Speech staatssecretaris Van Geel, persconferentie begroting 2005
Nieuwspoort, 17 september 2004
Dames en heren,
Ik heb sterk de indruk dat bij veel mensen het beeld bestaat dat een
kabinet van deze samenstelling 'natuurlijk' geen fatsoenlijk milieu-
en duurzaamheidsbeleid kan voeren. Laat ik beginnen met de
constatering dat mij dat eigenlijk niet zoveel interesseert. En ik ben
ook niet van plan om uit te gaan leggen hoe goed wij het allemaal
doen.
Nee, ik maak me veel meer zorgen over het feit dat de samenleving
deze onderwerpen blijft veronachtzamen. Ook is in het Haagse circuit
steeds minder aandacht voor duurzaamheidsonderwerpen. Zo waren de
Algemene Politieke Beschouwingen van vorig jaar een voorlopig
dieptepunt. Zo is het kringetje rond; niet in de samenleving, niet in
de politiek, niet in de media.
Hoe komt dat?
Nijpende milieuproblemen die voor iedereen zichtbaar waren, zijn
opgelost. Dat leidt wellicht tot een verminderd gevoel van urgentie.
Het milieubeleid heeft duidelijk effect gehad, zo staat te lezen in de
milieubalans. De ontkoppeling van economie en milieu zet door. Hier en
daar moeten wij wel iets harder lopen om aan onze internationale
afspraken te voldoen, maar het gaat de goede kant op. Er blijven wel
vier grote thema's over: klimaat, biodiversiteit, chemische stoffen en
luchtkwaliteit. De effecten van deze vier zijn echter pas op lange
termijn zichtbaar. Het is niet gemakkelijk om mensen te mobiliseren
voor lange termijnzaken.
Andere oorzaak; er zijn op dit moment andere prioriteiten. De economie
en werkgelegenheid staan natuurlijk hoog op de politieke agenda. En
laat ik er dit over zeggen. De afspraak die ik in dit kabinet heb
gemaakt, staat; als de economie de komende jaren weer aantrekt, zal
dat niet tot extra druk op het milieu leiden. Dat wordt gecompenseerd,
of met geld, of in beleid. Een volgend kabinet zal de economische
groei moeten aangrijpen om extra geld in het milieu te steken en oude
milieuschulden in te lossen, bijvoorbeeld op terreinen als
geluidsoverlast, luchtkwaliteit en veiligheid.
Een derde oorzaak is dat er klaarblijkelijk een gebrek is aan vermogen
om oplossingen van problemen om te zetten in effectieve regels.
En vooral die laatste trek ik mij zeer aan. Dat raakt namelijk aan het
vraagstuk van sturing, van het inzetten van de juiste instrumenten.
Met andere woorden: de 'hoe-vraag'. Die modernisering is nodig en dat
zal ik zo nader toelichten.
Maar ook het debat over duurzaamheid moet ook een impuls krijgen. En
ik hoop dat dat met de publicatie van de Duurzaamheidsverkenningen in
december zal gebeuren. Het doel van deze verkenningen is namelijk om
duurzaamheidsvraagstukken in kaart te brengen en oplossingen te
toetsen.
Modernisering instrumenten noodzakelijk
Het instrumentarium moet worden gemoderniseerd. Dat is nodig om een
aantal redenen. De moderne burgers verwachten iets anders van de
overheid dan vroeger; zij zoeken veel meer hun eigen weg. Wij moeten
zelfs oppassen dat burgers niet beleidsresistent worden.
Tegelijkertijd staan de milieuproblemen op dit moment wat verder van
de mensen af. Ook omdat effecten ervan pas op lange termijn zichtbaar
zijn. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de luchtkwaliteit.
Moderne instrumenten zijn verder nodig om goed te kunnen reageren op
het feit dat milieuproblemen niet stoppen bij de Nederlandse grens,
maar reiken tot aan de andere kant van de wereld. Bovendien wordt het
huidige instrumentarium als bureaucratisch ervaren, als regelneverij.
Ik wil deze modernisering volgend jaar op vier terreinen concreet
vormgeven.
1. Vergroenen van het belastingstelsel
Allereerst fiscale vergroening. Dat is een vorm van doorberekenen van
milieukosten in de prijs.
Het kabinet wil de energiebelasting verhogen en de fiscale voordelen
van bestelauto's afschaffen. Dat is goed nieuws voor het milieu, want
hierdoor zal er minder uitstoot van NOx en CO2 zijn. Neem bijvoorbeeld
de bestelauto's. Die rijden op meestal op relatief goedkope, maar
vieze diesel. De dieselaccijns is namelijk lager dan de
benzineaccijns, zonder dat dit voordeel wordt rechtgetrokken door een
hogere aanschafprijs. Dit gebeurt wel bij personenauto's. Ik wil dit
belastingvoordeel schrappen zodat meer bestelauto's op benzine gaan
rijden. Dat zorgt voor een reductie van 0,9 kton NOx in 2010.
Bovendien gaat de CO2-uitstoot naar beneden met ongeveer 0,1 Mton. Dit
laatste komt vooral omdat wij mensen stimuleren om lichtere
bestelauto's te kopen. Deze maatregelen kosten de overheid in principe
niets. Als wij zo'n reductie zouden willen behalen met technische
maatregelen, dan zou dat ons 8 miljoen euro gekost hebben. Zo kunnen
wij milieudoelen dus ook halen.
Dat betekent overigens niet dat de lasten voor de burger en het
bedrijfsleven zullen stijgen, want alles wordt via de
inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting weer netjes teruggesluisd
naar waar het vandaan kwam. Wel zullen vervuilende bedrijven meer
belasting moeten gaan betalen dan bedrijven die schoon werken. Dat is
dan voor die bedrijven direct een prikkel om energie besparende
maatregelen te nemen.
Een andere fiscale maatregel. Ik wil dat alle nieuwe dieselauto's
standaard uitgerust worden met een roetfilter. Vieze dieselmotoren
stoten namelijk fijn stof uit en een roetfilter brengt die uitstoot
met ruim 90 % terug. Geen kleinigheid, want uit onderzoek blijkt dat
jaarlijks ongeveer 5000 mensen vroegtijdig sterven door fijn stof in
te ademen. Ik mag de roetfilter van Brussel niet verplichten, dus wil
ik de aanschaf van nieuwe diesels met roetfilter fiscaal aantrekkelijk
maken via de aanschafbelasting. Een auto met roetfilter hoeft daardoor
niet duurder te zijn dan een auto zonder.
Achterliggende gedachte bij deze maatregelen is steeds dat in de
toekomst schone brandstoffen beschikbaar zijn. Tot die tijd moeten wij
op een slimme manier zorgen dat de uitstoot van vervuilende stoffen
afneemt.
Zo is bijvoorbeeld al besloten dat vervuilende auto's duurder kunnen
worden. Dat kan door de aanschafbelasting afhankelijk te maken van de
zuinigheid van een auto. Daarbij passen natuurlijk ook maatregelen die
het voor bedrijven en mensen aantrekkelijk maken milieuvriendelijke
technieken en schone biobrandstoffen te gebruiken.
Voor de Energie Premie Regeling (EPR) heb ik een oplossing kunnen
vinden. Er is 34 miljoen euro beschikbaar voor een nieuwe regeling
voor projecten op het gebied van duurzame energie.
2. Toepassen van marktmechanismen - Emissiehandel en de notitie over
verhandelbare rechten
Ik sprak al eerder over milieudoelen voor de langere termijn. Zeker
internationaal gezien, zijn dit doelen die pas over langere tijd
bereikt kunnen worden, of waarmee wij pas in de verdere toekomst
concreet aan de slag kunnen. Maar nu kan, én moet, er natuurlijk ook
al veel. Ik noem bijvoorbeeld de emissiehandel.
Wij willen met z'n allen dat er minder vervuilende stoffen in het
milieu komen. Vervuilers, of dat nu burgers zijn of bedrijven, moeten
daarom de rekening gepresenteerd krijgen voor hun vervuilende
activiteiten. En dat kan ook; bijvoorbeeld door de handel in
emissierechten. Landen/producenten mogen bepaalde hoeveelheden
broeikasgassen uitstoten. Die rechten mogen onderling worden
verhandeld. Concreet betekent dit dat een land/producent het recht
moet kopen van een ander om meer uit te kunnen stoten. Zo worden
vervuilers met hun neus op de feiten gedrukt. Hoe meer vuile was, hoe
meer het hen gaat kosten. Die vervuilers moeten namelijk hun
bovenmatige uitstoot proberen te slijten bij anderen die minder
uitstoten. En dat kost geld. Dat prijskaartje brengt de
maatschappelijke kosten tot uitdrukking. Het is meteen een prikkel
voor die vervuilers om zelf te zoeken naar milieuvriendelijke
innovaties en schonere manieren van werken. Milieuvriendelijk werken
wordt zo een weldaad voor de knip, terwijl de verantwoordelijkheid
daar ligt waar die hoort: de vervuiler betaalt.
Emissiehandel is dus een concreet middel om er op de korte termijn
voor te zorgen dat er minder broeikasgassen in de atmosfeer terecht
komen. Met het Kyoto-protocol in ons achterhoofd, is Europa al goed op
weg. Volgens deze afspraken moet de uitstoot van broeikasgassen in de
periode 2008-2012 met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het jaar
1990. Nederland ligt goed op schema. De klimaatconferentie in december
in Buenos Aires is een mooi moment om te laten zien wat Europa de
afgelopen tien jaar allemaal heeft bereikt.
Het echte probleem is echter de periode ná 2012. Voor het
klimaatbeleid van na 2012 moeten nog verdergaande afspraken worden
gemaakt. Om effectief beleid te krijgen dat voldoende draagvlak heeft
in Europa, is een zo breed mogelijk coalitie noodzakelijk. Dat
betekent dat ik, als EU-voorzitter van de Milieuraad, de dialoog aanga
met de hoofdrolspelers: Rusland, de VS en de ontwikkelingslanden.
Rusland is afwachten. De komende maanden ga ik in ieder geval steun
zoeken in verschillende staten in de VS en verder onder meer in China
en India.
In de aanloop naar de Voorjaarstop zal ik, als voorzitter van de
Europese Raad van Milieuministers, ook werken aan een gezamenlijk
standpunt voor de Europese inzet. Dat zal niet makkelijk worden, want
afgelopen maanden bleek al dat het allemaal erg gevoelig ligt.
Europa begint in 2005 met dehandelinemissierechten.Vorigjaarheb
ik tijdens de begrotingsbehandeling een notitie beloofd over
verhandelbare rechten en de mogelijke voordelen van zo'n systeem. Die
notitie komt er aan. In 2005 start in Nederland in ieder geval een
NOx-handelssysteem.
3. Nuchter omgaan met risico's - Herijken relatie overheid en burger
Ik wil weer even terug naar eigen land, en naar de werkelijkheid van
het volgende begrotingsjaar. Afgelopen jaar heb ik de nota Nuchter
Omgaan met Risico's gepresenteerd. Daar wil ik volgend jaar mee
verder. Deze nota gaat vooral over hoe wij moeten omgaan met
milieurisico's. Het kabinet wil bekijken hoe deze manier van denken
ook kan gelden voor andere beleidsterreinen dan die van ons
departement. VROM zal die kar gaan trekken.
De essentie van mijn risicobeleid is dat wij gevaren en risico's van
activiteiten moeten afzetten tegen de maatschappelijke kosten en baten
ervan. Dit soort afwegingen spelen bij onderwerpen als
voedselveiligheid, het vervoer van gevaarlijke stoffen en
wateroverlast. Kortom; sommige gevaren zijn niet weg te nemen, omdat
het bijvoorbeeld economisch of maatschappelijk niet haalbaar is. Bij
dat soort afwegingen moeten wij de burger ook betrekken. Zo kweken wij
begrip voor gevaren die onvermijdelijk blijven bestaan en kan
tegelijkertijd duidelijk worden dat burgers ook een eigen
verantwoordelijkheid hebben. Het is namelijk niet de exclusieve taak
van de overheid om risico's in te schatten en waar mogelijk te
beperken. Bedrijfsleven en burgers moeten dat zelf ook doen.
Vertrekpunt van denken is wat mij betreft dat risico's in de
samenleving niet te vermijden zijn, totale veiligheid is een illusie.
De overheid moet daar duidelijk over zijn en er tegelijkertijd alles
aan doen om risico' s die niet toelaatbaar zijn of niet hoeven, weg te
nemen.
4. Milieu als kans
Een vierde instrument: Milieu als kans. Dit was de kernboodschap van
de Informele Milieuraad, met: eco-efficiency als het centrale begrip.
Minder gebruik van grondstoffen en energie is buitengewoon goed voor
milieu en economie. Ik zal alles doen de milieupijler stevig te
verankeren in de Lissabonagenda, die nu door Kok wordt
gerevitaliseerd.
In dat proces speelt innovatie een zeer grote rol. Tijdens de
Informele Milieuraad bleek dat het met name een probleem is om kennis
om te zetten in concrete, vernieuwende producten. Aanbevelingen zijn
dan ook vooral gericht op kapitaalversterking en groene investeringen.
Maar ook de overheid kan duurzamer inkopen (14 % van alle bestedingen
in Europa). Dat kan een geweldige impuls betekenen voor eco-efficiente
innovaties. Ik kan nog dit najaar komen met een programma voor het
duurzaam inkopen van overheden.
Het is natuurlijk wel erg veel economie op dit moment. Ik lees zelfs
in de krant dat economische groei een voorwaarde is voor een goed
milieu- en natuurbeleid. Dat klopt natuurlijk als je de rommel wilt
opruimen die ontstaat bij de groei! Maar die rommel hoort natuurlijk
nooit achteraf opgeruimd te worden. In het economische proces horen
kosten voor milieu, natuur en andere maatschappelijke kosten een
stevige plek in de afweging te krijgen. Met andere woorden:
economische groei kan alleen als die kosten verrekend zijn. Want dat
is toch de kern van de economie? Ik vind het daarom onbegrijpelijk dat
de kosten van preventie en non-actie zo'n beperkte rol spelen in het
maatschappelijke en politieke debat.
Rol maatschappelijke organisaties
De vernieuwing van het instrumentarium voor het milieubeleid kan
alleen slagen als ook maatschappelijke organisaties en het
bedrijfsleven meedoen. En het zou helpen als die partijen hun
klassieke reflexen eens achterwege zouden te laten.
Zo zou VNO-NCW niet steeds zo in het defensief moeten schieten als het
gaat om klimaatbeleid of het chemische-stoffendossier. Ik wil
bijvoorbeeld dat bedrijven duidelijk maken wat de risico's zijn van
bepaalde, gevaarlijke stoffen die zij gebruiken voor mens en milieu.
Kunnen zij dat niet, dan moeten die stoffen niet op de markt komen.
Vanuit de werkgevershoek klinken er nu geluiden dat dergelijke
maatregelen de chemische industrie wel heel veel geld gaan kosten. Ik
heb begrip voor de positie van het bedrijfsleven, maar de neiging om
alles in termen van kosten te vertalen, is niet juist. Het is eerder
een vorm van maatschappelijk investeren. Het gaat namelijk om de
gezondheidsproblemen die deze zeer gevaarlijke stoffen kunnen
veroorzaken, vooral bij kinderen. Het EMA komt maandag met een rapport
hierover.
Ik heb soms de indruk dat bedrijven deze dossiers ontkennen uit vrees
financieel verantwoordelijk te worden gesteld voor schade. Denk
bijvoorbeeld aan de tabaksindustrie of asbestbedrijven, maar
bijvoorbeeld ook aan bedrijven die vervuilende stoffen uitstoten en
daarmee bijdragen aan de klimaatverandering. Meer angst maakt de
feiten niet anders en lost ook zeker niets op. Neemt niet weg dat ik
zeer blij ben dat individuele bedrijven actief bezig zijn om inhoud te
geven aan het begrip duurzaamheid.
De milieubeweging lijkt ondertussen niet los te kunnen komen van de
klassiek linkse oriëntatie en blijft wijzen naar oude iconen en
grijpen naar ouderwetse instrumenten. Terwijl duidelijk is dat het
niet helpt om alleen maar meer geld in het milieu steken. Dat heeft
het rivm-rapport ook wel bewezen. Het gaat erom slimme oplossingen te
bedenken, vooral als de overheidsportemonnee niet zo dik is. Met een
gemoderniseerd instrumentarium dus.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer