Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech minister Dekker, persconferentie begroting 2005 Nieuwspoort, 17 september 2004

Dames en heren,

Bij de presentatie van mijn eerste begroting, in september van het vorig jaar, lanceerde ik het begrip ontwikkelkracht. Ik constateer dat de term is 'geland'. Binnen mijn ministerie, in de samenleving, bij u.
Dat begrip is de motor van mijn inzet als minister van VROM. Ik sta, met het kabinet, voor duurzame economische groei en versterking van onze internationale concurrentiepositie. Ik heb daartoe gekozen voor méér ruimte. Ruimte voor wonen, ondernemen en infrastructuur. Altijd in zorgvuldige samenhang met ruimte voor water, recreatie, landbouw en natuur.
Méér ruimte. Ook figuurlijk. Méér bewegingsvrijheid voor burgers en bedrijven, voor bestuur dat dicht bij mensen staat. Omdat ik in de ontwikkelkracht van mensen geloof. Daarmee hebben we al in het eerste jaar goede resultaten geboekt.

Als ik enkele voorbeelden mag noemen: we hebben de Nota Ruimte gepresenteerd en daarin gebroken met het heersende ordeningsdenken van bovenaf. Daaraan gekoppeld heeft de ontwikkelingsplanologie een plaats gekregen. Alle provincies hebben een voorbeeldproject ingediend en maken dat komend jaar uitvoeringsgereed.
Bij wonen is met actieplannen voor nieuwbouw, herstructurering, ouderen- en studentenhuisvesting gewerkt aan de nijpende opgaven op deze terreinen. Een samenhangende aanpak in de driehoek: huurbeleid, herstructurering en nieuwbouw moet in de komende jaren van de woningmarkt een échte dynamische markt maken. Eén waarop voor iedereen passende woonruimte te vinden is.
Ook het milieubeleid zet in op dynamiek en vernieuwing. Niet langer staan behouden en verbieden voorop. Speerpunt is innovatie voor ontkoppeling van milieudruk en economische groei. Innovatie met oog voor toekomstvaste welvaart in een duurzame leefomgeving. Die tweeslag komt terug op alle VROM-terreinen. Van milieu en wonen tot veiligheid en handhaving van regels.
De ruimte is gegeven, nu moeten we de kansen benutten. Ik koers daarbij op gebundelde ontwikkelkracht van overheden en partijen ter plaatse. Een koers vast verankerd in het breder kabinetsbeleid voor duurzame economische groei, meedoen en minder regels.

VROM
VROM ontwikkelt zich in de richting van een flexibel kernministerie. Een wendbare organisatie gericht op samenwerking met andere departementen en overheden. Van de Europese Commissie tot de gemeenten. De uitvoering komt op afstand, waardoor uitvoeringsorganisaties en beleidskern een zakelijker relatie met elkaar krijgen.
Voor de rijkshuisvesting is die zakelijker relatie al in 1999 ingezet. De Rijksgebouwendienst is een agentschap geworden binnen VROM en de ministeries beschikken sinds die tijd over een eigen huisvestingsbudget.
Het afgelopen jaar is geëvalueerd of het rijkshuisvestingstelsel werkt. Het antwoord is 'ja' . Maar het kan altijd beter. Het kabinet zal in de tweede helft van 2004 over die verbeteringen een beslissing nemen.
Wat de Rijksgebouwendienst zelf betreft vind ik dat de kennis van de kantorenmarkt, de deskundigheid op het gebied van projectmanagement en het klantgericht werken een sterke combinatie vormen. Eén die verder uitgediept moeten worden, onder meer met nieuwe aanbestedingsvormen zoals Publiek Private Samenwerking. De renovatie van het Ministerie van Financién zal het eerst project zijn waar een PPS-constructie wordt toegepast.

Méér ruimte dus voor de uitvoerders om zelf te presteren en de dienstverlening te verbeteren. Dat het werkt blijkt ook bij de uitvoering van de huursubsidie. Ik mag volgende maand het 600ste huursubsidie-informatiepunt openen. Een tastbaar stukje dienstverlening dicht bij mensen!
Bij mijn aantreden heb ik aangekondigd dat VROM zich ook ondernemender zou gaan opstellen. Aangeven wat er kan en niet wat er niet kan. Tegelijkertijd moesten de taken en doelen worden afgestemd op een beperkter budget. Dat is precies wat we zijn gaan doen. Het kabinetsbrede Programma Andere Overheid (PAO) wil een rijksoverheid die selectief is, anders stuurt en beter presteert. Een doelstelling die nóg meer focus geeft aan mijn missie om VROM als organisatie 'oplossingsgericht' te laten werken. We doen daarom met volle overtuiging mee met de takenanalyses die PAO bij alle ministeries uitvoert. Maar wel gedreven vanuit onze visie op VROM. Naar verwachting is dat traject rond de jaarwisseling afgerond. In 2005 trekt het kabinet conclusies.

Op dit moment wordt door VROM in het kader van PAO al gewerkt aan een betere dienstverlening aan burgers. Bijvoorbeeld door adequater op burgerbrieven en e-mail te reageren en door experimenten met een Burgerforum. Deze herfst nog zal mijn departement in een VROM-brede verkenning van de Publieksagenda actief op zoek gaan naar wat de burger van VROM wil en verwacht.
De PAO-doelstellingen komen ook tot uitdrukking in het werk van de VROM-inspectie. Met gezamenlijke controles en bedrijfsbezoeken van de verschillende rijksinspecties drukken we de toezichtlasten voor burgers en bedrijven. Tegelijkertijd komen zo in de praktijk tegenstrijdigheden in de regelgeving aan het licht. Ongerijmdheden die de VROM-inspectie terugkoppelt naar beleid voor verbetering. Lokale en regionale overheden krijgen grotere bewegingsvrijheid op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling. Daar hoort een heldere scheiding van verantwoordelijkheden bij. Dat zal de rol van de VROM Inspectie op dat vlak minder complex maken. Daarmee ontstaat ruimte voor het doorzetten van een attitudeverandering in de praktijk van de VROM Inspectie.
Het gaat kort gezegd om een beweging van pure handhaving van regels naar het wegnemen van misstanden in de praktijk. Daarnaast blijven we natuurlijk krachtig optreden waar dat nodig is. Denk aan huursubsidiefraude of illegaal afvaltransport.

Ruimte
Op 27 April van het afgelopen voorjaar heb ik de Nota Ruimte gepresenteerd. Eén rijksbrede nota voor alles wat beslag legt op de beperkte ruimte in ons land. Er is een heldere keuze voor een beperkt aantal nationale prioriteiten in gemaakt: zes nationale stedelijke netwerken, de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven alsmede 'brainport' Eindhoven, de belangrijkste tuinbouwcentra of greenports, de hoofdverbindingsassen en de connecties met het Europese achterland. Er is anderzijds veel ruimte in gegeven aan mede overheden en maatschappelijke organisaties. Een sturingsfilosofie die zich laat samenvatten met: 'centraal wat moet, decentraal wat kan'. Wie vooral gelooft in staatssturing en de lokale democratie wantrouwt, kan met dat uitgangspunt moeilijk uit de voeten. Dat is gebleken en dat was verwacht. Bij de bestuurders in het land viel de grotere beleidsruimte wél goed, maar er was ook behoefte aan nadere uitleg en invulling.

Die behoefte is ook in de Tweede Kamer tot uitdrukking gekomen. Deze week heb ik ruim driehonderd schriftelijke kamervragen beantwoord. Ik verwacht dat daarmee de weg is vrijgemaakt om de Nota Ruimte nog dit jaar in de Tweede Kamer vast te stellen.
Het ging bij de kamervragen vooral om de uitwerking van de sturingsfilosofie, de regie en de begrippen ontwikkelingsplanologie en basiskwaliteit. Ten tweede om de bevoegdheden en instrumenten voor provincie en gemeente en ten derde om de vraag hoe de monitoring van gemeenten georganiseerd zal worden. Ik zal hier zo kort mogelijk op ingaan.

Ontwikkelingsplanologie
Ik zie veel in bestuur dicht bij burgers en samenwerking van 'stakeholders' ter plaatse. De ontwikkelingsplanologie is een benadering die daarbij aansluit.Vanuit deelbelangen samen werken aan méér ruimtelijke kwaliteit en integrale belangenafweging voor gebiedsgerichte oplossingen. Bijvoorbeeld door aantrekkelijk wonen te realiseren en van daaruit water, recreatie of natuur te financieren of door oude bedrijfsterreinen te saneren en terug te geven aan de natuur om elders in het plangebied ruimte te maken voor bedrijven. Dat werkt alleen als partijen ook de ruimte krijgen om doelen te bereiken. De saldobenadering geeft die flexibiliteit. Rode bestemmingen in groen gebied zijn daarbij mogelijk, mits het resultaat is dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo toeneemt.

Basiskwaliteit
Het rijk legt daarbij zo min mogelijk regels op, met als ondergrens de Basiskwaliteit. Dit begrip werd geleend uit een eerder verschenen WRR-advies, maar zorgde na de presentatie van de Nota Ruimte toch voor enige verwarring. Het gaat dus niet om één basiskwaliteit die overal in Nederland hetzelfde is. Dat kan niet, want Nederland is niet overal hetzelfde en dus zijn niet overal dezelfde regels relevant. En het hóeft ook niet als maar wel inzichtelijk is uit welke componenten de basiskwaliteit op een gegeven locatie bestaat. Dat is óók belangrijk om de afspraken over monitoring met de provincies concreet te kunnen maken.
Het gaat in de basiskwaliteit soms om inhoudelijke en soms om procesmatige regels. Denk bijvoorbeeld aan bouwen in het buitengebied en de introductie van de watertoets. Het kan ook gaan om de nationale vertaling van Europese richtlijnen. Denk aan milieuwetgeving, natuurbescherming of wetten op het gebied van de veiligheid. Bij elkaar zorgen de regels als het ware voor een ondergrens of bodem die bij alle ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in een bepaald gebied gerespecteerd moet worden.
Ik heb inmiddels aan de provincies gevraagd om ieder met één regionaal voorbeeldproject van ontwikkelingsplanologie te komen. Het zijn er veertien geworden. Veertien plannen die in oktober 2005 in het stadium van uitvoering of uitvoeringsgereed moeten zijn. Dat laatste wil zeggen dat er een gedragen visie met een concreet uitvoeringsprogramma ligt. Daar staat in: wat gaan we doen, wanneer doen we het, wie doet wat, wie betaalt wat en hoe houden we greep op de eindkwaliteit van het geheel.

Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Vooral de nieuwe Wet ruimtelijke ordening moet het kader bieden dat provincies en gemeenten bij de uitvoering van de Nota Ruimte nodig hebben. Het gaat wat mij betreft in de nieuwe Wro om twee trefwoorden: decentralisatie en deregulering.

Decentralisatie
Het wetsvoorstel gaat uit van een scherpe scheiding van verantwoordelijkheden en gaat over algemene regels, aanwijzingen en bestemmingsplannen. Waar het rijk of de provincie het écht nodig vinden om onder eigen verantwoordelijkheid plannen uit te voeren, kunnen ze dat voortaan met een eigen bestemmingsplan of structuurvisie realiseren.

Deregulering
Deregulering is een belangrijk streven van het kabinet en van mijn beleid. We willen - onder andere met de Wro - naar snelle en transparante besluitvorming en eenvoudige procedures. Bijvoorbeeld door samenvoeging van bestemmingsplanwijziging en vergunningsverlening, maar ook door het opschonen van met name de bestemmingsplanprocedure. Verder zorgen verplicht actuele bestemmingsplannen voor duidelijkheid over wat burgers en bedrijven wel en niet is toegestaan.
Tenslotte heb ik in het kader van de herijking nog een toezegging gedaan. Ik heb beloofd te komen met één integrale VROM-vergunning. De VROM-vergunning moet ervoor zorgen dat iedereen die wil gaan bouwen één integrale beslissing krijgt na het doorlopen van één procedure. Voor alles van aanvraag tot bezwaar en beroep. Stelt u zich eens voor: de bouwvergunning, de lozingsvergunning, de milieuvergunning én de kapvergunning in één keer geregeld.
De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. De nieuwe Wro bevat al een eerste stap met de coördinatieregeling voor vergunningprocedures. Het is de bedoeling zo snel mogelijk met een wetsvoorstel te komen opdat de wettelijke regeling er in 2007 is. Dit is vandaag in het kabinet besproken en hierover krijgt de Tweede Kamer nog deze maand een brief. In de tussentijd zullen we werken aan een overgangsregime met proefprojecten.

Monitoring
Over de monitoring van het gemeentelijk en provinciaal ruimtelijk beleid heb ik de Kamer het volgende laten weten. Ik geef u de essentie: met de provincies is afgesproken dat we gezamenlijk een monitoringsinstrument gaan ontwikkelen. Bij de reguliere toetsing van streek- en bestemmingsplannen zullen we goed naar de basiskwaliteit kijken.
Mocht blijken dat strengere afspraken nodig zijn, dan zullen we daar voorstellen voor doen bij de eerstvolgende bijstelling van de Uitvoeringsagenda in 2006.
Die agenda is overigens een nieuw overzichtsinstrument. Het maakt voor iedereen inzichtelijk welke stappen van uitvoering tijdens deze kabinetsperiode gezet zullen worden. Het kabinet zal de agenda gebruiken voor onderlinge afstemming, prioritering en het bepalen van vervolgstappen. Zo kunnen we ook de Tweede Kamer regelmatig adequaat informeren over de vorderingen.

