproblematiek.
· Eén tarief in de omzetbelasting. Ondanks een mogelijke belangrijke
administratieve lastenvermindering haalt een uniform BTW-tarief wel heel erg veel
overhoop voor specifieke groepen in de samenleving. Naast lastenverschuiving e.d.
kunnen ook de grenseffecten als bezwaar worden genoemd.
· Verplichte fax en internetaangifte Eurovignet. Dit vergt internationale
overeenstemming waarop geen uitzicht is binnen afzienbare termijn.
Toezicht op financiële markten
In de Gemengde Commissie Administratieve Lasten Financiële Markten zijn enkele
reductievoorstellen aan de orde gekomen waarvan door marktpartijen, Financiën en
toezichthouders geconcludeerd is dat deze niet worden uitgevoerd vanwege de geringe
wenselijkheid en haalbaarheid. Onderstaand zijn enkele van de grootste voorstellen
uit bijgevoegde lijst weergegeven.
· Afschaffen complianceregeling in nadere regeling gedragstoezicht Wet
toezicht effectenverkeer (geschatte reductie is ? 2,7 mln). Afschaffen van de
complianceregeling zou leiden tot meer toezichtinspanning door AFM (onder meer als
gevolg van vergroting van intransparantie van de markt), hetgeen de lasten zou
verschuiven van minder administratieve lasten naar meer doorberekende
toezichtkosten voor marktpartijen.
· Drempelbedrag verhogen voor toetsing BKR in Wet op het
consumentenkrediet (geschatte reductie is ? 2,3 tot ? 6,2 mln.). Voordat een
consumentenkredietinstelling een lening groter dan ? 1000 verstrekt aan een
consument, wordt de kredietwaardigheid van de consument bij het BKR getoetst. Door
deze grens te verhogen zou er minder vaak getoetst te hoeven worden op grond van de
wet. Dit zou echter geen materiële reductie opleveren omdat
consumentenkrediet-instellingen in de praktijk bij een lager bedrag (? 500) reeds
toetsen bij het BKR.
· Alle transacties melden aan meldpunt in het kader van Wet Melding
ongebruikelijke transacties (geschatte reductie is ? 8,4 mln.). Het voornaamste
bezwaar tegen dit reductievoorstel is dat de beoordeling van het baliepersoneel,
dat belangrijk is om te constateren of er sprake is van een verdachte
omstandigheid, zou verdwijnen. Daarnaast zal een verschuiving optreden van lasten
van marktpartijen naar het meldpunt. Per saldo is derhalve geen sprake van reductie
van de totale omvang van de lasten. Wel zou voor money transfers-instellingen alles
melden aantrekkelijk kunnen zijn.
De Minister van Financiën,
Drs. G. Zalm
De Staatssecretaris van Financiën,
Mr. Drs. J. Wijn
Bijlage: Lijst met op fiscaal terrein overwogen onderwerpen waaraan in de brief van
8 april 2004 geen vervolg is gegeven.
Ministerie van Financiën