Universiteit Maastricht

Universiteit Maastricht

Persbericht

10 september 2004

Instrument voor verbetering diagnostisch aanvraaggedrag van huisartsen

Betere opvolging van richtlijnen en kostenbesparing met Diagnostisch Toets Overleg

Drs. Wim Verstappen, huisarts te Weert, promoveert vrijdag 17 september aan de Universiteit Maastricht op zijn onderzoek naar het diagnostisch aanvraaggedrag van huisartsen. In zijn proefschrift toont hij aan dat het Diagnostisch Toets Overleg (DTO) een effectief instrument is om aanvullende diagnostiekaanvragen door huisartsen meer volgens de richtlijnen te laten verlopen. Het instrument is niet zozeer gericht op afname van het absolute aantal aanvragen, maar vooral om de kwaliteit van het diagnostisch handelen te verbeteren, aldus Verstappen. De promovendus berekende in zijn promotie-onderzoek dat het DTO ook kostenbesparend werkt.

Het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) ontwikkelt richtlijnen o.a. voor aanvullende diagnostiekaanvragen (laboratorium-, beeldvormend en functie-onderzoek) door huisartsen. Hoewel deze richtlijnen steeds vaker gevolgd worden is er vaak sprake van overdiagnostiek (meer testaanvragen dan de richtlijnen voorschrijven). In sommige gevallen, met name bij chronische aandoeningen zoals diabetes, wordt echter te weinig aanvullende diagnostiek aangevraagd.

Tussen huisartspraktijken blijken sterk verschillen te bestaan in diagnostisch aanvraaggedrag. In zijn proefschrift verklaart Verstappen die verschillen op basis van een determinantenanalyse. Gegevens uit vijf diagnostische centra werden verzameld en op basis daarvan vond de promovendus drie belangrijke verklaringen voor de geconstateerde 'interdoktervariatie'. Huisartsen die zelf betrokken zijn bij het opstellen van de richtlijnen, huisartsen die deel uitmaken van een groepspraktijk en huisartsen die het 'probleemgeoriënteerd aanvraagformulier' (langer dan een jaar) gebruikenvragen minder aanvullende testen aan dan hun collega's. Er waren onverklaarbare verschillen in het aanvraaggedrag tussen huisartsen uit verschillende regio's: in de ene regio vroegen huisartsen gemiddeld bijna drie keer zo veel aan dan de huisartsen in een andere regio.

Het Diagnostisch Toets Overleg vertoont overeenkomsten met het Farmaco­thera­peutisch Overleg (FTO), dat bij huisartsen al langer gebruikelijk is en waarin het voorschrijfgedrag onderling wordt besproken en afgestemd. Het DTO vindt evenals het FTO plaats in reeds bestaande samenwerkings­verbanden, de zogeheten HAGRO's. HAGRO's (huisartsengroepen) zijn opgericht voor gezamenlijke nascholing en waarneming van diensten. Een belangrijk verschil met het FTO is het feit dat het DTO een duidelijke structuur kent. Het DTO is opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste ontvangen alle huisartsen feedbackrapporten, waarin het eigen aanvraaggedrag wordt vergeleken met de overige HAGRO-leden en met alle huisartsen in de regio. Tevens worden de richtlijnen onder de DTO-deelnemers verspreid. De derde stap bestaat uit de daadwerkelijke intercollegiale toetsing: periodieke bijeenkomsten waarin de HAGRO-leden de feedbackrapporten met elkaar bespreken, discussiëren over de richtlijnen en voornemens formuleren ter verbetering van het eigen aanvraag­gedrag.

De effectiviteit van het DTO werd door Verstappen aangetoond in een interventiestudie onder 26 HAGRO's. De onderzoeksgroep werd verdeeld in twee groepen van 13 HAGRO's. De eerste groep (ARM I) volgde het DTO-traject voor drie klinische beelden (cardiovasculaire ziekten, bovenbuik­klachten en onderbuikklachten), terwijl de tweede groep (ARM II) drie andere ziektebeelden in het DTO behandelden (COPD/astma, vage klachten en degeneratieve gewrichtsafwijkingen). De groepen functioneerden als controlegroep voor elkaar: het aanvraaggedrag van de ziektebeelden uit ARM I werd vergeleken met het aanvraaggedrag voor deze ziektebeelden in ARM II en andersom. Die vergelijking wees uit dat DTO resulteerde in minder aanvragen voor aanvullend onderzoek in absolute zin. Ook het aantal aangevraagde 'overbodige testen' nam af. Het DTO werkt volgens het onderzoek van Verstappen kostenbesparend, omdat de kosten die gepaard gaan met het DTO (lopende kosten, ontwikkelings­kosten en researchkosten) lager waren dan de kostenreductie die op basis van het DTO werd behaald.

Noot voor de pers

Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht bij drs. Wim Verstappen, tel. 043 3882323, e-mail wim.verstappen@hag.unimaas.nl

De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 3882044. Voor urgente zaken buiten kantooruren: 06 2127 5612, pers@bu.unimaas.nl

De persberichten van de Universiteit Maastricht staan op internet: http://www.pers.unimaas.nl/