Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MINEZ: Kamervragen van de leden Douma en Waalkens (PvdA)

Datum: 7-9-2004

Vragen gesteld door de leden Douma en Waalkens (beide PvdA) over het tussentijdse resultaat in de lopende WTO-ronde, die zijn ingezonden op 16 augustus onder nummer 2030419610.

De Minister van Economische Zaken mr. L.J. Brinkhorst en de Staatssecretaris van Economische Zaken mevr. ir. C.E.G. van Gennip mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft deze vragen als volgt beantwoord:


1

Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van de besprekingen in de Wereld Handelsorganisatie (WTO) en het tussentijdse resultaat dat op 1 augustus is totstandgekomen?

Ja (zie ook het verslag dat op 19 augustus jl. aan de Tweede Kamer is gezonden; Kamerstuk, 25074 nr. 79)


2

Welke garanties zijn in dat akkoord opgenomen om te waarborgen dat de lopende WTO-ronde vooral in het teken zal staan van de economische ontwikkeling van de armste landen?

Het WTO-besluit van 1 augustus is een tussentijds resultaat in het kader van de Doha Development Agenda (DDA); het bevat nog geen definitieve afspraken. Er is derhalve voor geen van de deelnemende partijen sprake van garanties in de strikte zin van het woord.

Hoewel het raamwerk slechts algemene parameters bevat en de daadwerkelijke mate van liberalisering afhangt van de invulling van cijfers, termijnen en specifieke producten, neemt de ontwikkelingsdimensie in de gehele tekst een bijzondere positie in. Een goede invulling hiervan is één van de aandachtspunten in het Nederlandse handelspolitieke beleid.

Positieve elementen voor ontwikkelingslanden in het akkoord zijn onder meer de vergaande aanpak van landbouwexportsteun (zie ook vraag 4); vermindering van de plafonds voor handelsverstorende interne landbouwsteun en de aparte status voor katoen binnen de landbouwonderhandelingen. Daarnaast krijgen ontwikkelingslanden bij markttoegang- en subsidieafspraken ruimte om rekening te houden met plattelandsontwikkeling, voedselproductie en voedselzekerheid, via de introductie van een categorie speciale producten en een speciaal vrijwaringmechanisme. De zorg van een aantal ontwikkelingslanden dat met verdergaande liberalisatie hun tariefpreferenties eroderen is in het akkoord opgenomen, maar heeft nog geen concrete vertaling gekregen. De omschrijving van de tariefreductieformule voor NAMA biedt uitzicht op forse reductie van piektarieven in ontwikkelde landen, terwijl ontwikkelingslanden hun tarieven relatief minder zouden hoeven te verlagen.

Een ander belangrijk punt voor de armste landen betreft de verstrekking van handelsgerelateerde technische assistentie. Voor een deel betreft dit de verantwoordelijkheid van andere internationale organisaties (zoals de Wereldbank) waar in toenemende mate aandacht is voor handelsgerelateerde technische assistentie. Ook in het onderhavige WTO-besluit wordt de noodzaak van technische assistentie, in het bijzonder voor de armste landen, onderschreven. Dit zal, mede op basis van de specifieke wensen van deze landen zelf, nader moeten worden uitgewerkt.

In aanvulling op het voorgaande worden er van de minst ontwikkelde landen (MOLs) geen, of slechts zeer geringe, concessies verwacht. Daarnaast bevat het akkoord concrete voorstellen voor een extra gunstige behandeling van hun exporten. De EU kent al zo n behandeling voor hun exporten via het Everything but Arms initiatief, dat een tarief- en quotavrije toegang tot de EU-markt omvat. Tot op heden is het nog niet gelukt ook alle andere ontwikkelde landen, tezamen met de rijkere ontwikkelingslanden, vast te leggen op een gelijke verplichting. Het besluit bevat wel voorstellen daartoe en de Nederlandse en Europese inzet blijft om deze verplichting in ieder geval in het definitieve eindakkoord op te nemen. Vergroting van exportmogelijkheden is immers een van de meest concrete maatregelen die we in de context van de WTO kunnen nemen om de economische groei van de armste landen te stimuleren. Die exportmogelijkheden kunnen verder worden bevorderd via versterking van de huidige WTO-regels.

In samenhang hiermee is van belang dat met het recente WTO-besluit de start wordt gegeven voor onderhandelingen op het terrein van handelsfacilitatie. Van de MOLs worden daarbij geen grote commitments verwacht, terwijl zij wel zullen kunnen profiteren van zaken zoals vereenvoudiging van douaneprocedures in andere landen.


