http://www.minez.nl
MINEZ: Beantwoording vragen leden Douma en Koenders
Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Datum: 07-09-2004
Beantwoording vragen van de leden Douma en Koenders (beiden PvdA) over
de activiteiten van Shell in Nigeria en over maatschappelijk
verantwoord ondernemen (ingezonden 18 juni 2004 met kenmerk
2030416090)
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip,
heeft deze vragen mede namens de Minister van Justitie als volgt
beantwoord.
1
Kent u het Shell Report 2003, de publicaties naar aanleiding daarvan
in de Volkskrant van 11 juni 2004 en de medio 2003 ontvangen brief van
de voorzitter van het Nigeriaanse parlement aan de voorzitter van de
Tweede Kamer inzake het optreden van Shell in Nigeria? 1)
Ja.
2
Deelt u de mening dat het valt toe te juichen dat multinationale
ondernemingen, zoals Shell, jaarlijks verslag uitbrengen over hun
activiteiten in het kader van het zogenaamde Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (MVO)?
Ja, ik deel deze mening. Transparantie en het afleggen van
verantwoordelijkheid halen MVO uit de sfeer van vrijblijvendheid.
3
Bent u op de hoogte van de moeilijkheden die Shell ondervindt bij de
oliewinning in Nigeria en het in overeenstemming brengen van die
activiteiten met de eigen gedragscode?
4
Bent u van mening dat Shell in voldoende mate tracht haar
maatschappelijke verantwoordelijkheid in Nigeria waar te maken? Heeft
Shell zich in 2003 schuldig gemaakt aan vormen van omkoping van
regeringsfunctionarissen in Nigeria, zoals gesteld in de brief van de
voorzitter van het Nigeriaanse parlement, en worden de conflicten in
de Niger Delta inderdaad door de activiteiten van Shell in Nigeria
aangewakkerd, zoals door onafhankelijke onderzoekers wordt beweerd?
Ik ben op de hoogte van de verslechterde veiligheidssituatie in met
name de Niger Delta. In The Shell Report 2003 wordt aangegeven dat het
bedrijf een bijdrage tracht te leveren aan het verminderen van de
conflicten in die regio door middel van het eigen maatschappelijk
ontwikkelingsprogramma. In 2003 heeft Shell $54,5 miljoen aan de Niger
Delta Development Commission gedoneerd, alsmede $30 miljoen ter
financiering van het eigen ontwikkelingsprogramma voor de
gemeenschap.
Ik constateer eveneens dat Shell partij is bij de Voluntary Principles
on Security and Human Rights. Deze omvatten specifieke MVO-richtlijnen
voor bedrijven in de delfstoffenwinning. Tijdens de jaarlijkse
plenaire bijeenkomst, die dit jaar in Den Haag plaatsvond, is besloten
een Nigeria Taskforce op te zetten, waarin ook Shell zitting heeft.
Deze Taskforce tracht de Voluntary Principles in Nigeria te
implementeren door middel van lokale samenwerking tussen bedrijven,
overheden en NGO s.
Shell heeft daarnaast drie conflictdeskundigen opdracht gegeven om de
situatie in de Niger Delta in kaart te brengen. Op basis van dit
onderzoek wordt door Shell verder gewerkt aan een Vredes- en
Beveiligingsstrategie. Ik wil mij niet mengen in de discussie die
tussen Shell en de onderzoekers en tussen de onderzoekers onderling is
ontstaan na het uitkomen van het rapport.
De bij onderhavige kamervragen ontvangen brief d.d. 27 mei 2003 van de
voorzitter van het Nigeriaanse parlement geeft het Openbaar Ministerie
(OM) geen aanleiding om in Nederland over te gaan tot opsporing van
buitenlandse strafbare feiten, te weten omkoping van buitenlands
ambtenaren door Shell, die zouden zijn gepleegd in Nigeria.
5
Vindt u dat de handelswijze van Shell in Nigeria op enigerlei wijze in
strijd is met de OESO-gedragscode voor multinationale
ondernemingen?
De informatie waarover ik beschik geeft mij geen aanleiding te
oordelen dat Shell in strijd handelt met de OESO-richtlijnen.
