Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beleidsvoornemens Matra-programma, bijlage 3

Kamerbrief inzake Beleidsvoornemens Matra-programma, bijlage 3

De Matra-strategie voor de middellange termijn

Zoals blijkt uit de trendanalyse (bijlage 2) geven recente evaluaties aan dat de vraaggestuurde aanpak van Matra niet meer in alle opzichten voldoet. Voor de samenwerking met de centrale overheid, de aansluiting bij gelijkgerichte multilaterale activiteiten (m.n. EU-twinning en het EU-burenbeleid) alsook bij de introductie en uitfasering van Matra-kernactiviteiten wordt verwacht dat een meer beleidsgestuurde aanpak effectiever zou zijn. Het verband tussen beleid en uitvoering moet worden verstevigd en versnippering voorkomen. Met het oog hierop is het in de eerste plaats noodzakelijk dat de voorgenomen beleids- en structuurwijzigingen zo duidelijk mogelijk worden geformuleerd. Daarnaast moet de betrokkenheid van de beleidsmakers van de vakdepartementen bij de uitvoering worden versterkt. Daarom in dit hoofdstuk een korte beschrijving van de Matra-strategie voor de middellange termijn. Deze wordt in de hoofdtekst van de beleidsbrief uitgewerkt in een aangepast beleidskader voor de hoofdonderdelen van Matra en een beschrijving van de nieuwe opzet van het bijbehorende instrumentarium. Daarbij zal ook worden aangegeven hoe de betrokkenheid van de vakdepartementen aantrekkelijk zal worden gemaakt.

Prioriteiten

Voor de bepaling van de strategie waarmee gevolg kan worden gegeven aan de in bijlage 2 beschreven trends is het belangrijk een onderscheid te maken tussen Matra-kernactiviteiten en de overige lastens Matra gefinancierde activiteiten. De prioriteiten voor de Matra-kernactiviteiten zijn gecentreerd rond de opbouw van sociaal kapitaal met het oog op de transformatie en kunnen als volgt worden samengevat:


1. Institutionele versterking en capaciteitsopbouw van overheidsorganisaties, inclusief management van de publieke sector.


2. Decentralisatie van bestuur door institutionele versterking en capaciteitsopbouw van (het management van) lokaal bestuur.


3. Institutionele versterking en capaciteitsopbouw van organisaties in de `civil society', met name `civil society'-management.

Deze drie prioriteiten staan in zoverre niet los van elkaar dat in de context van de doellanden ook aandacht moet worden besteed aan de interactie tussen nationale overheden, de lokale overheden en de civil society en aan steun bij het opbouwen van consensus voor de versterking van de democratie en de rechtsstaat.

De strategische positie van Matra tussen de EU pre-accessieprogramma's en ontwikkelingssamenwerking (ODA)

De toegevoegde waarde van de institutionele versterking en capaciteitsopbouw in het kader van Matra is vooral te vinden in de complementariteit ten opzichte van emerzijds de pre-accessieprogramma's van de Europese Commissie en anderzijds de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.

Het Matra pre-accessieprogramma is opgezet als een bilaterale aanvulling op de programma's van de Europese Commissie. Het heeft dezelfde doelstelling als de pre-accessieprogramma's van de Commissie en voorziet zo mogelijk in de financiering van t activiteiten waarmee Nederland een belangrijke toegevoegde waarde vertegenwoordigt. Hier en daar is het mogelijk gebleken Matra in te zetten als wegbereider van een omvangrijker door de Commissie gefinancierd project (b.v. kadasterproject in Bulgarije). Nu de Commissie recentelijk een buurlandenbeleid heeft ontwikkeld ontstaan mogelijkheden voor Matra de nieuwe opzet van het programma hierop af te stemmen.

Matra is ook complementair t.a.v. ontwikkelingssamenwerking. Zo is Matra als non-ODA-instrument in beginsel niet inzetbaar in landen met de DAC-I status (die immers kwalificeren voor ODA). Bovendien onderscheidt het programma zich van ODA door onder meer kleinschaligheid, richting, basisconcept en mate van delegatie. ) Matra beperkt zich tot kleinschalige bijdragen aan de transformatie met inachtname van de bovenvermelde prioriteiten. De gerichtheid op Europese integratie (i.h.b. de voorbereiding op de toetreding) is een tweede onderscheidend criterium. De netwerkfunctie van het programma brengt met zich mee dat de Matra-samenwerking is gebonden aan twinning met Nederlandse partners, hetgeen voor ODA niet mogelijk is. Het enige land waar ODA en Matra gelijktijdig worden ingezet is tot nog toe Servië& Montenegro, een potentiële EU-kandidaat-lidstaat waar Matra Goed Bestuur is gestart vooruitlopend op de uitfasering van ODA. Teneinde duplicatie te voorkomen geldt hier een taakverdeling, waarbij vanuit ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet op regionale samenwerking, terwijl Matra beschikbaar blijft voor de ondersteuning van de transformatie via de versterking van de civiele maatschappij en het lokale bestuur.

Het onderscheid met en de complementariteit t.a.v. ontwikkelingssamenwerking is voldoende duidelijk om een goede afstemming op het terrein van goed bestuur mogelijk te maken. Met name in de landen van de Westelijke Balkan, waar het ODA-instrument voor Goed Bestuur zowel als het non-ODA instrument Matra worden ingezet, is een goede coördinatie geboden. Hetzelfde geldt voor activiteiten op het terrein van de versterking van lokaal bestuur. Teneinde de complementariteit met de EU-programma's goed tot zijn recht te laten komen heb ik besloten het Nationale steunpunt voor de EU- twinning te doen integreren in de voor Matra verantwoordelijke afdeling binnen mijn Ministerie. Daarnaast heb ik besloten de activiteiten van het steunpunt te verbreden, waarmee wordt aangesloten bij het nieuwe nabuurschapsbeleid van de Commissie. In de eerstvolgende Staat van de Unie zullen mijn voornemens terzake nader worden uitgewerkt. Door deze maatregelen zal de coördinatie met het hoofdkwartier van de Commissie worden vergemakkelijkt. De coördinatie met de delegaties van de Europese Commissie in de Matra-landen, die al goed verliep, zal in de toekomst worden voortgezet.

De strategische samenwerking tussen Matra en PSO

Matra is gericht op de sociale en politieke aspecten van de transformatie, PSO op de economische. De ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken zijn er de afgelopen jaren steeds beter in geslaagd het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO) en Matra als één geheel te presenteren in de richting van de autoriteiten in de ontvangende landen. Met het oog hierop zijn voor alle toetredingslanden gemeenschappelijke MoU's gesloten, waarin de grote lijnen voor de samenwerking zijn vastgelegd. De samenwerking tussen Matra en PSO is de afgelopen jaren steeds hechter geworden. Dit is vergemakkelijkt door de omstandigheid dat Matra voor de pre-accessiesamenwerking gebruik heeft gemaakt van Senter, de uitvoerende organisatie van het Ministerie van EZ. De uitvoering van een gemeenschappelijke evaluatie van de pre-accessiesteun was dan ook een logische volgende stap. Het evaluatierapport zal separaat worden aangeboden. De strategische samenwerking met PSO zal de komende jaren op dezelfde voet worden voortgezet, waarbij wordt gestreefd naar een verdergaande harmonisatie van het instrumentarium.

Matra als instrument voor de strategische versterking van netwerken voor Europese samenwerking en goed bestuur

Uit evaluaties, maar meer nog uit reacties van de kant van de beneficiënten in de Matra-regio is gebleken dat Nederland een belangrijke meerwaarde kan vertegenwoordigen bij de realisering van institutionele versterking op het niveau van overheden, lokale bestuursorganisaties en ngo's (zie de hierboven weergegeven prioriteiten). Hetzelfde geldt voor de bevordering van de consensus voor democratie en rechtsstaat zowel als de interactie tussen overheden en de `civil society'. Zoals hierboven aangegeven is ook meerwaarde te vinden in complementariteit t.a.v. de programma's van de Europese Commissie, PSO en de programma's van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Daarom zal Matra zich blijven bewegen op het veld waar deze complementariteit het best gestalte kan worden gegeven. De opbouw en versterking van netwerken staat hierbij centraal. Hierbij zal ook in de toekomst gebruik kunnen worden gemaakt van het basisconcept van het Matra, dat voorziet in twinning tussen Nederlandse organisaties en gelijkgerichte organisaties in de doellanden. Het gaat hier om netwerken op het niveau van de centrale en lokale overheden zowel als op het niveau van de civil society. De netwerkfunctie was in het verleden al kenmerkend voor veel van de Matra-activiteiten, maar zal in de toekomst een nog hoger profiel krijgen.

Dit zal in de eerste plaats herkenbaar zijn in de nieuwe opzet van het hoofdonderdeel Matra voor Europese samenwerking, waarvan partnerschap, pre-accessie en nabuurschap de componenten zullen zijn. De activiteiten van het nationale steunpunt voor EU-twinning hebben eveneens een versterkend effect op het Nederlandse netwerk voor Europese samenwerking. De integratie van dit steunpunt in de afdeling Matra per 1 juli a.s. biedt een goede basis voor coördinatie en wederzijdse versterking van de multilaterale en bilaterale inspanningen gericht op de bevordering van de Europese samenwerking. Flankerende activiteiten zoals `confidence building measures' en een strategische alliantie (met Euroclio) ter hervorming van het geschiedenisonderwijs zullen ook in de toekomst gefinancierd kunnen worden via de Raad van Europa. De samenwerking met PSO zal worden voortgezet, waarbij aandacht zal worden besteed aan harmonisatie van het Matra- en PSO- instrumentarium.

Wat de samenwerking ter bevordering van goed bestuur betreft wordt Matra in de eerste plaats ingezet ter versterking van netwerken op het niveau van de civil society en het lokale bestuur. Daarnaast geldt de VN als een belangrijke partner. Met name de UNDP onderscheidt zich in dit verband. De "Human Development Reports" van deze organisatie bevatten goede aanwijzingen voor (prioriteiten in) de samenwerking. UNDP wordt ook als uitvoerder ingeschakeld voor projecten die minder goed via de subsidieregeling kunnen worden geaccommodeerd. Voorbeelden zijn de agenda 21 projecten, het project ter ondersteuning van de presidentiële administratie in Roemenië en het project ter hervorming van de z.g. cultuurhuizen (`Chitalishte') in Bulgarije. In al die gevallen gaat het om projecten met de overheid, waarbij intensieve begeleiding ter plekke noodzakelijk is. Tenslotte kan gebruik worden gemaakt van het UNDP-netwerk in de regio. Afstemming met niet-gouvernementele organisaties zal plaatsvinden via de "Grant Makers East Group".

Evaluaties:

· GST/GSO evaluatie door IOB

· MPAP evaluatie door Deloitte Management & ICT consultants

· Evaluatie Matra-programma 1994-1997 door Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB), rapport 1999 "Diamonds and Coals", ISBN 9053282300.

· PUA evaluatie door Ecorys/NEI IOB-evaluatie

· `Evaluation of the Dutch policy concerning the accession of the central European countries to the EU' door IOB (nog niet afgerond).

Het grootste deel van Matra is niet gedelegeerd. Daar zijn goede redenen voor. Delegatie naar ambassades van

noodzakelijkerwijs kleine budgetten zou versnippering in de hand werken en de thans bestaande flexibiliteit aantasten.

Daarmee zou het programma aan effectiviteit en efficiëntie inboeten. In verband met het hoofdaannemerschap van

Nederlandse organisaties kan de toewijzing van de middelen aan uitvoerders en activiteiten beter en evenwichtiger vanuit

Den Haag plaatsvinden. De enige uitzondering hierop betreft Matra/KAP, waarbij het immers gaat om kleinschalige

activiteiten die worden uitgevoerd door organisaties in de doellanden zelf. Dan is de ambassade de geeigende allocerende

instantie.