3

Deelt u de mening dat totstandkoming van dit tussentijdsakkoord van belang is voor het herstel van de wereldhandel en kunt u aangeven op welke termijn een totaal akkoord bereikt kan worden?

Het gaat te ver om te spreken van directe effecten ter herstel van de wereldhandel. Het besluit bevat immers geen direct afdwingbare verplichtingen waardoor handelsbarrières meteen al worden weggenomen. Toch is het besluit wel van belang voor dit herstel vanwege het positieve psychologische effect dat er van het hersteld vertrouwen in het multilaterale stelsel kan uitgaan. Het besluit werpt voorts een dam op tegen protectionistische tendensen die in een periode van vertraging van economische groei altijd aanwezig zijn. Daarnaast biedt het een steun in de rug van economische hervormingen gericht op verdere liberalisatie en flexibilisering. In belangrijke mate bevat het besluit echter nog slechts de belofte van concrete verbeteringen die uiteindelijk moeten worden gerealiseerd in een definitief akkoord. Een exacte termijn daarvoor is niet gesteld en ook moeilijk aan te geven. Het volgende richtpunt is de zesde Ministeriële WTO Conferentie die in december 2005 zal plaatsvinden in Hong Kong, China.


4

Hoe verhouden de afspraken over afschaffing van de exportsubsidies in het tussentijdsakkoord zich tot de motie Douma/ Vendrik waarin wordt gepleit voor uitfasering van alle exportsubsidies, die weliswaar op steun van de PvdA kon rekenen, maar niet op een meerderheid in de Tweede Kamer?

In het WTO-besluit van 1 augustus jl. is vastgelegd dat exportsubsidies voor landbouwproducten zullen worden afgeschaft. Daarnaast is vastgelegd dat exportkredieten met een looptijd langer dan 6 maanden eveneens zullen worden afgeschaft. Exportkredieten met een looptijd korter dan 6 maanden zullen aan nadere regels worden onderworpen. Hetzelfde geldt voor staatshandelsondernemingen en voedselhulp, dit alles met het oogmerk handelsverstorende activiteiten op deze terreinen te elimineren. Een datum voor de eliminatie van exportsubsidies en exportkredieten en voor de inwerkingtreding van de nieuwe regels is nog niet vastgesteld. Dit zal in de volgende onderhandelingsfase moeten gebeuren. De inzet van de Nederlandse regering is op dit vlak onveranderd gericht op eliminatie uiterlijk in 2013 dan wel eerder voorzover mogelijk.


5

Hoe verhoudt het tussentijdsakkoord op het terrein van de Singapore-issues zich tot de toezeggingen door u gedaan in het algemeen overleg d.d. 21 april jl. inzake de WTO en de motie Vendrik/Vergeer ?

Ten aanzien van de Singapore-onderwerpen is besloten dat in het kader van de DDA alleen over handelsfacilitatie zal worden onderhandeld. In de onderhandelingsrichtsnoeren die daarover zijn aangenomen is onder meer vastgesteld dat daarbij terdege rekening moet worden gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden en dat zij toekomstige afspraken niet hoeven te implementeren als ze de capaciteit en de financiële middelen hiervoor niet hebben of krijgen. Over de andere Singapore-onderwerpen is vastgelegd dat deze geen onderdeel zullen uitmaken van de DDA en dat daarom gedurende de DDA-onderhandelingen geen op onderhandelingen gerichte activiteiten op deze terreinen binnen de WTO zullen plaatsvinden.


6

Deelt u de mening dat in het tussentijdsakkoord voldoende mogelijkheden zijn ingebouwd voor de armste landen om gedurende een bepaalde periode hun lokale economie op onderdelen te beschermen en verder tot ontwikkeling te brengen?

Ja (zie ook het antwoord op vraag 2).


7

Deelt u de mening dat in het tussenakkoord nog onvoldoende tot uiting komt dat de katoensubsidies van de Verenigde Staten in strijd zijn met de afspraken in de WTO en dus sneller dan in het tussentijdsakkoord is voorzien, moeten worden afgeschaft?

Het gaat hier om twee zaken die weliswaar inhoudelijk met elkaar verbonden zijn, maar toch los van elkaar moeten worden behandeld. In een zogeheten panelprocedure hebben Brazilië en anderen de huidige Amerikaanse subsidieregelingen voor katoen aangevochten in de WTO. In een eerste uitspraak is Brazilië daarbij grotendeels in het gelijk gesteld . Indien die uitspraak ook definitief wordt bevestigd, zullen de VS de uitspraak moeten implementeren. Onderhandelingen daarover zijn niet aan de orde.

De daaruit voortvloeiende noodzakelijke aanpassingen in het Amerikaanse beleid gelden dus ongeacht de uitkomsten van de DDA-onderhandelingen en het in dat verband genomen WTO-besluit van 1 augustus jl.

Er is echter wel een verband met de DDA-onderhandelingen aangezien de paneluitspraak druk legt op de VS-regering om zijn beleid te hervormen en daarmee momentum genereert om in het kader van de WTO verdergaande afspraken te maken. In het WTO-besluit van 1 augustus zijn de algemene parameters voor de reductie van interne landbouwsteun al vastgelegd. De precieze invulling en omvang van die reductie zal in de volgende fase van de onderhandelingen moeten worden vastgelegd. Binnen dit meer algemene kader is voor katoen specifiek aangegeven dat er sprake moet zijn van een ambitieuze en snelle oplossing.


8

Is het waar dat door juristen, die deel uitmaken van de geschillencommissie van de WTO naar aanleiding van een klacht die door Brazilië samen met Thailand en Australië is ingediend, de conclusie is getrokken dat het EU-suikerbeleid illegaal is? Welke gevolgen heeft die uitspraak voor het beleid ten aanzien van de Europese suikerbeleid?

Tot op heden is er nog geen definitieve uitspraak van het panel over enkele facetten van het exportregime dat deel uitmaakt van het suikerbeleid van de EU. De interim uitspraak van 4 augustus is vertrouwelijk en nog niet definitief. De definitieve uitspraak van het panel wordt omstreeks 23 september verwacht. Pas dan zullen de eventuele consequenties voor het suikerbeleid van de EU kunnen worden vastgesteld. Wat de Nederlandse regering betreft zouden dergelijke eventuele consequenties moeten worden meegenomen in de besprekingen over de hervormingen van het Europese suikerbeleid die thans in Brussel worden gevoerd.


9

Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet in de aanloop naar de afronding van de Doha-ronde het thema van de non-trade issues (respecteren van de core labour standards, voedselveiligheid e.a.) op de agenda van de volgende WTO-ronde geplaatst te krijgen?

Nee. In eerste instantie moeten de uitkomsten van de huidige ronde, waar ook over een aantal non trade concerns wordt gesproken, worden afgewacht. Alhoewel het draagvlak bij met name ontwikkelingslanden nog steeds gering is, blijft de Nederlandse en Europese inzet gericht op non trade concerns zoals milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn, mede via etikettering. Zoals bekend bleken in de aanloop van deze ronde de fundamentele arbeidsnormen te politiek gevoelig voor bespreking in WTO-kader. In hoeverre dit bij een eventuele volgende ronde anders zal liggen valt niet te zeggen, aangezien zon volgende ronde momenteel nog volledig buiten beeld is.


10

Kunt u aangeven welke ontwikkelingen u de komende tijd rond de WTO verwacht en welke activiteiten van de Europese Unie en Nederland, mede in het kader van het EU-voorzitterschap, mogen worden verwacht?

De komende tijd zullen de activiteiten in de WTO gericht moeten zijn op concrete uitwerking van de algemene parameters die in het recente WTO-besluit zijn vervat. Daarnaast zal er een inhaalslag moeten worden gemaakt bij die onderwerpen die wel deel uitmaken van de DDA, maar die niet (of nauwelijks) in het WTO-besluit zijn opgenomen. Al deze activiteiten zullen in eerste instantie van technische aard zijn. Concrete besluiten op politiek niveau zullen in de eerstkomende maanden niet aan de orde zijn. Voor het Nederlands voorzitterschap is het zaak dat de EU de positieve, constructieve rol die zij in de aanloop van het besluit van 1 augustus heeft vervuld, continueert bij de uitwerking daarvan, ook in de periode van de wisseling van de wacht bij de Europese Commissie.

Meer informatie

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl. Voor journalisten: Paula de Jonge, persvoorlichter, telefoon (070) 379 75 52, e-mail: A.T.M.deJonge@minez.nl


1 NAMA = non-argricultural market acces en heeft betrekking op industrieproducten, visserijproducten en hout.

Kamerstuk 25 074, nr. 77

Kamerstuk 25 074, nr. 78

Kamerstuk 25 074, nr. 65

De paneluitspraak moet nog formeel worden vastgesteld en verspreid. Daarnaast kennen de geschillenbeslechtingregels van de WTO een beroepsmogelijkheid. Indien de VS daarvan gebruik zouden maken volgt een definitief oordeel pas over ongeveer een half jaar.

07 sep 04 11:34