Van Gent en Karimi over de zorgelijke ontwikkelingen in Rwanda
Beantwoording kamervragen Van Gent en Karimi over de zorgelijke
ontwikkelingen in Rwanda
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Sub-Sahara Afrika
Afdeling Midden- en Oost-Afrika
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
10 september 2004
Behandeld
Anneloes Schueler
Kenmerk
DAF-664/04
Telefoon
0703486312
Blad
1/1
Fax
0703486607
Bijlagen
1
Anneloes.schueler@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de leden Van Gent en Karimi (beiden Groen
Links) over de zorgelijke ontwikkelingen in Rwanda
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Van Gent en Karimi (beiden Groen Links)
over de zorgelijke ontwikkelingen in Rwanda. Deze vragen werden
ingezonden op 17 augustus 2004 met kenmerk 2030419450.
De Minister De
Minister
van Buitenlandse Zaken, voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Van Gent en Karimi
(Groen Links) over de zorgelijke ontwikkelingen in Rwanda
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de beschuldigingen aan het adres van de
Rwandese regering, geuit in het VN rapport inzake de naleving van het
wapenembargo voor Congo, waarin gesteld wordt dat Rwanda het embargo
schendt en opstandelingen in Congo steunt ? Zo ja, heeft u dit aan de
orde gesteld in uw contacten met de Rwandese regering?
Antwoord
Ja. De Nederlandse ambassade in Rwanda heeft de inhoud van het rapport
aan de orde gesteld bij de Rwandese autoriteiten, waaronder de Chef
Landstrijdkrachten, Generaal Charles Kayonga, en om een gedetailleerde
reactie van de Rwandese autoriteiten verzocht. Inmiddels is deze
reactie door de Rwandese regering aan de Veiligheidsraad gezonden.
Hierin worden de belangrijkste beschuldigingen weerlegd dan wel
ontkend. Minister Murigande van Buitenlandse Zaken heeft tijdens de
EU-troika-démarche van 31 augustus jl. aangaande de ideologie van
genocide (zie vraag 3) toegezegd dat Rwanda volledige medewerking zal
geven aan de `Group of Experts' die naleving van het wapenembargo
onderzoekt.
Vraag 2
Bent u in het bezit van het rapport van de Rwandese parlementaire
commissie die onderzoek deed naar het voortbestaan van de
genocide-ideologie (door de Rwandese regering veronderstelde ideologie
die de haat van Hutu's jegens de Tutsi's aan zou wakkeren en daarmee
zou aanzetten tot volkerenmoord)?
Antwoord
Ja.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het feit dat beschuldigingen worden geuit aan het
adres van een breed scala aan vertegenwoordigers van het
maatschappelijk middenveld, inclusief mensenrechtenorganisaties en
internationale hulporganisaties en waarin tevens expliciet kritiek
wordt geuit op de Nederlandse ambassade die de beschuldigde
organisaties zou steunen?
Antwoord
Aanleiding voor het parlementaire onderzoek waren de moorden op
potentiële getuigen in de gacaca's (volkstribunalen voor de berechting
van verdachten van genocide) in oktober 2003. In het parlementaire
rapport worden overheidsinstellingen, ambtenaren, de rechterlijke
macht, maatschappelijke organisaties en individuen in verband gebracht
met de ideologie van de genocide. Het rapport is methodologisch zwak.
Over de bewijslast bestaan serieuze twijfels, het principe van hoor en
wederhoor is niet gevolgd en de personen en organisaties in kwestie
hebben niet of nauwelijks de kans gehad zich tegen de beschuldigingen
te verdedigen. Het rapport toont wel aan dat verwerking van de
genocide nog lange tijd in beslag zal nemen. De Rwandese regering
heeft zich nog niet uitgesproken over het rapport. Zolang dit niet
gebeurt leiden de geuite beschuldigingen een eigen leven en hebben ze
een intimiderende werking op degenen tegen wie ze geuit zijn.
Nederland heeft bij monde van zijn ambassade in Kigali tegenover de
Rwandese regering zorg over, en kritiek op, de in het rapport vervatte
beschuldigingen en aangevoerde bewijslast geuit. Daarbij is
aangedrongen op een spoedige reactie van de regering op het rapport,
gebaseerd op kritisch onderzoek naar de bewijslast, uitspraken en
conclusies. In dit verband is in het bijzonder opheldering gevraagd
over beschuldigingen tegen een (lokale) medewerker van de ambassade en
tegen mensenrechtenorganisaties die, zoals in het rapport staat
vermeld, van Nederland steun ontvangen. Tevens is daarbij duidelijk
gemaakt dat vrijheid van meningsuiting en organisatie essentiële
onderdelen zijn voor het functioneren van een democratisch stelsel, en
dat deze gerespecteerd moeten worden. De Rwandese regering heeft
aangegeven het rapport nauwgezet te analyseren, en voert momenteel
gesprekken met een aantal van de beschuldigde organisaties die de
gelegenheid krijgen zich tegen de beschuldigingen te verweren. De
regering heeft te kennen gegeven de komende weken formeel op het
rapport te zullen reageren.
Op 31 augustus is in EU-verband een démarche bij minister Murigande
van Buitenlandse Zaken uitgevoerd, waarin de Europese bezorgdheid over
het rapport is overgebracht. Nederland zal met name in EU-verband over
deze kwestie intensief contact blijven onderhouden met de Rwandese
regering.
Vraag 4
Wat heeft u gedaan met de conclusies uit het rapport van het `Rwanda
Monitoring Project', gedragen door Nederlandse
ontwikkelingsorganisaties, dat een zeer kritisch geluid liet horen
over de ontwikkelingen in Rwanda in 2003 op gebied van de
mensenrechten en democratisering in Rwanda? Hoe beziet u de
ontwikkelingen in Rwanda inzake de burgerlijke en politieke rechten
van de mens?
Antwoord
Over de inhoud en conclusies van het rapport is mondeling en
schriftelijk contact met de opstellers geweest. Veel van de gedane
aanbevelingen vormen reeds onderdeel van staand beleid ten aanzien van
Rwanda. Op een aantal punten ligt de situatie genuanceerder dan in het
rapport geschetst, en blijven positieve tendensen onderbelicht. De
effectiviteit van het beleid met betrekking tot Rwanda heeft meer baat
bij een kritische dialoog, bij voorkeur gezamenlijk met andere
donoren, dan bij een breuk met de regering van Rwanda.
Inmiddels heeft Rwanda stappen gezet die moeten bijdragen tot
verankering van de democratie en de rechtstaat, zoals opname in de
nieuwe Grondwet van de `trias politica', van het meerpartijenstelsel
en van wettelijke garanties voor respect voor de rechten van de mens.
Tevens is gewerkt aan de hervorming van de rechterlijke macht en
versterking van haar onafhankelijkheid. Ik ben mij ervan bewust dat
tussen theorie en praktijk nog een groot gat gaapt. Daarom ondersteun
ik organisaties die zich inzetten om positieve tendensen en
veranderingen te consolideren en te bewerkstelligen.
Vraag 5
Wat zou de consequentie zijn voor de Nederlandse ontwikkelingsrelatie
met Rwanda indien de Rwandese regering de parlementaire aanbevelingen
met harde conclusies over de rol van de Nederlandse ambassade
overneemt?
Antwoord
Het is zaak niet vooruit te lopen op de reactie van de Rwandese
regering op het rapport. Ik heb de Rwandese regering wel in duidelijke
termen laten weten dat Nederland zich onverminderd in zal blijven
zetten voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie in het land.
Het parlementaire rapport doet overigens geen directe aanbevelingen
over de rol van de Nederlandse ambassade.
Vraag 6
Wanneer kan de Tweede Kamer de evaluatie tegemoet zien van naleving
van de ijkpunten in het `Memorandum of Understanding' met Rwanda over
2003?
Antwoord
Het in opdracht van Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden
opgestelde gezamenlijke evaluatierapport over 2003 bleek kwalitatief
ontoereikend. Na uitvoerig overleg is uit een oogpunt van
doelmatigheid door de drie landen besloten de evaluatie over 2003 en
2004 te koppelen. Het rapport wordt medio 2005 verwacht.
Vanzelfsprekend zal de Kamer van de bevindingen op de hoogte worden
gesteld.
Vraag 7
Vindt er afstemming plaats tussen uw ministerie en de Economische
Voorlichtingsdienst (EVD) inzake PSOM subsidieverstrekkingen voor
Rwanda? Zo ja, wat is uw oordeel, met het oog op bovengenoemde
ontwikkelingen in Rwanda, over het feit dat Rwanda onlangs op de lijst
is gezet van landen die een extra kans krijgen om in aanmerking te
komen voor PSOM subsidies?
Antwoord
Ja, er vindt afstemming plaats. Met de Rwandese regering is reeds op 8
maart 2004 een tweejarig `Memorandum of Understanding' getekend,
waarmee het PSOM open staat voor Rwanda. Inmiddels zijn door de EVD
twee aanbestedingsprocedures opengesteld voor Rwanda. De eerste heeft
geen voorstellen opgeleverd, de tweede tender staat nog open.
Herziening van de hulprelatie is niet aan de orde, en daarmee evenmin
de vraag of het PSOM-programma moet worden gehandhaafd.
Vraag 8
Kunt u informatie verschaffen over eventueel in aantocht zijnde
contracten waarbij de Nederlandse overheid een belangrijke en/of
bemiddelende rol speelt?
Antwoord
Aangezien de deadline voor PSOM-aanvragen te krap was, is besloten
deze te verlengen tot 1 oktober 2004. Het is niet mogelijk voorafgaand
aan die sluitingsdatum duidelijkheid te verschaffen over eventuele
contracten.
Vraag 9
Bent u bereid stappen te nemen, eventueel in het licht van het
Nederlandse EU voorzitterschap, om te bevorderen dat er een krachtig
signaal van de EU uitgaat naar de Rwandese regering dat de gedane
beschuldigingen in het rapport ernstig zijn, dat Rwanda zijn gedrag
ten aanzien van het wapenembargo voor Congo en de mensenrechten in
eigen land moet beteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar denkt u aan?
Antwoord
De EU voerde op 31 augustus jl. een démarche uit bij de Rwandese
regering waarin de Europese zorgen over het parlementaire rapport zijn
overgebracht. Voorts voert de EU een continue dialoog met de Rwandese
regering over het respect voor sociaal-politieke rechten, zowel
formeel als informeel. Een voorbeeld van het eerste is de
EU-verklaring die Nederland begin juli 2004 namens de EU heeft
uitgegeven over de rechtszaak tegen oud-president Pasteur Bizimungu.
In deze verklaring uit de EU haar zorg over de mate van eerlijkheid en
onpartijdigheid van het proces en de vertragingen die zijn opgetreden.
Aangaande het wapenembargo verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1.
De EU volgt in deze op de eerste plaats de besluitvorming zoals die in
de Veiligheidsraad van de VN plaatsvindt.
Vraag 10
Bent u bereid de toekenning van PSOM-subsidies ter discussie te
stellen in het licht van de bovengenoemde zorgelijke opstelling van de
Rwandese regering inzake de analyse van het voortbestaan van de
genocide-ideologie, de rol in Congo en de binnenlandse mensenrechten?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 7. Gezien het feit dat het PSOM directe
samenwerking tussen bedrijven in Nederland en in ontwikkelingslanden
ondersteunt en geen directe steun aan de Rwandese overheid omvat, is
het ook een minder geschikt middel om druk uit te oefenen op de
regering van Rwanda. Ik teken hierbij aan dat Nederlandse bedrijven
terughoudend blijken als het gaat om investeren in Rwanda. Tot nu toe
zijn geen voorstellen voor Rwanda ontvangen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken