inzake de uitkomst van de derde zitting van de PrepCom ter
voorbereiding op de Toetsingsconferentie van het Non-proliferatie
verdrag in 2005
Kamerbrief over verzoek inzake de uitkomst van de derde zitting van de
PrepCom ter voorbereiding op de Toetsingsconferentie van het
Non-proliferatie verdrag in 2005
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
1 september 2004
Behandeld
DVB/NN
Kenmerk
DVB/NN-329/04
Telefoon
+31 (070) 348 5089
Blad
1/5
Fax
+31 (070) 348 5684
Bijlage(n)
3
harmen-van.dijk@minbuza.nl
Betreft
Uw verzoek inzake de uitkomst van de derde zitting van de PrepCom ter
voorbereiding op de Toetsingsconferentie van het Non-proliferatie
verdrag in 2005
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek een brief te
ontvangen inzake de uitkomst van de derde zitting van de Preparatory
Committee ter voorbereiding op de Toetsingsconferentie van het
Non-proliferatie verdrag in 2005, gedaan tijdens het Algemeen Overleg
over non-proliferatie op 1 juli 2004.
Van 26 april tot en met 7 mei had in New York de derde zitting plaats
van de PrepCom ter voorbereiding van de Toetsingsconferentie van het
Non-Proliferatie Verdrag (NPV) in 2005. Zoals vermeld in mijn brief
aan de Kamer op 26 april 2004 (kenmerk buza040151) had de
Toetsingsconferentie 2000 de opdracht gegeven aan deze bijeenkomst om,
op basis van de tijdens de eerste en tweede zitting van de PrepCom
gehouden besprekingen, te trachten overeenstemming te bereiken over
een rapport met aanbevelingen aan de komende Toetsingsconferentie.
Alvorens nader in te gaan op de uitkomst van de PrepCom, ga ik eerst
in op de inhoudelijke besprekingen die tijdens de PrepCom werden
gevoerd.
Non-proliferatie
Tijdens de PrepCom werd grote nadruk gelegd op het belang van
non-proliferatie. Verwezen werd naar de voorstellen van onder meer
President Bush en DG IAEA El
Baradei om de splijtstofcyclus meer resistent te maken tegen
proliferatie van massavernietigingswapens. Leden van de Non-Aligned
Movement (NAM) wezen in dat verband op het onvervreemdbare recht op
het vreedzaam gebruik van kernenergie, zoals verwoord in het NPV;
inspanningen om proliferatie tegen te gaan (o.a. export-controle)
zouden niet mogen leiden tot beknotting van de mogelijkheden van
landen tot vreedzaam gebruik. De VS stelde dat, wat hen betreft,
leveranties van nucleaire technologie niet meer zullen geschieden aan
landen die terroristen herbergen.
Veel verdragspartijen, waaronder de lidstaten van de EU, riepen landen
die dat nog niet hadden gedaan op uiterlijk voor de
Toetsingsconferentie van 2005 additionele protocollen bij hun
waarborgovereenkomsten met het IAEA af te sluiten. Een dergelijk
protocol geeft het IAEA meer bevoegdheden om naleving van het NPV te
verifiëren. Er lijkt zich, zeker binnen de Westelijke Groep, een
tendens af te tekenen om een volledige waarborgenovereenkomst
aangevuld met een additioneel protocol uit te roepen tot de nieuwe
algemeen geldende verificatiestandaard.
Met name de EU en de VS legden de nadruk op de naleving van het NPV
(bijlage: General Statement EU). Iran kreeg forse kritiek op dit
gebied. Noord-Korea kwam minder prominent aan de orde, wellicht om de
voortgang in het zogenaamde zes-partijen overleg niet onnodig te
belasten.
Ontwapening
Evenals tijdens de PrepComs in 2002 en 2003 uitten veel landen hun
teleurstelling omdat zij meenden dat van de beloften gedaan door de
kernwapenstaten tijdens de Toetsingsconferentie in 2000 inzake
nucleaire ontwapening nog niet veel terecht was gekomen. Deze visie
werd met kracht bestreden door de kernwapenstaten. Onder andere het VK
en de VS gingen in hun verklaringen in op de aanzienlijke voortgang
die zij hadden geboekt op het gebied van nucleaire ontwapening. De VS
kwam met concrete cijfers over het aantal ontmantelde kernwapens;
inmiddels zouden 28 van de 50 Peacekeeper-raketten zijn vernietigd en
was het totale aantal strategische kernkoppen teruggebracht tot 2000 -
3000 (van de meer dan 10.000 op het hoogtepunt van de Koude Oorlog).
Door uitvoering van het Verdrag van Moskou zal het totale aantal
strategische kernwapens van de VS en Russische Federatie bovendien nog
verder afnemen. Veel landen, met name uit de NAM, zetten evenwel
kanttekeningen bij dit verdrag, omdat de reductie van de aantallen
kernwapens niet onomkeerbaar is. De wapens worden namelijk niet
ontmanteld of vernietigd, maar opgeslagen, en kunnen dus weer in
gebruik worden genomen. Enkele kernwapenstaten leken tijdens de
PrepCom -helaas- enige afstand te willen nemen van de op de
Toetsingsconferentie 2000 overeengekomen stappen op weg naar algehele
ontwapening in het kader van het NPV. Verwijzingen naar het
slotdocument uit 2000 konden daardoor niet op consensus rekenen.
Canada legde in een verklaring en een `working paper' veel nadruk op
de noodzaak van 'reporting' over activiteiten op nucleair gebied door
staten. Door veel niet-kernwapenstaten, waaronder Nederland, werd
reeds schriftelijk gerapporteerd (zie bijlage); de kernwapenstaten
hielden het zoals gebruikelijk bij het afleggen van mondelinge
verklaringen.
Bijna alle landen (met de VS als bekende uitzondering) spraken zich
zonder voorbehoud uit voor spoedige inwerkingtreding van het
Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT). Er werden veel oproepen gedaan aan
de zogenaamde 'Annex II-landen', wier ratificatie noodzakelijk is om
het verdrag in werking te laten treden, om dit zo spoedig mogelijk te
doen.
Nederland heeft, zoals aangekondigd in mijn eerdere brief, tezamen met
Noorwegen en België een herziene versie van het zogeheten NAVO-3 paper
aangeboden aan de conferentie. Pogingen de kring van mede-indieners
uit te breiden, hebben niet tot het gewenste resultaat geleid, maar
zullen worden voortgezet met het oog op de Toetsingsconferentie van
2005. Bijgaand treft u een herziene versie van het NAVO-3 paper aan
dat werd aangepast op grond van enkele suggesties van Canada.
De besprekingen tijdens de PrepComs over negatieve
veiligheidsgaranties - waarbij kernwapenstaten zich vastleggen geen
kernwapens te zullen inzetten tegen niet-kernwapenstaten - vormen
wellicht een voorbode van de problemen die dit onderwerp zou kunnen
veroorzaken tijdens de Toetsingsconferentie 2005. Tijdens de
Toetsingsconferentie van 2000 werd overeengekomen dat in 2005 een
nader besluit moet worden genomen over dit onderwerp. Veel landen, met
name NAM-leden, drongen aan op de instelling van een `subsidiary body'
welke zich tijdens de aankomende Toetsingsconferentie zou moeten
wijden aan dit onderwerp, hetgeen voor de meeste kernwapenstaten
vooralsnog onbespreekbaar is. Nederland ondersteunt instelling van een
dergelijk `subsidiary body'.
Beoordeling Regering
Zoals in de brief van 26 april vermeld is, was de Nederlandse inzet er
op gericht op zijn minst overeenstemming te bereiken over de
procedurele en organisatorische aanbevelingen. Daarnaast hoopte de
regering op een goed inhoudelijk debat teneinde inzicht te krijgen in
de positie van de verdragspartijen ten aanzien van de onderwerpen
waarover de Toetsingsconferentie moet besluiten.
Tijdens de derde zitting van de PrepCom bleek het niet mogelijk
overeenstemming te bereiken over alle procedurele en organisatorische
aanbevelingen aan de Toetsingsconferentie. De verwachting dat de
besluitvorming tijdens de PrepCom moeizaam zou verlopen omdat de
standpunten te veel uit elkaar zouden liggen, is bewaarheid geworden.
Met name de houding van de VS en de NAM-leden, die in hun opvattingen
vaak lijnrecht tegenover elkaar stonden, bemoeilijkte het verloop van
de bijeenkomst. Slechts over procedurele zaken als aanwijzing van een
voorzitter en data van de Toetsingsconferentie 2005 kon
overeenstemming worden bereikt. Inhoudelijke kwesties, maar ook de
vaststelling van de agenda, werden doorgeschoven naar de
Toetsingsconferentie. Een andere belangrijke organisatorische kwestie
waarover geen beslissing genomen kon worden, was de instelling van
`subsidiary bodies', waaronder één voor nucleaire ontwapening, één
voor regionale onderwerpen en, zoals hiervoor aangegeven, één voor
negatieve veiligheidsgaranties.Ook de EU kon op dit punt, waar de
meeste Europese niet-kernwapenstaten overigens positief tegenover
stonden, geen eenduidig standpunt innemen.
Aangezien in ieder geval over de meest praktische organisatorische
vragen zoals plaats en datum wel overeenstemming kon worden bereikt,
werd de mogelijkheid om een extra PrepCom te houden door geen van de
delegaties naar voren gebracht.
Hoewel er tijdens de PrepCom, in vergelijking met voorgaande
zittingen, niet of nauwelijks nieuwe standpunten naar voren werden
gebracht, vond er op sommige punten wel een inhoudelijke discussie
plaats, zoals over het onderwerp rapportage en over institutionele
versterking van het NPV (bijvoorbeeld de mogelijkheid voor het houden
van ad-hoc bijeenkomsten van verdragspartijen indien de situatie
daarom vraagt).
De uitkomst van de PrepCom is daarom naar mijn mening enigszins
teleurstellend. Ik had graag overeenstemming over meer procedurele en
organisatorische aanbevelingen gezien, zodat de Toetsingsconferentie
van volgend jaar zich geheel op het inhoudelijke debat had kunnen
richten. Nu rust de zware taak op de kandidaat voorzitter van de
Toetsingsconferentie, de heer Duarte uit Brazilië, om in de aanloop
naar de conferentie zoveel mogelijk obstakels uit de weg te ruimen.
Anderzijds biedt de recente geschiedenis wel een reden om niet alle
optimisme te verliezen. De PrepCom van 1999 bereikte in het geheel
geen overstemming over een rapport met aanbevelingen.
Daarentegen was de Toetsingsconferentie 2000 een succes dat boven
ieders verwachting uitsteeg. Het magere resultaat van deze PrepCom,
die in elk geval nog iets heeft bereikt, hoeft in dat licht bezien dus
niet te betekenen dat de Toetsingsconferentie 2005 onvermijdelijk
afstevent op een mislukking. De regering zal dan ook al het mogelijke
doen om het succes van de conferentie te bevorderen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Ministerie van Buitenlandse Zaken