http://www.minez.nl
MINEZ: Beantwoording vragen Van Dam (PvdA) en Gerkens (SP)
Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Datum: 13-09-2004
Beantwoording van de vragen die gesteld zijn door de leden Van Dam
(PvdA) en Gerkens (SP) over softwarepatenten, die zijn ingezonden op
30 augustus onder nummer 2030420290
De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze
vragen mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir.
C.E.G. van Gennip als volgt beantwoord.
1
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Gerkens, d.d.
2 augustus 2004? 1)
Ja.
2
Herinnert u zich de motie Van Dam waarin de regering wordt gevraagd
vanaf heden op te treden vanuit het door de Kamer geformuleerde
standpunt dat het huidige raadsvoorstel niet langer meer wordt
ondersteund en herinnert u zich uw toezegging deze motie te zullen
uitvoeren? 2)
3
Herinnert u zich het debat d.d. 1 juli 2004 en in het bijzonder de
laatste vraag van het lid Gerkens en uw antwoord daarop? 3)
4
Deelt u ook de mening dat de beantwoording van de vragen van het lid
Gerkens niet overeenstemt met uw toezegging om middels een briefje zo
vroeg mogelijk de overige lidstaten te informeren over het gewijzigde
Nederlandse standpunt? Bent u ook van mening dat zo vroeg mogelijk
niet hetzelfde is als bij de formele aanname van de tekst van het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad? Zo neen, waarom niet?
6
Herinnert u zich uw toezegging de andere lidstaten te zullen
informeren dat Nederland nog zorgen heeft over onder andere de
duidelijkheid van de grenzen van de conceptrichtlijn en dat dat verder
strekt dan het informeren van de andere lidstaten over het standpunt
van de Kamer? Zo neen, waarom niet?
7
Bent u bereid uw toezeggingen uit te voeren en zo spoedig mogelijk de
overige lidstaten te informeren dat Nederland het huidige
Raadsvoorstel niet langer ondersteunt? Zo neen, waarom niet?
Ja, wij herinneren ons de motie Van Dam cs. (Kamerstuk 21 501-30, nr.
52) die letterlijk stelt: De Kamer spreekt als haar mening uit dat het
politieke akkoord dat is bereikt in de Raad voor concurrentievermogen
van 17 en 18 mei 2004 onvoldoende waarborgen biedt om uitwassen met
betrekking tot softwarepatentering tegen te gaan; verzoekt de regering
deze opvatting van de Kamer over te brengen aan de andere lidstaten;
verzoekt de regering bij de verdere behandeling van het Raadsvoorstel
vanuit deze opvatting op te treden en om met ingang van heden haar
steun aan het huidige Raadsvoorstel te onthouden. Wij herinneren ons
eveneens de toezegging deze motie te zullen uitvoeren.
Ja, wij herinneren ons het debat d.d. 1 juli 2004 waarin mevrouw
Gerkens heeft gevraagd om zo vroeg mogelijk aan (..) collega s te
laten weten wat het standpunt van de Kamer is. In reactie hierop heeft
de staatssecretaris aangeven: Ik moet er even over nadenken op welke
manier ik dat zal doen. Er moet bijvoorbeeld een briefje worden
gestuurd.
Wij delen niet de mening dat de beantwoording van de vragen van het
lid Gerkens (2030417710) niet overeenstemt met de in het debat gedane
toezeggingen. Vlak na de aanname van de motie d.d. 1 juli hebben wij
onze Permanente Vertegenwoordiging bij de EU, tijdens de
Coreper-vergadering van 20 jl., laten aankondigen dat Nederland bij de
formele aanname van de tekst van het gemeenschappelijk standpunt van
de Raad later dit najaar een unilaterale verklaring af zal leggen
waarin melding wordt gemaakt van de zorgen van Nederland zoals in de
motie verwoord. Deze unilaterale verklaring zal worden gehecht aan de
Raadsnotulen. Langs deze weg zijn de lidstaten goed op de hoogte.
Uit velerlei contacten, die vanuit het buitenland met Nederland worden
gelegd, blijkt dat de boodschap over de Nederlandse positie inderdaad
genoegzaam bekend is bij de andere lidstaten.
Tevens hebben wij recentelijk de kans de baat genomen om in ons
kennismakingsoverleg met verschillende commissies van het Europese
Parlement melding te maken van de zorgen van uw Kamer. Ook hebben wij
in de diverse EP-commissies aangegeven dat Nederland als voorzitter
van de Raad in nauwe samenwerking met het EP wil werken aan het
overbruggen van de meningsverschillen die momenteel, als uitkomst van
de 1e lezing in het kader van de codecisieprocedure, bestaan tussen
Raad en EP. Daarbij is gerefereerd aan de discussies die in de
verschillende lidstaten worden gevoerd, waarbij expliciet is
aangegeven dat het Nederlandse parlement zorgen heeft over de
ontwerp-richtlijn.
Het moge duidelijk zijn dat het kabinet de motie Van Dam c.s.
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 52), en de tijdens de diverse debatten over
dit onderwerp gedane toezeggingen, uitvoert.
5
Kan de bekrachtiging van de stemming plaatsvinden onder een andere
minister? Zo ja, hoe zorgt u ervoor dat het juiste standpunt door de
betreffende minister kenbaar wordt gemaakt? Zo neen, waarom niet?
De bekrachtiging kan plaatsvinden in een andere Raadsformatie dan de
Raad voor Concurrentievermogen en onder voorzitterschap van een andere
minister. Zoals hierboven beschreven zal Nederland bij de formele
aanname van de tekst van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad
een unilaterale verklaring afleggen waarin melding wordt gemaakt van
de zorgen van Nederland zoals in de motie verwoord. Via de daarvoor
bestaande Haagse en Brussels coördinatiestructuren zal er voor worden
zorggedragen dat deze verklaring ook zal worden afgelegd, mocht
bekrachtiging van de stemming plaatsvinden tijdens een Raad waarbij
wij beiden niet aanwezig zijn.
1) Aanhangsel-Handelingen nr. 2009, vergaderjaar 2003-2004
2) Kamerstuk 21 501-30, nr. 52, motie Van Dam c.s.
3) Debat naar aanleiding van AO dd 1 juli 2004 over softwareoctrooien,
Handelingen II, nr. 91-5832, vergaderjaar 2003-2004.
Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51,
telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl.
Voor journalisten: Dhr. L.van Zijp, persvoorlichter, telefoon (070)
379 61 17, e-mail: L.vanZijp@minez.nl
14 sep 04 10:21
Ministerie van Economische Zaken