Onderwijsraad
P E R S B E R I C H T
21 september 2004
BEROEPSONDERWIJS: KNAPPE HANDEN VOOR EEN LEEFBAAR EN WELVAREND EUROPA
De Onderwijsraad constateert verheugd dat het middelbaar beroeps-
onderwijs tegenwoordig sterk in de belangstelling van politiek en publiek
staat. Niet in de laatste plaats komt dit door het besef dat bekwame vak-
lieden (`knappe handen') steeds belangrijker worden, ook voor de innova-
tie in Nederland. De raad onderstreept daarom van harte het beleid dat
gericht is op verhoging van het niveau van de middenkader- en specialis-
tenopleidingen in het beroepsonderwijs. Daarbij dringt de raad aan op
doelgericht zelfbestuur van de opleidingsinstellingen. Goed zelfbestuur
moet het in het bijzonder mogelijk maken afspraken op regionaal niveau
te maken, die bijdragen aan het realiseren van de Europese doelen van
vergroting van de sociale cohesie en verhoging van het opleidingspeil.
Dat zegt de Onderwijsraad in zijn advies Koers BVE: doelgericht zelfbe-
stuur.
De raad heeft de beleidsnota Koers BVE . De regio aan zet van commentaar
voorzien op verzoek van staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. De Onderwijsraad beperkt zich in zijn advies tot een aantal van
de belangrijkste thema's. Hij heeft deze bekeken in het licht van de twee
Europese doelen: verhoging van het opleidingspeil en vergroting van de socia-
le cohesie. Voorts vindt de raad dat de landelijke overheid ruimte moet geven
aan de instellingen om zichzelf te besturen, waarbij soms corrigerend optre-
den noodzakelijk is vanuit overwegingen van publiek belang.
Ruimte voor uitblinkers
Een belangrijk streven is te komen tot meer uitblinken in de mbo-3- en mbo-4-
opleidingen, zodat er méér goede vaklieden op de arbeidsmarkt komen en
méér mbo-leerlingen doorstromen naar het hbo. Het mbo en het hbo moeten
daarbij nog veel meer samenwerken dan nu al het geval is. Ook vindt de raad
het belangrijk om verworven competenties te erkennen van werkende mensen
met een diploma op mbo-niveau. Vaak hebben deze mensen in de praktijk zo
veel ervaring opgedaan, dat zij feitelijk over competenties op hbo-niveau
beschikken. De raad stelt voor deze competenties te erkennen, via evc-
procedures en in combinatie met duaal leren. Dit leidt tot indirecte door-
stroom naar hbo-niveau.
Kennisuitwisseling over leerlingen elektronisch beschikbaar
De raad bepleit een verdere uitbreiding van het stelsel van wederkerend on-
derwijs afwisselend leren op school en leren in de praktijk, of een combina-
tie van beide. Dit kan gerealiseerd worden door een uitbouw van de beroeps-
begeleidende leerwegen en door meer mogelijkheden voor projectleren. Het
gebruik van portfolio's en competentiekaarten maakt het daarbij mogelijk,
vast te leggen wat iemand weet en kan. Ook een geautomatiseerd systeem
van kennisuitwisseling over de leerlingen, met inbegrip van gegevens over
doorlopende studie- en loopbaanbegeleiding, kan hierbij behulpzaam zijn.
Sneller naar minder opleidingen
De raad maakt zich zorgen over de invoering van de vernieuwde kwalificatie-
structuur beroepsonderwijs: het tempo ligt te laag en de opleidingen worden
nog te smal omschreven. Hij stelt voor om het proces van vermindering van
het aantal nauwkeurig omschreven opleidingen ten gunste van breed om-
schreven opleidingen, versneld voort te zetten. Ook raadt hij dringend aan om
een proefperiode in te stellen voor de implementatie van de nieuwe kwalifica-
tiestructuur, om zo van ervaringen te kunnen leren. En hij pleit ervoor te gaan
onderzoeken welke mogelijke risico's er kleven aan de algehele invoering van
competentieleren.
Bekostiging vereenvoudigen
De verhouding tussen zelfbestuur en centraal bestuur moet een goede balans
krijgen: de instellingen moeten de ruimte krijgen om actief in hun regio te
opereren, de centrale overheid moet de publieke belangen goed kunnen be-
hartigen. De raad stelt een simpeler wijze van bekostiging voor: financiering
op basis van inschrijving van leerlingen in een brede groep van opleidingen in
plaats van per afzonderlijke specifieke opleiding. Deze vorm van bekostiging
leidt tot minder bureaucratie bij de instellingen en is makkelijker financieel te
controleren. Leerlingen kunnen zo beter doorstromen.