Overigens hebben de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
een eigen nationaal instrument, het Nationaal Contactpunt (NCP) voor
de OESO-richtlijnen. Belanghebbenden of hun vertegenwoordigers hebben
de mogelijkheid om bij het NCP vragen over de juiste toepassing van de
richtlijnen aan de orde te stellen waar dit investeringsgerelateerde
vragen betreft. Vervolgens wordt door het NCP in overleg met betrokken
partijen naar een oplossing gezocht.
6
Deelt u de mening dat koplopers op het terrein van maatschappelijk
verantwoord ondernemen door hun grotere transparantie meer kans lopen
in het publiek op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te worden
aangesproken dan ondernemingen die geen enkele vorm van verslaglegging
hebben over hun activiteiten in het kader van MVO?
Ik vind dat MVO voor bedrijven vanzelfsprekend zou moeten zijn.
Transparantie, het afleggen van verantwoording door bedrijven en een
constructieve dialoog tussen de verschillende betrokken partijen
(bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid), zijn daarbij
voor mij sleutelbegrippen. In mijn beleid benadruk ik dat transparant
zijn over maatschappelijk verantwoord ondernemen uiteindelijk beter is
voor de concurrentiepositie van een bedrijf. Zo leidt het nemen van
maatschappelijke verantwoordelijkheid tot goodwill, juist van belang
voor bedrijven die (ook) consumentengoederen leveren. Transparantie
geeft ondernemingen ook de mogelijkheid om stakeholders te informeren
over ondernomen MVO-activiteiten. Dit vormt een solide basis voor een
constructieve stakeholder-dialoog. Tegelijkertijd deel ik de mening
dat ondernemingen die grotere transparantie tonen meer kans lopen op
hun gedrag aangesproken te worden. Toch kiezen deze ondernemingen
bewust voor transparantie gezien de grote voordelen die het met zich
meebrengt. De overheid stimuleert zowel actief transparantie op
MVO-gebied als het proces van aanspreken en bespreken.
7
Bent u bereid in het kader van de Nederlandse voorzitterschap van de
EU bij de totstandkoming van nieuwe Europese boekhoudregels te
bepleiten dat alle ondernemingen voor wie die nieuwe boekhoudregels
gaan gelden, tevens op basis van uitvoering van de OESO-code voor
multinationale ondernemingen en het beginsel comply or explain, in de
toekomst verslag moeten gaan doen van hun activiteiten in het kader
van MVO?
Transparantie wordt op nationaal gebied gestimuleerd door het
bekendstellen van de Richtlijn 400 en de Handreiking voor
Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de
Jaarverslaggeving.
Om de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van maatschappelijke
verslaggeving te bevorderen wordt een transparantie-benchmark
ingesteld. Internationaal moet er oog zijn voor het level-playing
field, niet alleen in de EU, maar ook in de bredere OESO- of VN-
context. Ik wil het bedrijfsleven de tijd geven om ervaring op te doen
met de bestaande, niet-bindende richtlijnen. De OESO-richtlijnen staan
hierin centraal. Hierin worden bedrijven o.m. opgeroepen tot
transparantie. Zij worden aangespoord hoge standaarden te stellen voor
de niet-financiële informatie, waaronder rapportering op milieugebied
of sociaal gebied.
Zoals gemeld in mijn brief d.d. 19 januari jl. (Kamerstukken
2003-2004, 26485, nr. 23) wil ik de komende jaren benutten om met het
bedrijfsleven en MVO-stakeholders te bepalen of aanvullend beleid
noodzakelijk of gewenst is en hoe dit beleid eruit moet zou moeten
zien, indien de nu zichtbare opwaartse lijn niet wordt doorgezet. Ik
zie vooralsnogdan ook geen aanleiding om over te gaan tot het
ontwikkelen van nieuwe, internationale regelgeving, zoals in
EU-verband. Ik wil eerst dat het nationale en internationale beleid in
de huidige vorm een kans heeft gekregen.
Tijdens de Europese MVO-conferentie die EZ op 7 tot en met 9 november
a.s. samen met andere ministeries organiseert, zal ik benadrukken dat
MVO (en daarover transparant zijn) de concurrentiepositie van het
bedrijfsleven kan verbeteren. Door middel van best practices wil ik
bedrijven hiervan overtuigen.
Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51,
telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl.
Voor journalisten: Dhr. E.Slinger, persvoorlichter, telefoon (070) 379
72 56, e-mail: E.G.Slinger@minez.nl
07 sep 04 13:02
Ministerie van Economische Zaken