ECN
ECN: tempo energiebesparing afgenomen
PETTEN - Het tempo in energiebesparing is afgenomen in Nederland. Het
niveau ligt lager dan waarvan is uitgegaan in eerdere prognoses over
de in 2010 te verwachten emissie van broeikasgassen (6% lager dan in
1990 conform Kyoto-afspraken). Overigens wijkt het besparingstempo in
Nederland niet af van het Europees gemiddelde.
De afname van het tempo in energiebesparing blijkt uit nieuwe
berekeningen volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing (PME)
dat opgezet is door het Centraal Planbureau (CPB), het
Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), SenterNovem en het
Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)/Milieu- en
Natuurplanbureau (MNP). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
heeft ondersteuning verleend.
Het besparingstempo neemt niet alleen af in de meeste
verbruikssectoren maar ook bij de elektriciteitsproductie met
warmte/krachtinstallaties en centrales. De gemiddelde nationale
besparing voor de periode 1995-2002 komt uit op 1,0% per jaar. Per
sector varieert de besparing van 1,7% voor land- en tuinbouw tot 0,4%
voor transport (zie tabel).
Toepassing van warmte/krachtproductie (wkk) levert een bijdrage van
0,2%-punt. De wkk-besparing is echter na een sterke toename tot 1998
weer teruggevallen. Dit wordt deels veroorzaakt door een stagnatie van
de capaciteitsgroei en een daling van de bedrijfstijd. Maar
belangrijker is dat er relatief minder warmte wordt opgewekt per
geproduceerde kWh en het omzetrendement daardoor afneemt. Efficiëntere
centrales dragen 0,1%-punt bij aan de nationale besparing.Ook bij
centrales is sinds 1999 het gemiddelde omzetrendement afgenomen. Een
van de oorzaken lijkt het loslaten van de landelijke optimalisatie van
de inzet van centrales die niet past in een geliberaliseerde
elektriciteitsmarkt.
Tabel 1 Besparing 1995-2002 volgens protocol energiebesparing (%/jaar
(1) )
Natio- Indus- Dien- Huis- Land
& Trans- Raf-
naal trie(2) sten houdens tuinbouw port(3)
finage
Finaal verbruik 0,7 0,8 0,0 1,2 1,1 0,4 0,8
Conversie(wkk) 0,2 0,2 0,5 0,0 0,6 0,0 0,2
Verbruikers 0,9 1,0 0,5 1,2 1,7 0,4 1,0
Centrales 0,1
Nationaal 1,0
De nationale besparing was in de periode tot 2000 nog gemiddeld 1,2%;
de recente daling is ook een gevolg van minder besparing op finaal
verbruik. Een dalende trend is zichtbaar in bijna alle sectoren.
Verder is opmerkelijk dat de nationale energie-intensiteit, de
verhouding tussen energieverbruik en economische ontwikkeling, in
recente jaren niet meer daalt. Deze recente ontwikkeling wijkt af van
de trend in andere Europese landen. De stagnatie in de daling van de
intensiteit wordt deels veroorzaakt door de afname van de besparingen.
Maar verbruiksbevorderende structurele ontwikkelingen, zoals een
sterke groei van de energie-intensieve chemie, spelen een zeker zo
belangrijke rol.
Zonder de gerealiseerde energiebesparing zou de huidige CO2-emissie 14
a 16 Mton hoger liggen, ofwel ongeveer 8% van de totale Nederlandse
CO2-emissie. Door duurzame energieproductie wordt naar schatting 3
Mton vermeden. Besparing heeft daarmee vijf maal zoveel bijgedragen
aan de reductie van CO2-emissie als duurzame energie.
Tenslotte moet opgemerkt worden dat voor de sector Diensten geen
finaal besparingscijfer kon worden vastgesteld vanwege een te grote
onbetrouwbaarheid in verbruiksdata en het niet beschikbaar zijn van
goede grootheden om het referentieverbruik te bepalen. De onzekerheid
in het nationale besparingscijfer bedraagt 0,3%-punt; dit betekent dat
het nationale besparingscijfer voor 1995-2002 tussen de 0,7% en 1,3%
ligt (met 95% zekerheid). Voor de sector Diensten, maar ook voor
raffinage, kan in de toekomst geen bruikbaar besparingscijfer worden
bepaald indien geen extra inspanning wordt gedaan om de benodigde
informatie te verzamelen.
Het rapport is als pdf-bestand beschikbaar via
www.ecn.nl/library/reports/2004/c04016.html. Dit rapport is een
gezamenlijke publicatie van ECN, SenterNovem en RIVM/MNP.
Contactpersoon is H. Willems, telefonisch bereikbaar via 06 2252
0099.
Energieonderzoek Centrum Nederland
Petten, 16 september 2004
(1) resultaten gemiddeld met twee voorgaande jaren alvorens het
percentage is bepaald
(2) inclusief Bouw
(3) inclusief verbruik voor mobiele werktuigen
16 sep 04 15:30