Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Politieke Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 7 september 2004

Behandeld

J.C.S. Wijnands


Kenmerk


- DPZ-381/04

Telefoon


- 070-3486163


Blad


- 1/6

Fax


- 070-3484638


Bijlage(n)


-


-

Betreft


- Verslag Gymnich-overleg 3-4 september 2004


-

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van de informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 3 en 4 september 2004 in Chateau St Gerlach.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Verslag van de informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 3 en 4 september 2004 in Chateau St Gerlach.

ASEM-uitbreiding-
Ministers spraken uitvoerig over de kwestie van ASEM-uitbreiding, in het bijzijn van de speciale gezant van het Voorzitterschap voor deze kwestie, de heer Van den Broek. Alle sprekers, waaronder ikzelf, benadrukten het belang van de relaties met de Aziatische partners en het ASEM-proces enerzijds, en het belang van democratische hervormingen in Birma en de noodzaak van humanitaire assistentie voor de bevolking anderzijds. Deze boodschap is ook uitgedragen door de heer Van den Broek tijdens zijn gesprekken met Aziatische partners. Hierbij hadden deze landen benadrukt de zorgen van de EU ten aanzien van de situatie in Birma te delen, maar de voorkeur te geven aan een beleid van "constructive engagement" boven isolatie. De heer Van den Broek gaf aan dat de Aziaten vooral stille druk uitoefenden op de Birmese junta om het democratisch proces te stimuleren, maar nu soms ook openbare verklaringen afgeven.

Ministers constateerden dat ondanks alle diplomatieke inspanningen de situatie in Birma slechts in zeer geringe mate verbeterd was en nog steeds grote zorgen baart. Meer in het bijzonder was vooruitgang uitgebleven ten aanzien van de drie punten van het vorige Gymnich-overleg in Tullamore: Aung San Suu Kyi verkeert nog altijd onder huisarrest, de National League for Democracy (NLD) blijft onderhevig aan intimidatie en de Nationale Conventie had geen open en eerlijk debat opgeleverd. Vervolgens werd al snel - ook door Ministers van landen die tot nog toe het meest kritisch waren ten aanzien van de situatie in Birma - geconcludeerd dat de ASEM-top ook een goede gelegenheid zou bieden om Birma te confronteren met de zorgen over de mensenrechtensituatie en de noodzaak van democratische hervormingen. Overigens hebben enkele grote Lidstaten al publiekelijk aangekondigd hoe dan ook aan de Top te zullen deelnemen. Tijdens het Gymnich-overleg riepen alle Partners op om een EU-positie ten aanzien van ASEM-uitbreiding overeen te komen waarbij enerzijds het ASEM-proces kon worden voortgezet en anderzijds de druk op Birma in aanloop naar en tijdens de Top zou worden verhoogd.

Op basis hiervan werd overeengekomen dat als de Birmese regering niet aan de drie bovengenoemde, in Tullamore overeengekomen, voorwaarden zal hebben voldaan op 8 oktober (de eerste dag van de ASEM-top), de EU de thans geldende maatregelen tegen het militaire regime in Birma en diegenen die ervan profiteren zal versterken en de hulp aan de Birmese bevolking zal opvoeren. De Commissie werd verzocht een aangepast Gemeenschappelijk Standpunt voor te bereiden, waaraan de volgende maatregelen worden toegevoegd:


-een uitbreiding van de lijst van personen waartegen visumrestricties gelden met alle militairen met de rang van brigade-generaal en hoger, en leden van hun families. De uitvoering van deze maatregel zal moeten geschieden door door visum-aanvragers een aparte verklaring te laten ondertekenen dat ze niet behoren tot onderhavige groep;


-een verbod voor door de EU geregistreerde bedrijven of organisaties op het ter beschikking stellen van financiele middelen aan nader aan te duiden Birmese overheidsbedrijven.

Verder zullen EU-lidstaten in internationale financiele instellingen tegen het verlenen van leningen aan Birma stemmen en zal de Commissie concrete voorstellen presenteren om de praktijk van illegale houtkap tegen te gaan, incl. mogelijkheden voor het terugdringen van de ontbossing in Birma en de export van teakhout vanuit dit land. Voorts zal de EU - in overleg met democratische groepen waaronder de NLD - de hulp aan de bevolking van Birma vergroten op de gebieden van volksgezondheid en onderwijs, via het VN-systeem of NGO's. Overeengekomen werd ook dat de situatie in Birma hoog op de agenda van de Top zal moeten staan. Ten slotte gaat de Unie ervan uit dat zijdens Birma aan de Top zal worden deelgenomen op een lager niveau dan dat van staatshoofd of regeringsleider.

De inhoudelijke voorbereiding van de Top - incl. expliciete agendering van de situatie in Birma - zou verder ter hand worden genomen door de Senior Officials Meeting die reeds op 6 september bijeen zou komen.

Midden-Oosten-
Ministers bevestigden groot belang te hechten aan de uitvoering van de Israelische plannen voor terugtrekking uit de Gaza-strook mits dit gebeurt met inachtneming van de vijf voorwaarden van de EU, zoals verwoord door de Europese Raad van maart jl. Alsdan zou de Unie ook bereid zijn concrete bijdragen te leveren aan de uitvoering van die plannen, bijvoorbeeld in de sfeer van steun aan het Palestijnse bestuur en bevordering van de veiligheid in dit gebied. Voorts hebben Ministers hun zorg uitgesproken over de aanhoudende activiteiten met betrekking tot nederzettingen in de Palestijnse Gebieden, die de Unie zou blijven veroordelen en waarover ook nader contact zou plaatsvinden met Israel en de VS. Verder was er veel steun voor concrete bijdragen ten behoeve van hervormingen aan Palestijnse zijde, met duidelijke doelstellingen (op het gebied van bestuurs-hervormingen, veiligheid, verkiezingen) en conditionaliteit. De Unie was de belangrijkste donor van de Palestijnen en moest deze positie ook maximaal omzetten in politieke invloed op het hervormingsproces. In dit verband waren Ministers het eens dat de voorziene bijeenkomst van donoren in het Ad Hoc Liaison Committee (AHLC) later deze maand, gegeven de huidige politieke impasse en het gebrek aan concrete nieuwe projectvoorstellen, beter uitgesteld zou kunnen worden. Ten slotte bevestigden Ministers het belang om als Unie eensgezind op te treden ten aanzien van de voorziene resoluties over het Midden-Oosten in het kader van de AVVN in New York.

Irak-
Centraal bij de discussie over Irak stonden de bevindingen van de EU-verkenningsmissie die eind augustus met mij meereisde naar Irak. Dit bezoek heeft nog eens bevestigd dat de Iraakse autoriteiten een grotere EU-betrokkenheid in hoge mate op prijs stellen, onder andere in de vorm van een Commissie-vertegenwoordiging in Bagdad. Zoals bekend heb ik tijdens mijn bezoek premier Allawi uitgenodigd voor de Europese Raad op 5 november a.s. De verkenningsmissie had een duidelijker inzicht opgeleverd in de mogelijkheden voor een vergrote EU-rol in Irak. Deze mogelijkheden spitsen zich toe op activiteiten op de gebieden politie-training, ondersteuning van "rule of law" en mensenrechten, civiele administratie en ondersteuning van de voorbereidingen voor de verkiezingen. Tijdens het Gymnich-overleg heeft het Voorzitterschap het mandaat gekregen om de aanbevelingen van de verkennende missie op deze terreinen, samen met Commissie en Raadssecretariaat, verder uit te werken ten behoeve van nadere besluitvorming door de RAZEB. Benadrukt werd dat bij een vergrote EU-rol uiteraard rekening moest worden gehouden met de bijzondere omstandigheden in Irak, zoals de beperkte bewegingsvrijheid vanwege de veiligheidssituatie. Bij de verwezenlijking van een vergrote EU-rol in Irak zal worden aangesloten bij Irakese en VN-activiteiten.

