Arrest inzake twee mariniers die tijdens wachtdienst in Irak in slaap
zijn gevallen
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 8-09-2004
Op 8 september 2004 heeft de militaire kamer van het gerechtshof te
Arnhem in hoger beroep uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de twee
mariniers, die op 15 augustus 2003 tijdens hun wachtdienst in slaap
zijn gevallen in "Camp Smitty" te As Samaha in Irak.
Door de militaire kamer van de rechtbank te Arnhem waren zij wegens
het opzettelijk in slaap vallen veroordeeld tot 2 weken militaire
detentie, geheel voorwaardelijk, en een (onvoorwaardelijke) werkstraf
voor de duur van 60 uren. Zowel de verdachten als de officier van
justitie zijn van het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan.
De eerste beslissing van het hof betrof de vraag, of het feit "in tijd
van oorlog" werd gepleegd, hetgeen een strafverzwarende omstandigheid
zou zijn. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat dit niet
het geval was, omdat:
- er geen sprake was van een oorlog in volkenrechtelijke zin, gelet op
het bepaalde in artikel 87 van het Wetboek van Strafrecht en artikel
96 van de Grondwet;
-er was geen sprake van een gewapend conflict waarbij Nederland
betrokken was, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging,
hetzij tot herstel van de internationale vrede en/of veiligheid;
- de voor toepasselijkheid vanin artikel 71 van het Wetboek van
Militair Strafrechtrecht vermeldevereiste bekendmaking heeft niet
plaatsgehad.
De tweede vraag was of het feit "opzettelijk" was begaan. Het hof is
van oordeel dat dit niet het geval was. Met name acht het hof niet
bewezen dat verdachte door tijdens zijn wachtdienst, terwijl hij en
degene met wie hij de wachtpost bemande ernstig vermoeid waren, op de
rand van het dak waarop zijn wachtpost was geplaatst, te gaan zitten
zich willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld
dat hij in slaap zou vallen ("voorwaardelijk opzet"). Het hof gaat
daarbij uit van de juistheid van de stelling van verdachte, dat hij op
een muurtje aan de rand van het dak is gaan zitten en niet op de
daarachter liggende matras.
Het hof is tenslotte van oordeel dat verdachte, nu hij en zijn
medeverdachte die met hem de wachtpost bemande, vermoeid waren en
vochten tegen de slaap, niet op de rand van het dak, waarop de
wachtpost was geplaatst, had moeten gaan zitten. Hij had actief moeten
blijven teneinde zijn vermoeidheid de baas te blijven. Door dit na te
laten en te gaan zitten heeft verdachte niet al het mogelijke gedaan
om te voorkomen zich in een positie gebracht dat hij makkelijker in
slaap konzou vallen.
Het hof acht bewezen dat verdachte
() als militair op 15 augustus 2003 te of nabij As Samaha in Irak, op
een observatiepost (wachtpost 5 op "Camp Smitty"), belast met het
observeren van de bij die wachtpost 5 behorende sector, in ernstige
mate nalatig een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid
of veiligheid niet heeft vervuld, door daar en toen in ernstige mate
nalatig op die post in slaap te vallen, terwijl als rechtstreeks en
onmiddellijk gevolg daarvan schade te duchten is geweest voor de
veiligheid, hierin bestaande dat het bij voornoemde wachtpost
behorende (bewakings)gebied niet voortdurend geobserveerd kon worden.
Het hof verwerpt zehet beroep op overmacht en afwezigheid van alle
schuld. Het hof stelt daarbij voorop dat het onderkent dat verdachte
onder moeilijke omstandigheden zijn wachtdienst heeft moeten
verrichten, met name als gevolg van de hoge temperaturen ter plaatste,
ook 's nachts, en de hoge frequentie waarin hij wachtdienst moest
doen, waardoor van rusten en slapen niet veel terecht kwam. Aan de
andere kant is verdachte een getrainde marinier die juist vanwege
voornoemde omstandigheden maatregelen had moeten nemen om wakker te
blijven. Door op de rand van het dak te gaan zitten tegen het einde
van zijn wachttijd, heeft hij zich in een situatie gebracht waarin het
gevecht tegen zijn vermoeidheid heeftwerd bemoeilijkt. Naar het
oordeel van het hof is het dan ook niet aannemelijk geworden dat er
sprake is geweest van overmacht. Nu verdachte naar het oordeel van het
hof een verwijt kan worden gemaaktniet al het mogelijke heeft gedaan
om te voorkomen dat hij in slaap zou vallen kan het beroep op
afwezigheid van alle schuld evenmin slagen.
Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft zich , weliswaar buitenniet in tijd van oorlog, maar
wel onder operationele omstandigheden in Irak, schuldig gemaakt aan
een wachtdelict door tijdens zijn wachtdienst in slaap te vallen.
Daardoor heeft verdachte de veiligheid van andere militairen in 'Camp
Smitty' (maar overigens ook zijn eigen veiligheid) in gevaar gebracht.
Naar het oordeel van het hof past bij dit feit uit een oogpunt van
generale preventie op zichzelf een onvoorwaardelijk militaire
detentievrijheidsstraf van langere duur als er sprake is van
(voorwaardelijk) opzet bij het plegen van het delict. Nu het hof
slechts bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de
schuldvariant van het delict en daarnaast niet is gebleken dat het in
slaap vallen van verdachte daadwerkelijk gevolgen voor de veiligheid
heeft gehad, zal het hof niet overgaan tot het opleggen van een
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Het hof is echter van meningoordeel
dat de door de rechtbank opgelegde straf, die bovendien voor een
zwaarder feit is opgelegd, onvoldoende recht doet dataan de ernst van
het feit en de operationele omstandigheden waaronder het is gepleegd,
óók als daarbij voor ogen wordt gehouden dat verdachte door de
rechtbank terzake een zwaarder delict werd veroordeeld dan thans door
het hof.
Ten voordele van verdachte laat het hof wegen de bijzonder zware
klimatologische en andere werkomstandigheden waaronder verdachte zijn
werk moest verrichten en dat verdachte blijkens het uittreksel uit het
justitieel documentatieregister niet eerder met politie en justitie in
aanraking is gekomen.
Het hof is van oordeel dat bij de strafoplegging volstaan kan worden
met een geheel voorwaardelijke militaire detentie en een taakstraf in
de vorm van een werkstraf. Nu verdachte binnen afzienbare tijd de
militaire dienst zal verlaten, zal het hof de proeftijd beperken tot
een jaar.
Volgt als straf: 2 maanden militaire detentie, geheel voorwaardelijk,
proeftijd een jaar, en een (onvoorwaardelijke) werkstraf voor de duur
van 60 uren.
Meer informatie op Rechtspraak.nl
De volledige teksten van de arretsen van het gerechtshof wordt zo
spoedig mogelijk na de uitspraak gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
onder LJN-nummer AQ 9886.
Contactpersoon:
Karianne Hulshof-Koerselman, communicatieadviseur/persvoorlichter
Telefoon 026-359 2315