Gemeente Utrecht
Geslaagde combinatie van bestaand landschap en nieuwe stad:
LEIDSCHE RIJN OP ARCHITECTUURBIËNNALE VENETIË
Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) presenteert het stedenbouwkundig ontwerp van Leidsche Rijn Utrecht op de Nederlandse inzending voor de Architectuurbiënnale in Venetië. Het Masterplan Leidsche Rijn wordt (samen met de wijken Prinsenland in Rotterdam en Belvédère in Maastricht), gepresenteerd als voorbeeld van een ontwerp waarin het behoud en de transformatie van het bestaande landelijk gebied als leidraad is genomen.
In het ontwerp van Leidsche Rijn is de geschiedenis van het gebied als een leidraad gebruikt. Het streven naar identiteit is in de praktijk concreet gemaakt door bestaande betekenisvolle elementen (landschap, cultuurhistorie of infrastructuur) te behouden en ze een plaats te geven in het stedenbouwkundig ontwerp.
De officiële opening van de architectuurbiënnale in Venetië vindt plaats op 9, 10 en 11 september. Het overkoepelend thema is dit jaar 'Metamorphoses'. Het NAi verzorgt de Nederlandse inzending voor de biënnale: de tentoonstelling 'Hybrid Landscapes. Designing for sprawl in the Netherlands 1980 - 2004' (van 12 september tot en met 7 november). In de tentoonstelling in het Nederlands paviljoen staat niet de architectuur centraal, maar de manier waarop het al aanwezige (cultuur)landschap de laatste twee decennia een plek in stedenbouwkundige ontwerpen heeft gekregen. Sinds de jaren tachtig wordt nagedacht hoe verstedelijking en ontwikkeling van het landschap meer hand in hand kunnen gaan. Het NAI noemt het ontwerp voor Leidsche Rijn "een hoogtepunt binnen het proces van verdwijnen van de grenzen tussen stad en land". De transformatie van het gebied wordt op de tentoonstelling aan de hand van maquettes geïllustreerd.
'Stedenbouw met het rood van kersensap'
In een artikel in het vakblad de 'Blauwe Kamer' (speciaal over de Nederlandse inzending voor de Biënnale) gaat landschapsarchitect Noël van Dooren in op Leidsche Rijn, met name vanuit de begrippen landschappelijkheid en identiteit. Hij stelt de vraag wat hij van de beschreven ontwerpbenadering terug ziet in het feitelijke Leidsche Rijn. Van Dooren constateert: "Wat al goed zichtbaar is anno 2004 zijn de gehandhaafde oude linten met hun wonderlijke mengeling van huizen, bedrijfjes, boerderijen en boomgaarden." Fascinerend aan Leidsche Rijn noemt hij de complexiteit van het bestaande landschap. Hij beschrijft hoe het handhaven van de complexe landschapsgeschiedenis leidt tot allerlei vormen van tussenruimte, die op verschillende manieren benut zijn. Van Doorn: "Daar waar de gemiddelde VINEX-wijk in mijn ogen verworden is tot een architectuurkippenhok, ontstaat hier een zinvolle organisatie van uiteenlopende (mooie en lelijke) architectuuruitingen. Er ontstaan daadwerkelijk buurtjes, met een eigen gezicht."
'Leidsche Rijn: oud en nieuw'
De gemeente Utrecht werkt meet aan de tentoonstelling omdat zij zich goed herkent in deze benadering. De bouw van een stadsdeel van deze omvang betekent onontkoombaar een forse ingreep in het landschap. Maar in het 'Masterplan Leidsche Rijn Utrecht' uit 1995 zijn bewust keuzes gemaakt voor compactheid, duurzaamheid en identiteit. Vooral het laatste aandachtspunt betekent in de praktijk het behoud van waardevolle karakteristieken van het gebied. Het masterplan legde de bescherming vast voor het bestaande cultuur- en natuurlandschap, inclusief bebouwing en bedrijvigheid, archeologische vindplaatsen en grote delen van de bestaande lokale infrastructuur.
Het combineren van 'oud en nieuw' is daarmee één van de meest opvallende karakteristieken van Leidsche Rijn geworden. Bij het maken van (deel)ontwerpen is en wordt nog steeds veel aandacht besteed aan het inpassen van historische elementen. Buurten krijgen een eigen karakter omdat delen van het oorspronkelijke landschap bewaard blijven, bijvoorbeeld stukken weiland, boomgaarden, sloten, bomenrijen of monumentale boerderijen. De A2 is in het ontwerp geïntegreerd, verlegging en overkapping van een deel ervan zorgt voor verbinding met de 'bestaande stad'. Een groot deel van de loop van de Oude Rijn, die hier duizenden jaren gestroomd heeft, blijft zichtbaar. Tussen de nieuwbouwwijken Langerak en Parkwijk loopt nog steeds het karakteristieke lint van de Groenedijk. In Veldhuizen en Vleuterweide wordt een deel van de Romeinse Limus (rijksgrens)bovengronds zichtbaar gemaakt met een 400 meter lange wandelroute. Op verschillende plekken in Leidsche Rijn zijn en worden boerderijen ingepast, bijvoorbeeld door ze een horecafunctie te geven. Archeologische vindplaatsen worden beschermd door er parken aan te leggen. In een park in de nog te bouwen wijk Het Zand blijven twee gerestaureerde schoorstenen staan, als verwijzing naar het oorspronkelijke tuindersgebied. Het enorme Leidsche Rijn Park ontstaat door herinrichting van het gehandhaafde bestaande landschap. De ligging van een grote waterleiding (waarboven niet gebouwd mag worden), wordt door er de Rijnkennemerlaan bovenop te leggen. Dit wordt een 4 kilometer lange parkachtige boulevard, gecombineerd met een langzaam verkeer-route, die een aantal wijken met elkaar verbindt.
Noot voor de media:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
* Gemeente Utrecht, Bestuurscommunicatie, Pluup Bataille, 030 286 11 40.
* Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Paul van den Bogaard (persvoorlichter),
010.440.1271, www.nai.nl
Utrecht, 7 september 2004