Voorts heb ik een oproep gedaan aan de Commissie en de Lidstaten om financieel bij te dragen aan de beoogde beveiligingsmacht voor de VN, die nodig is om VN-activiteiten in Irak - waarvan de EU een groot voorstander is - mogelijk te maken. De VN heeft daartoe nog een bedrag van 26 miljoen dollar nodig waarvan de Unie de helft voor zijn rekening zou moeten nemen. Een groot deel hiervan was inmiddels al toegezegd door enkele Lidstaten. Ook Nederland levert hiervoor een financiële bijdrage. Over een mogelijke bijdrage door de Commissie zal de discussie worden voortgezet bij de RAZEB van 13 september.

Iran-
De ontwikkelingen in Iran werden alom zorgelijk geacht, m.n. het gebrek aan respect voor de mensenrechten en het teleurstellende verloop van de mensenrechten-dialoog met dit land. De discussie richtte zich vooral op de problematiek van de nucleaire activiteiten van Iran, mede naar aanleiding van het recent gepubliceerde tussen-rapport van de IAEA. Hoewel Teheran ontkent te werken aan een nucleair wapenprogramma, bestonden daarover vele twijfels. In ieder geval hield Iran zich niet aan de eerder met het VK, Duitsland en Frankrijk gemaakte afspraken over onder andere de stopzetting van uranium-verrijking en daaraan gerelateerde activiteiten.

Door sommige sprekers werd gewezen op de negatieve gevolgen die deze ontwikkeling kan hebben voor de stabiliteit in het Midden-Oosten en het gevaar van een regionale nucleaire wapenwedloop. Voorkomen moest worden dat Iran zich zou misrekenen met betrekking tot de internationale reactie bij voortzetting van zijn activiteiten. Derhalve was van cruciaal belang om de komende periode te gebruiken om de druk op dit land op te voeren en daarbij brede, internationale steun te genereren, incl. verdere betrokkenheid van landen als de VS, Rusland en China. Iran moest krachtig gewezen worden op de noodzaak van volledige openheid over zijn nucleaire activiteiten en van actieve medewerking met het IAEA. Ook het VK, Duitsland en Frankrijk zullen daartoe gezamenlijk hun inspanningen richting Teheran voortzetten. Een uiteindelijke verwijzing van deze problematiek naar de VN-Veiligheidsraad moest geenszins worden uitgesloten.

Het Voorzitterschap zal deze boodschap de komende periode actief overbrengen, te beginnen tijdens het gesprek van de Iraanse veiligheidsadviseur Rouhani met de Minister-President en mijzelf op 6 september in Den Haag. De ontwikkelingen in Iran zullen tevens verder worden besproken tijdens de RAZEB van 13 september, mede met het oog op de bijeenkomst van de IAEA-Bestuursraad van 13 tot 16 september a.s.

Westelijke Balkan-
Ministers waren het eens dat bij de toenadering van Servie-Montenegro tot de EU in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces (SAP) sprake was van twee grote knelpunten: het uitblijven van politieke hervormingen, incl. samenwerking met ICTY, en de problemen bij de afronding van de interne markt tussen de twee deelrepublieken (onder andere tariefharmonisatie). Kernvraag was hoe economische voortgang kon worden gemaakt, met instandhouding van de unie tussen Servië en Montenegro. Hierbij stond centraal de suggestie van Commissaris Patten inzake een zogenaamde "twin track approach", waarbij meer rekening wordt gehouden met de grote verschillen tussen de economieën van de twee deelrepublieken (bijvoorbeeld door ondertekening van twee separate handelsprotocollen binnen één Stabilisatie- en Associatieakkoord). Uitgangspunt hierbij blijft nadrukkelijk de instandhouding van de Statenunie. Het voorstel van Commissaris Patten kreeg brede steun en zal thans nader worden uitgewerkt; daartoe zal een technische missie van Commissie en Raadssecretariaat nog deze maand naar Belgrado en Podgorica afreizen, waarna Patten en Solana zelf een bezoek zullen brengen aan het land met het oog op het voorleggen van concrete voorstellen aan de RAZEB.

