De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VD. 2004/2553
datum
14-09-2004
onderwerp
Advies over gebruik van reststoffen in veevoeder
TRC 2004/6254
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen op de adviezen van de
Stuurgroep Technology Assessment naar het gebruik van reststoffen in
diervoeders. U heeft dit advies onlangs in afschrift mogen ontvangen
van de heer Van der Weijden, voorzitter van de Stuurgroep Technology
Assessment.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlage:
Brief aan de Stuurgroep Technology Assessment
Geachte heer Van der Weijden,
De Stuurgroep Technology Assessment heeft het hergebruik van reststromen uit de
levensmiddelenindustrie in de diervoederindustrie bestudeerd. Deze studie is uitgezet om
de risico's die hieraan zijn verbonden alsmede de maatschappelijke beleving ervan in
beeld te brengen.
Met interesse heb ik kennisgenomen van de inhoud van dit onderzoek en het door u
geformuleerde advies. Ik wil dan ook mijn waardering uitspreken over het resultaat.
Onderstaand ga ik in op de belangrijkste adviezen. Ik ben ervan overtuigd dat het rapport,
in navolging van de onlangs verrichte analyse door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
en het in opdracht van de Tweede Kamer uitgevoerde rapport naar de diervoedersector,
aanknopingspunten biedt voor overheid en bedrijfsleven om te werken aan het duurzaam
omgaan met reststromen voor de diervoederindustrie.
Hergebruik in de diervoederketen
U adviseert om een toelatingsbeleid te ontwikkelen voor veevoedergrondstoffen. In de
reacties op voorgaande analyses naar de diervoedersector heb ik reeds aangegeven dat
Nederland zich in het verleden ingezet heeft voor de invoering van een positieve lijst van
voedermiddelen die gebruikt mogen worden in diervoeders, mits dit in Europees verband
zou gebeuren. Op dit moment is het niet reëel te verwachten dat een voldoende grote
meerderheid van lidstaten voorstander is van een dergelijke positieve lijst. Daarnaast heeft
de Europese Commissie aangegeven geen voorstander te zijn van een positieve lijst,
omdat uit een haalbaarheidsstudie is gebleken dat het niet wezenlijk bijdraagt aan de
veiligheid van diervoeders. Specifieke restproducten die een risico vormen voor de
veiligheid van mens, dier of milieu kunnen verboden worden door plaatsing op de lijst van
verboden stoffen.
U adviseert ook om selectief beleid te voeren op het hergebruik van stoffen. Het is hierbij
van belang te weten wat de risico's zijn van verschillende reststromen. Op dit moment zijn
vooral de risico's van incidentele reststromen uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie
onvoldoende bekend.
Stuurgroep Technology Assessment
De heer drs. W.J. van der Weijden
Postbus 62
4100 AB CULEMBORG
13-7-2004 03112-024/WvdW VD. 2004/2552 14-9-2004
Advies over gebruik van reststoffen in
veevoeder.
(TRC 2004/5439)
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
14-9-2004 VD. 2004/2552 2
Begin dit jaar heb ik daarom opdracht gegeven voor een onderzoek door Wageningen
Universiteit en Researchcentrum naar de risicobeheersing van reststromen uit de
voedings- en genotsmiddelenindustrie voor de verwerking in diervoeders. Hierbij ligt de
nadruk op het in kaart brengen van die reststromen, waarbij de risico's het grootst lijken.
In uw advies gaat u in op de wettelijke basis van reststoffen. Op dit punt, de definitie van
afvalstof en grondstoffen voor de diervoederindustrie, ben ik in gesprek met de minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Zoals ik al in mijn
reactie naar de Tweede Kamer op het rapport "Voer tot nadenken" heb aangegeven,
brengt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in een gezamenlijke
werkgroep met het bedrijfsleven, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) en VROM de problematiek rondom afval- en reststromen in kaart. Ook
worden eventuele oplossingsrichtingen in beeld gebracht. Het is een feit dat de definitie
afvalstof niet voor één uitleg vatbaar is. Voor de toekomst moet worden bezien in
hoeverre een aanpassing van de afvaldefinitie in Europees verband mogelijk en
verantwoord is. Op korte termijn is dit echter niet haalbaar.
Integrale duurzaamheidsanalyse
Het advies om een integrale, vergelijkende duurzaamheidsanalyse voor het hergebruik
van reststoffen te maken, ondersteun ik. Er moet blijvend gezocht worden naar het nuttig
gebruik van reststoffen, niet alleen binnen de voedingsindustrie. Binnen LNV zal worden
gekeken op wat voor manier de overheid kan bijdragen aan de ontwikkeling van
duurzame ketens in de agrofoodsector voor het nuttig hergebruik van stoffen, die de
concurrentiekracht van het bedrijfsleven en de ecologie ten goede komen.
Tevens geeft u aan om het generieke verbod op het gebruik van diermeel in veevoeders te
heroverwegen. Ik ben van mening dat risico's op verspreiding van TSE/BSE via
vervoedering van dierlijke eiwitten dienen te worden geminimaliseerd. Slechts in een
beperkt aantal gevallen is het mogelijk om onder strenge voorwaarden dierlijke eiwitten
in voer voor niet-herkauwende landbouwhuisdieren te verwerken. Dit op grond van de
Europese regelgeving. Versoepeling van het verbod op diermeel is alleen mogelijk indien
dit goed controleerbaar en handhaafbaar is. Op dit moment zijn er geen betrouwbare
tests en analysemethoden voor handen waarmee verschillende soorten dierlijke eiwitten
kunnen worden onderscheiden. Daarom is een verdere versoepeling nu niet verantwoord.
Gezondheidsschade
U geeft in uw advies aan dat het belangrijk is om niet alleen te communiceren over
veiligheid, maar ook over de risico's van diervoeders. U merkt hierbij terecht op dat een
nulrisico niet bestaat. Mede vanuit deze gedachte heeft Nederland een onafhankelijke
VWA. Deze organisatie onderzoekt de veiligheid in de keten en informeert actief over de
risico's en de risicoreductie op basis van betrouwbare informatie. Daarnaast geeft het
Voedingscentrum, gefinancierd door LNV en VWS, aan consumenten wetenschappelijk
verantwoorde, eerlijke informatie over gezonde voeding en voedselveiligheid.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
14-9-2004 VD. 2004/2552 3
Rol sector, melding en integrale strategie
In het advies stelt u voor om het samenwerken en de transparantie in de diervoederketen
te bevorderen. Dit mede met het oog op traceerbaarheid, verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid. Ik ben een groot voorstander van het samenwerken in ketens.
Marktpartijen kunnen een verbetering van technische prestaties en kwaliteit bewerkstelligen
door het beter op elkaar afstemmen van bestaande kwaliteitsborgingsystemen in
de schakels. Ik zou in het agrofoodcomplex graag ketengarantiesystemen zien ontstaan,
waarbij door de keten heen afspraken gemaakt worden op het gebied van kwaliteitsborging
van grondstoffen, voedselveiligheid, de inrichting van een eigen controle hierop
en voorzieningen voor wederzijdse aansprakelijkheid. De inrichting van dergelijke
ketengarantiesystemen geeft een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen
overheid en bedrijfsleven. De overheid kan hierdoor besluiten het overheidstoezicht te
verminderen door over te gaan op toezicht-op-controle. Op korte termijn zal ik komen met
een zienswijze op de bijdrage die de overheid aan dergelijke systemen wil leveren.
Uw advies voor het opzetten van schadefondsen wil ik graag meegeven als overweging
aan het diervoederbedrijfsleven. De sector is zelf primair verantwoordelijk voor de
kwaliteit en de veiligheid van producten. De deelname aan private systemen met
eventuele bovenwettelijke eisen dient te gebeuren op vrijwillige basis. Daarbij merk ik op
dat de regels met betrekking tot diervoeders volledig zijn geharmoniseerd in Europa. We
kunnen daarom nationaal niet verder gaan dan de voorschriften die voortvloeien uit de
Europese regelgeving. Gelet op het voorgaande kan ik uw advies om deelname aan het
GMP+-systeem van het Productschap Diervoeders verplicht te stellen, niet overnemen.
Tenslotte stelt u voor om het gevoerde beleid te evalueren en de handhaving op een
efficiënte manier in te zetten. Dit najaar zal de kaderwet diervoeders van kracht worden.
In het licht van uw advies wil ik het eerste jaar na de invoering van de kaderwet
diervoeders een intensief overheidstoezicht voeren om een goed beeld te krijgen van de
sector. Op basis van de resultaten wordt bekeken hoe het toezicht op de naleving van wet-
en regelgeving in de diervoedersector kan worden gedifferentieerd.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit