College Bescherming Persoonsgegevens
Persbericht
21 september 2004
Controle op informatieverzameling over onverdachte burgers ontbreekt
Het kabinet zal nieuwe maatregelen en bevoegdheden invoeren voor de
bestrijding van het terrorisme. Het gaat om de coördinatie van de
bestrijding, de respons op een concrete dreiging en om bevoegdheden
met het oog op het voorkomen van terrorisme. Uitgebreide verzameling,
koppeling en analyse van informatie over groepen en personen ziet het
kabinet als de sleutel tot het voorkomen van terrorisme.
Het College bescherming persoonsgegevens constateert dat de noodzaak
van uitbreiding van bevoegdheden tot het verzamelen van informatie
niet is aangetoond. De vergaande coördinatie van de
informatieverzameling miskent de gescheiden wettelijke taken en
bevoegdheden die inlichtingendiensten en politie hebben. Voorts meent
CBP dat structureel toezicht op de informatie die in het kader van
deze nieuwe bevoegdheden wordt vergaard, geboden is.
De Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties wijzen in hun brief van 10 september 2004 aan de
Tweede Kamer erop dat informatie de belangrijkste grondstof is voor
terrorismebestrijding. De informatie-uitwisseling tussen
veiligheidsdiensten, politie, openbaar ministerie en IND zal daarom
worden geïntensiveerd. Daartoe wordt een informatieknooppunt in het
leven geroepen, de Contra-Terrorisme-infobox, waar bestanden zullen
worden gecombineerd en geanalyseerd. Dreigingsanalyses van het
informatieknooppunt kunnen leiden tot strafrechtelijk of
vreemdelingenrechtelijk ingrijpen tegen individuen maar ook tot
"inlichtingenmatige observatie" van personen, eventueel over langere
perioden. Indien aan terrorisme gerelateerde activiteiten worden
geconstateerd die niet kunnen worden getypeerd als strafrechtelijke
feiten, kan ook worden overgegaan tot het "verstoren" van deze
activiteiten. Door een persoon zodanig in de gaten te houden dat hem
en zijn omgeving duidelijk wordt dat hij onderwerp is van
overheidsoptreden, zou deze feitelijk geen rol meer kunnen spelen in
aan terrorisme gerelateerde zaken. De Minister van Justitie zal
verantwoordelijk worden voor de algemene aanpak van verstoringsacties.
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) signaleert in de
voorstellen een verruiming van bevoegdheden zonder dat de onderbouwing
met feiten is gestaafd. De nieuwe bevoegdheden komen boven op de 1
september in werking getreden antiterrorismewetgeving. Het ging
hierbij om uitbreiding van de reikwijdte van het Wetboek van
Strafrecht door nieuwe strafbaarstellingen en door verhoging van de
strafmaat voor het plegen van misdrijven met een terroristisch
oogmerk. Voorts is samenspanning (d.w.z. het maken van afspraken) tot
terroristisch handelen strafbaar gesteld.
Met deze nieuwe wettelijke bepalingen voor informatieverwerking is nog
geen enkele ervaring opgedaan die zicht geeft op nut en noodzaak van
de maatregelen. Daarbij komen nog de reeds ingevoerde of nog in te
voeren bevoegdheden voor het onderscheppen van telecommunicatie en de
bevoegdheid tot het opeisen van informatie bij bedrijven en andere
organisaties. De voorstellen betekenen dat opsporingsbevoegdheden al
mogen worden ingezet zonder dat sprake is van verdenking van
overtreding van het Wetboek van Strafrecht. Het is, aldus de brief van
de ministers, voor de overheid voldoende dat een burger haar argwaan
opwekt om hem te kunnen observeren teneinde vast te stellen of de
argwaan gerechtvaardigd is of niet.
Het CBP waarschuwt voor de gevolgen van een vermenging van de taken
van veiligheidsdiensten en politie. Het kabinet introduceert met de
Contra-Terrorisme-informatiebox een concept dat veel vragen oproept.
Het lijkt een vrijbrief voor ongelimiteerde informatieuitwisseling
tussen de veiligheidsdiensten en de politie. Dit betekent dat
onderzoek op grond van losse vermoedens en aannames op grotere schaal
gedeeld zal worden. Zo lijkt informatie over veel onverdachte burgers
van de dossiers van de veiligheidsdiensten terecht te zullen komen in
de politieregisters.
De gevolgen van zo'n vermenging van functies kunnen zeer ingrijpend
zijn. De bescherming van de staatsveiligheid is primair een zaak van
de inlichtingendiensten. Deze hebben zeer vergaande bevoegdheden om
reeds bij het enkele vermoeden dat de staatsveiligheid in het geding
is informatie te verzamelen. Het delen van deze veelal `'zachte"
informatie met de opsporingsdiensten mag pas plaatsvinden, na
zorgvuldige analyse en taxatie, indien sprake is van een begin van
verdenki ngdaterstrafbarefeitenwordenberaamdofgepleegd.
Samenwerking is noodzakelijk voor terrorismebestrijding, maar de
politie moet dan wel worden geïnformeerd op een moment dat er sprake
is van uitoefening van de politietaak. Op dat moment kan informatie
van met name de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst worden
ingebracht in een gemeenschappelijke informatiebox.
Los van nut en noodzaak van de voorgenomen maatregelen ontbreekt in de
geschetste plannen een voorstel voor een adequate en structurele
controle op het proces van het verzamelen en delen van informatie. Het
zou een ernstige tekortkoming zijn als het kabinet hierin niet
voorziet. Veel van de werkzaamheden zullen in het verborgene blijven,
ook voor de personen die ten onrechte voorwerp van onderzoek zijn
geweest. Des te noodzakelijker is het om controle op de uitoefening
van deze vergaande overheidsmacht in te bouwen. De burger moet
beschermd worden tegen terrorisme maar moet ook het vertrouwen kunnen
behouden dat de overheid op rechtmatige wijze haar vergaande
bevoegdheden uitoefent.
Het CBP onderschrijft vanzelfsprekend de noodzaak voor het kabinet om
effectieve maatregelen te nemen ter bestrijding van het terrorisme.
Internationale verdragen, Europese regels, de Nederlandse grondwet en
andere wetten vereisen echter dat de beoogde verwerking van informatie
over grote groepen onverdachte burgers voldoet aan de maatstaf van nut
en noodzaak en dat voorzien is in rechtsbescherming. In zijn
advisering aan de betrokken ministers zal het CBP eventuele
wetsvoorstellen op basis van deze plannen beoordelen aan de hand van
dit normatieve kader.
Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten
die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het
gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een
vrijstelling geldt.
Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van
persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP
toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en
gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van
een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop
persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in
overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden.
Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd.
Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP
overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.