Voor wat betreft de situatie in Kosovo werd vastgesteld dat de nieuwe SV SGVN, Soren Jessen- Petersen een dynamische start had gemaakt en binnen de VN het UNMIK-beleid nader werd geëvalueerd. Tegelijkertijd hadden de Kosovo-Serviërs nog niet aangegeven mee te zullen doen aan de verkiezingen in oktober en vormden de georganiseerde misdaad en de sociaal-economische problemen in Kosovo een groot probleem. Ministers waren het eens dat verdere druk moest worden uitgeoefend op zowel de Kosovo-Serviers en Belgrado inzake deelname aan de verkiezingen. Van groot belang hierbij was wel dat daartoe ook voldoende aandacht zou uitgaan naar verbetering van de veiligheidssituatie voor de Serviers in Kosovo. Voorts werd veel steun uitgesproken voor het streven naar een versnelling - waar mogelijk - van de overdracht van bevoegdheden van UNMIK aan de Kosovaarse autoriteiten, mits gekoppeld aan een grotere controlerende functie voor SV SGVN (à la HV Ashdown in Bosnie). Verder was er eensgezindheid over de noodzaak vast te houden aan het beleid van "standards before status", maar hierbij ook nadere prioriteiten aan te brengen binnen die "standards". In dit verband zal de eerste aandacht moeten uitgaan naar de terugkeer van vluchtelingen, de bescherming van minderheden, decentralisatie en versterking van lokale instellingen. Voor wat betreft de statuskwestie is HV Solana gevraagd een intern discussie-paper op te stellen over hoe te zijner tijd hiermee verder om te gaan. De toekomst van Kosovo lag hoe dan ook in Europa en daarom moest Kosovo nauw betrokken blijven worden bij de activiteiten in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces.

Soedan/Darfur-
Ministers onderschreven het rapport van de SV SGVN, Jan Pronk, over de situatie in Soedan/Darfur en bevestigden de noodzaak om de regering van Soedan en de rebellen op te blijven roepen de gemaakte afspraken na te komen en te handelen in lijn met VR-resolutie 1556 en de eerdere Raadsconclusies. De dreiging van sancties diende nadrukkelijk gehandhaafd te worden. HV Solana en Commissaris Patten is gevraagd op korte termijn met een lijst te komen met concrete opties voor mogelijke sancties en de te verwachten gevolgen hiervan. Voorts werd overeengekomen de regering van Soedan op te roepen ook voortgang te boeken bij de Noord-Zuid vredesbesprekingen, mede gezien de positieve invloed die dit zou kunnen hebben op de situatie in Darfur. Ministers toonden zich bereid om aanvullende bijdragen te leveren ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie (financieel, logistiek, personeel), met het oog op een mogelijke uitbreiding van de AU-waarnemersmissie en de beschermingsmacht. Tevens zal nader gekeken worden - te beginnen bij de RAZEB van 13 september - naar ondersteuning door de Unie van een mogelijke AU-politie-missie. Hierbij werd door verschillende sprekers benadrukt dat de Unie dergelijke bijdragen alleen moest verlenen indien daaraan aan Afrikaanse zijde duidelijk behoefte bestond ("ownership") en na afstemming met de VN.

Grote Meren-
Ministers stonden kort stil bij de - niet geagendeerde - problematiek van de Grote Meren-regio. Centraal hierbij stond het mandaat en functioneren van MONUC en de wijze waarop de EU een bijdrage kan leveren aan de activiteiten van MONUC. Ik heb HV Solana gevraagd daarover nadere voorstellen voor te bereiden. Over dit onderwerp zal verder worden gesproken bij de RAZEB van 13 september.

===