Informele Ministersbijeenkomst
De Internationale dimensie van het ruimtelijk beleid bleef in de Nota Ruimte volgens sommigen onderbelicht. Daarom wil ik de indruk wegnemen
- zo die was ontstaan - dat ik daaraan weinig belang zou hechten. De Europese Unie stelt geen regels op voor het ruimtelijk beleid. Toch hebben allerlei maatregelen uit Brussel een veelal onbedoelde impact op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Bijvoorbeeld door structuur- en sectormaatregelen. Denk aan ons platteland dat zijn aanzien in belangrijke mate dankt aan het Europees landbouwbeleid. Daarom grijp ik de kans van het Nederland EU-voorzitterschap aan voor een informele bijeenkomst met mijn 24 collega-ministers op 29 en 30 november in Rotterdam. De bijeenkomst zal in het teken staan van territoriale cohesie en stedelijk beleid. Het is niet mijn bedoeling daarmee de opmaat te geven voor een top down Europees ruimtelijk beleid, maar wel om een aanzet te doen tot het integreren van de ruimtelijke dimensie in het EU-beleid. Wat mij betreft dus geen nieuwe Europese regels en procedures, maar kiezen voor de kracht van Europese ruimtelijke diversiteit.

Wonen
Van Volkshuisvesting proberen we te komen tot een woonbeleid. Tot een vraaggerichte woonconsumentenmarkt met een ruim en gevarieerd aanbod van huur en koop in alle prijsklassen, kortom; tot meer keuzemogelijkheden voor burgers. Zowel in de stad, het stedelijk groen als op het platteland. Een markt die verleidt tot doorstroming en daarmee gesubsidieerde huurwoningen vrijmaakt voor de mensen die het écht nodig hebben: starters, ouderen met alleen AOW of een klein pensioen en andere lagere inkomensgroepen.
Daarom moet de dynamiek terug op de woningmarkt. Daarbij hebben we te maken met drie knoppen waaraan gelijktijdig gedraaid moet worden om het aanbod te vergroten: méér nieuwbouw, voortvarende vernieuwing van oude stadswijken en méér marktwerking in het huurbeleid. Over de eerste twee ze drie onderwerpen gaan rond Prinsjesdag brieven naar de Tweede Kamer. De brief over het huurbeleid volgt later dit najaar. Uit die brieven zal blijken dat we goed op schema liggen.

Vergroten nieuwbouwproductie
Meer keuzemogelijkheid voor de burger valt of staat met voldoende aanbod. Bijbouwen dus, want dat leidt tot kortere wachtlijsten. Mijn inzet is het woningtekort terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, te weten 1,5 tot 2% van de totale woningvoorraad in 2010. Dat betekent zo'n 400.000 woningen erbij. Om dat te realiseren maak ik afspraken, de zgn. woningbouwafspraken, met 20 stedelijke regio's voor de periode 2005 tot en met 2009.
Het gaat daarin heel concreet over de aantallen die zij moeten realiseren om dat doel te halen. De eerste convenanten zullen waarschijnlijk deze maand nog worden getekend. Voor de realisatie van deze afspraken heb ik de komende vijf jaar zo'n 650 miljoen euro beschikbaar. En ik ga afrekenen op werkelijk geleverde prestaties. Dus: halen ze hun afgesproken targets niet, dan geen geld.

Stedelijke vernieuwing en leefbaarheid
Niet alleen investeringen in nieuwbouw zijn nodig om de gewenste beweging op de woningmarkt te krijgen. Om steden aantrekkelijk te laten zijn, is het noodzakelijk dat ook dáár meer keuzemogelijkheden ontstaan. Zo kunnen we midden- en hogere inkomens voor de stad behouden. Dat kan de groeiende eenzijdigheid in de wijksamenstelling keren. Dat is gunstig voor het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de leefbaarheid.
Het proces van herstructurering moet daarom worden versneld. Gelukkig hebben we het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van 1,43 miljard euro - ondanks de druk van noodzakelijke bezuinigingen - kunnen veiligstellen.
De herstructurering wordt is versneld door het speerpunt van de 56 wijkenaanpak, bedoeld om de leefbaarheid in de oude wijken te verbeteren. Het gaat om maar liefst 540.000 woningen, veelal bewoond door mensen in lagere inkomensgroepen. Nog deze kabinetsperiode moeten die bewoners echt merken dat hun wijk verbeterd is. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van de woning, maar ook om de voorzieningen en de leefomgeving. Dat moet de wijk voor hen, maar ook voor midden- en hogere inkomens aantrekkelijker maken. Inmiddels zijn in 23 van de 56 aandachtswijken prestatieafspraken gemaakt tussen gemeenten en lokale partijen, zoals woningcorporaties. De anderen verwacht ik nog dit jaar. De impulsteams hebben op verschillende plaatsen vastgelopen planprocessen weer vlot kunnen trekken.

Modernisering van het huurbeleid
We zijn er samen met betrokken partijen in geslaagd om in de afgelopen driekwart jaar overeenstemming te bereiken over de koers van het huurbeleid voor de komende jaren. Dat is op zich een compliment aan alle partijen. In juni heeft de Kamer de hoofdlijnen ontvangen en over enkele weken stuur ik een nadere uitwerking.
Modernisering van het huurbeleid moet leiden tot meer marktwerking, meer eigen verantwoordelijkheid voor huurders en verhuurders en vooral tot meer investeringen in de nieuwbouw. In juni heeft de Kamer de hoofdlijnen ontvangen en dit najaar stuur ik een nadere uitwerking. Ik ben op dit moment nog in overleg met partijen van huurders en verhuurders over de plannen.In de kern komt het voorstel op het volgende neer: de ruimte in het huurbeleid wordt gekoppeld aan de investeringen van verhuurders in nieuwbouw. Meer concreet: voor de jaren 2005-2007 zal de toegestane jaarlijkse huurstijging zeer gematigd zijn. Daarna mogen de huren gefaseerd wat meer omhoog. Míts de verhuurders ook voldoende hebben geïnvesteerd in nieuwbouw. Dat geldt voor sociale verhuurders, de woningcorporaties, maar ook voor de commerciële en de particuliere verhuurders.
Die voorwaarde is voor mij ook echt hard. Want het kan niet zo zijn dat burgers meer voor hun woning moeten gaan betalen, terwijl zij nog steeds niet veel te kiezen hebben.
Ik wil zorgvuldig zijn in mijn aanpak. Daarom laat ik de effecten van mijn voorstellen nóg een keer checken, nu door het CPB. Ik wil dus eerst nog een bevestiging van onze inzichten waar het gaat om de effecten voor huurders en verhuurders.
Als de Kamer instemt met de plannen ga ik dit najaar met huurders en verhuurders convenanten sluiten voor de periode tot 2010. Daarin zal ik ook concrete afspraken maken over de bijdrage van verhuurders aan de nieuwbouwproductie. Als in 2008 blijkt dat er onvoldoende stenen gelegd zijn, dan zal ik de verruiming van het huurbeleid niet doorvoeren.

Verantwoordelijkheidsverdeling
Als Minister van VROM - ik heb dat eerder gezegd - bouw ik zelf geen woningen. Ik wil wél meer dynamiek brengen in de manier waarop partijen die bouwen hun taak zo goed mogelijk kunnen vervullen. Uitgangspunt is meer eigen verantwoordelijkheid voor burgers en maatschappelijke organisaties.
Een belangrijk onderwerp daarbij is de relatie tussen het rijk en de woningcorporaties. Het zal gaan over het optimaal inzetten van het maatschappelijk gebonden vermogen, de ruimte die corporaties krijgen om bedrijfsmatig te opereren en het toezicht daarop. Ik zal hierover in de loop van 2005 met voorstellen komen.
Dan over de huurders: meer aan de markt overlaten betekent óók meer aandacht voor de checks & balances op die markt. Daarom wil ik het komend jaar samen met landelijke organisaties van huurders en verhuurders bezien of de Wet op het overleg huurders-verhuurder verbeterd kan worden.

Dames en heren,
Ik rond af. We zetten bij VROM nu de laatste puntjes op de i om komend jaar op verschillende fronten over te gaan tot uitvoering. Op milieugebied zullen we in 2005 bijvoorbeeld met emissiehandel kunnen beginnen. Voor het wonen hebben we straks concrete afspraken over nieuwbouw, stedelijke vernieuwing en het huurbeleid. En waar het gaat om de ruimtelijke inrichting kan ons land met de Nota Ruimte vanaf 2005 echt 'van het slot'. We bieden daarmee ruimte aan ontwikkelkracht, creëren kansen om te benutten.