ae37083.jpg
Persbericht Universiteit Utrecht
Faculteit Sociale Wetenschappen
13 september 2004
Karakter speelt kleine rol
Sociale omstandigheden bepalen geefgedrag goede doelen
Geven aan goede doelen en vrijwilligerswerk is voornamelijk een kwestie van sociale omstandigheden en niet zozeer van karakter. Dat concludeert socioloog René Bekkers in zijn onderzoek waarop hij op 17 september promoveert aan de faculteit Sociale Wetenschappen. Het is voor het eerst dat zowel de invloed van sociologische als psychologische factoren ten aanzien van geefgedrag in één onderzoek zijn bestudeerd. Aan het onderzoek deden ruim 1500 Nederlanders mee.
Sociale omstandigheden waarin mensen leven en opgroeien bepalen ongeveer zeventig procent van de verschillen in het geefgedrag van Nederlanders. Slechts dertig procent van de verschillen in geefgedrag zijn te herleiden tot persoonlijkheidskenmerken en een altruïstische instelling. De meest karakteristieke eigenschappen van mensen die geld, tijd, bloed en organen geven zijn in aflopende volgorde: hun hogere opleidingsniveau, hun sterkere religiositeit, het wonen in een kleinere gemeente, het hebben van een voltijds baan en een hoger inkomen, aldus Bekkers.
Emotioneel
Persoonlijkheidseigenschappen blijken geen grote invloed te hebben op geefgedrag. Mensen die zichzelf omschrijven als vriendelijk of goed in staat om zich te verplaatsen in anderen zijn niet vaker actief als vrijwilliger of bloeddonor en geven net zoveel geld aan goede doelen als mensen die zichzelf als onvriendelijk omschrijven. Wel blijkt dat emotionele betrokkenheid bij anderen samengaat met hogere giften aan goede doelen. De meest emotioneel betrokken Nederlanders geven per jaar ongeveer ¤ 85 meer aan goede doelen dan de minst 'empathische' Nederlanders.
Kerkelijk
Nederlanders die minstens éénmaal per maand naar de kerk gaan geven gemiddeld zo'n ¤ 220 per jaar meer aan maatschappelijke organisaties dan onkerkelijke Nederlanders. De invloed van het opleidingsniveau is ook groot: wie een HBO- of universitair diploma heeft, geeft gemiddeld ¤ 120 meer, rekening houdend met verschillen in inkomen. Het verschil tussen de giften van de 10% hoogste en laagste inkomens is overigens niet zo groot, ongeveer ¤ 70.
Sociale druk
De conclusies zijn opmerkelijk omdat vrijgevigheid en maatschappelijke betrokkenheid vaak met altruïstische motieven en andere persoonlijke overwegingen in verband worden gebracht. Het blijkt echter dat mensen meestal als vrijwilliger of donateur bij maatschappelijke organisaties betrokken raken via anderen uit hun sociale omgeving. Sociale druk speelt hierbij een grote rol. Hoe hechter de relatie is met iemand die vraagt om een bijdrage van tijd of geld, hoe vaker mensen op zo'n verzoek ingaan.
Jong geleerd
Verder hebben ouders een grote invloed. Wanneer kinderen in hun jeugd van hun ouders het 'goede voorbeeld' kregen doordat ouders vrijwilligerswerk deden is de kans groter dat zij later als volwassene zelf ook vrijwilligerswerk gaan doen, zo blijkt uit het onderzoek. Opmerkelijk is ook dat de invloed van persoonlijkheid en een altruïstische instelling niet groter wordt als geven minder kost. Altruïsme is geen luxe die voorbehouden is aan een welgestelde elite, en in tegenstelling tot bedrijven gaan burgers niet of nauwelijks bezuinigen op hun donaties als het economisch tij tegenzit. Ook het idee dat mensen vaker geven op grond van hun persoonlijke motieven als ze minder bloot staan aan sociale druk klopt niet.
Vrijdag 17 september 2004 om 12.45 uur
Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht
Promotie:' Giving and volunteering in the Netherlands: sociological and psychological perspectives'
Drs. René Bekkers, faculteit Sociale Wetenschappen
Promotores: prof. dr. H.B.G. Ganzeboom en prof. dr. N.D. de Graaf
Een uitgebreide samenvatting van het proefschrift is te vinden via:
Voorlichter Johan Vlasblom (030) 253 4073,
Universiteit van Utrecht