Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA Den Haag
Uw brief Ons kenmerk
104-04-SZW ASEA/LIV/2004/65152
Onderwerp Datum
Uitgaven voor kinderen 20 september 2004
In mijn brief van 30 juni 2004 heb ik u een beeld gegeven van de kostendekkendheid van
een aantal kinderregelingen. Naar aanleiding hiervan zijn door de vaste commissie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid enkele vragen gesteld die ik hierbij beantwoord.
Gevraagd is naar een toelichting op het bedrag van (afgerond) 9.230 dat in tabel 3 van de
brief is opgenomen, zijnde het besteedbaar inkomen exclusief tegemoetkomingen voor
kinderen voor een alleenstaande met een minimum inkomen en twee kinderen.
Dit bedrag is gelijk aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande (op jaarbasis 9.694)
verminderd met de nominale ziektekostenpremies (308) en een bedrag voor eigen
bijdragen ziektekosten (154). Volledigheidshalve: het jaarbedrag van de bijstandsnorm is
de optelsom van de maandbedragen zoals deze gelden per 1-1-2004 (806,27) en vervolgens
zijn gewijzigd per 1-4-2004 (809,35) en 1-7-2004 (809.58). Dit is definitie van het
besteedbaar inkomen in de reguliere koopkrachtoverzichten. Zoals vermeld in de voetnoot
bij tabel 3 in de brief van 30 juni is de extra normuitkering van 20% voor een alleenstaande
ouder in de bijstand opgenomen bij de tegemoetkomingen voor de uitgaven voor kinderen.
In de gepresenteerde berekeningen zijn de kosten van kinderopvang buiten beschouwing
gelaten. Dit is gedaan omdat, in tegenstelling tot de onderhoudskosten, deze uitgaven alleen
gemaakt worden door een specifieke groep werkende ouders. Tegenover deze kosten staan
in 2004 ook tegemoetkomingen van de werkgever, de gemeente (subsidieplaatsen) en van
de belastingdienst (een fiscale aftrekpost). De feitelijke kosten van kinderopvang zijn
afhankelijk van veel factoren, waaronder de hoogte van het inkomen en het aantal uren
opvang. In mijn brief van 6 februari 2004 (Kamerstukken II, 2003-2004, 28447, nr.21) over
de nieuwe wet kinderopvang is voor 2004 en latere jaren een beeld geschetst van de hoogte
van de ouderbijdragen voor kinderopvang in verschillende situaties.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
2
(mr. A. J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid