Nieuws
8 sep 2004 - Inbreng Paul de Krom voor het
milieu-debat over PET-flessen
Bijdrage VVD-Milieuwoordvoerder Paul de Krom bij debat met de
Staatssecretaris van Milieu over verpakkingen (PET-flessen) op woensdag 8
september 2004.
'De industrie wint', zo luidde een krantenkop over de PET flessen. 'Nou
en' dacht ik daar achteraan, 'als het milieu maar niet verliest'. Laat ik
duidelijk zijn, en dat heb ik al een keer gezegd, ik had nu liever niet
over deze zaak gepraat. Maar de realiteit is dat het huidige systeem niet
Europaproof is en we dus iets moeten doen om dat op te lossen.
Leerpunt is wel weer dat we nu eindelijk eens echt op moeten houden om
milieuproblemen aan te pakken op een manier die in strijd is met Europees
beleid. Te vaak lopen we tegen de lamp en moeten we weer met elkaar in de
slag om de scherven op te ruimen. Dit is de zoveelste loot aan de zegekar
van VROM als het gaat om mislukt beleid dat afwijkt van Brussel. De
introductie van een te hoge stortbelasting is nog zo'n voorbeeld waar
het, ondanks waarschuwingen van de VVD, weliswaar aan de voorganger van
de heer Van Geel, ook weer mis loopt. Staatssecretaris, zorg er
alstublieft voor dat we niet opnieuw in de Europese bezemwagen moeten
gaan zitten.
Wat betreft het beleid dat de Staatssecretaris voorstelt kan ik kort
zijn. Ik sta achter de oplossing en het beleid dat de Staatssecretaris nu
voorstelt. Ik vind het niet van een betrouwbare overheid getuigen als wij
als Kamer nu aan de hand van het deelprobleem 'meermalige verpakkingen'
het hele verpakkingsconvenant eenzijdig op losse schroeven zetten. Want
dat zou toch min of meer het gevolg zijn van het NVRD rapport 'Een breed
inzamelplan voor drankverpakking'. Afgezien nog van het feit dat de VVD
fractie altijd zeer huiverig voor het invoeren van statiegeld is geweest.
Dat neemt niet weg dat ik het zeer eens ben met de conclusie van het
rapport dat het beter is om de PET flessen problematiek in een bredere
context te beoordelen. Daar is natuurlijk geen speld tussen te krijgen.
Ik vind het rapport dan ook een belangrijke bijdrage aan de evaluatie die
wij later uitvoeren.
Zoals gezegd, ik steun het beleid, maar wel op vier voorwaarden.
Het moet klip en klaar zijn dat het milieu niet de verliezer is. De NRVD
concludeert dat het voorliggende plan veel minder ambitieus is voor wat
betreft zwerfafval dan het convenant (50 t.o.v. 80%). Mij valt wel op dat
de NVRD er kennelijk van uitgaat dat de 50% die niet gerecycled wordt
allemaal zwerfafval wordt (niet aangegeven wordt welk deel van de totale
hoeveelheid kleine petflesjes nu zwerfafval is, wat in de prullenbakken
beland en welk deel in het huisvuil terecht komt!)
Ten tweede moeten wij t.z.t. inzicht moeten hebben dat de doelstellingen
zoals die nu met de industrie zijn overeengekomen ook daadwerkelijk
worden gehaald. Die doelstellingen moeten dus meetbaar zijn. Hoe is het
mogelijk dat als het gaat om bijvoorbeeld het meten van het aandeel
flesjes en blikjes in het zwerfafval, VROM er na het maken van de
afspraken pas achter komt dat dat eigenlijk heel moeilijk te meten is?
Had het ministerie dat niet eerder kunnen bedenken? Ik vrees dat ook hier
het formuleren van beleid sexier was dan de uitvoering.
Kan de Staatssecretaris nog eens op de systematiek van het meten ingaan?
De VVD fractie is altijd groot voorstander van convenanten boven
eenzijdig opgelegde regelgeving geweest, maar dan moeten de
doelstellingen haalbaar en meetbaar zijn, en het moet duidelijk zijn wat
er gebeurt als die niet worden gehaald. Wat dat laatste betreft blijven
wij het liefst zover mogelijk weg van wettelijke maatregelen. Maar als de
industrie de afspraken niet nakomt dan is dat uiteraard wel een - wat mij
betreft laatste - optie.
De derde voorwaarde is dat ik de, weliswaar herziene, afspraken beschouw
als deel van het lopende verpakkingsconvenant. Ik wil dus uitdrukkelijk
het recht voorbehouden om ook de herziene afspraken bij de evaluatie van
het convenant te betrekken. Ik ga er dus vanuit - ik hoop dus maar - dat
de systematiek zoals die nu wordt voorgesteld niet alleen Europa- maar
ook evaluatieproof is.
En de vierde is dat niet alleen de kosten voor de industrie maar ook de
maatschappelijke kosten zo klein mogelijk moeten zijn. De
Staatssecretaris noemt dit ook in zijn brief.
Nog een laatste opmerking over de onrendabele exploitatie van de
draaitrommel ovens (het Rijk betaalt de AVR een compensatievergoeding).
Het politieke punt is de beslissing om de verwerking van Nederlands
gevaarlijk afval in het buitenland plaats te laten vinden. De VVD kan de
lijn van de Staatssecretaris volgen, maar ik wil wel de garantie dat alle
materiaal dat daar wordt verwerkt onder alle omstandigheden ook in het
buitenland kan worden verwerkt. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen?
VVD