Speech van minister Dekker op de Brabantse dag van het Liberaal
ondernemersplatform in Bergeijk op 2 september 2004.
Beste ondernemers, genodigden van het Liberaal ondernemersplatform,
Het gaat vanavond over ruimte. Ruimte voor de bouw. Er is al gesproken
over ruimte voor de projectontwikkelaar, de ruimte - en het gebrek
daaraan - voor de bouwondernemer, de ruimte in het Streekplan en de
ruimte in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Ik zal daar als laatste spreker nog een verhaal aan toevoegen. Het
verhaal van de Nota Ruimte en de stimulans die we daarmee willen geven
aan burgers, bestuurders en bedrijven om vooral zélf ruimtelijke
initiatieven te némen. Want alleen zó kunnen we het dichtgetimmerde
Nederland weer lucht geven. Nieuwe dynamiek brengen in de stagnatie
die voor een deel zelf opgelegd is door decennia van Haagse
blauwdrukken en regelzucht.
Nota Ruimte
Met de Nota Ruimte hebben we een herkenbaar, nieuw nationaal
ruimtelijk beleid neergelegd. Eén nota voor alles wat beslag legt op
de schaarse ruimte in ons land. Notas zoals Vitaal Platteland en de
nog te verschijnen Nota Mobiliteit van afzonderlijke ministeries zijn
uitwerkingen van de nadrukkelijk rijksbrede Nota Ruimte.
Het nieuwe ruimtelijk beleid schuwt keuzes niet. Het rijk houdt zich
voortaan bezig met de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Zeg maar,
de zaken die van belang zijn voor het dynamiseren van de nationale
economie en het versterken van de internationale concurrentiepositie,
maar daarnaast ook voor het borgen van de belangrijkste natuur- en
landschapswaarden in ons land. Het Nationaal Landschap t Groene Woud
hoort er bijvoorbeeld ook bij.
Een belangrijk accent ligt echter bij het stimuleren van de economie.
Dan gaat het in de eerste plaats om een zestal nationale stedelijke
netwerken. Brabantstad is er - tussen de steden van de Vlaamse Ruit,
Rijn-Ruhrgebied en Randstad - één van. Dan gaat het vervolgens om de
mainports Luchthaven Schiphol en de Rotterdamse haven, de Brainport
rond Eindhoven en uiteraard gaat het om de hoofdverbindingsassen
binnen ons land en de levenslijnen naar het Europese achterland.
Hoe sterk het rijk daarop stuurt is overigens afhankelijk van het
onderwerp en het doel. Ik geef een voorbeeld: de bedoeling van het
stedelijk netwerk Brabantstad - het tweede netwerk van ons land! - is
ontwikkeling tot een groene stedelijke structuur en een toonaangevende
kennisregio. Het rijk maakt de afspraken over een gecoördineerde inzet
van rijksgeld dat beschikbaar is voor bijvoorbeeld vernieuwing in
bestaand stedelijk gebied, nieuwe bedrijventerreinen, infrastructuur
of stedelijk groen. De regio neemt de feitelijke initiatieven en maakt
het programma.
Voor de ontwikkeling van de HSL en de A2 is de sturing weer anders,
daar is het rijk zelf verantwoordelijk voor de ontwikkeling en
uitvoering. Voor een heel beperkt aantal gebieden, waaronder Oost
Brabant, is een zo complexe situatie en samenloop van nationale
prioriteiten dat het rijk zich medeverantwoordelijk voelt voor een
samenhangende planning en uitvoering. Daar organiseert het rijk extra
coördinatie rond bijvoorbeeld de High tech Campus in Eindhoven, de
A2-tangenten en nationaal landschap t Groene Woud. Zo worden alle
elementen van de RHS weer anders ingevuld, maar wel steeds vanuit het
principe: centraal wat moet, decentraal wat kan.
En er kán ook heel veel decentraal. Dat is de boodschap die ik binnen
en buiten mijn ministerie uit draag. Lokale en regionale overheden,
ondernemers en burgers kennen als geen ander de ontwikkelkansen in het
eigen gebied. Ik verbaas mij regelmatig over het wantrouwen dat de
lokale democratie ten deel valt. Ik zie juist veel in bestuur dicht
bij burgers en samenwerking van stakeholders ter plaatse.
Ontwikkelingsplanologie
De ontwikkelingsplanologie is een benadering die daarbij
aansluit.Vanuit deelbelangen samen werken aan méér ruimtelijke
kwaliteit en integrale gebiedsgerichte oplossingen. Zorgen dat alle
partijen zich verbinden aan een gezamenlijk kwalitatief einddoel voor
het gebied en daarbij ook zoveel mogelijk zelf voor een financieel
sluitend geheel zorgen. Bijvoorbeeld door aantrekkelijk wonen te
realiseren en van daaruit water, recreatie of natuur te financieren of
door oude bedrijfsterreinen te saneren en terug te geven aan de natuur
om elders in het plangebied ruimte voor bedrijven te maken.
Dat werkt alleen als partijen ook de ruimte krijgen om doelen te
bereiken. Dat kan niet met een overheid die zich beperkt tot het
toezien op verboden en procedures, dat vraagt een overheid die
meedenkt en meebeweegt: de saldobenadering geeft die flexibiliteit.
Rode bestemmingen in groen gebied zijn daarbij mogelijk, mits het
resultaat is dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo toeneemt.
Het rijk legt daarbij zo min mogelijk regels op, met als kwalitatieve
ondergrens de Basiskwaliteit. Dit begrip werd geleend uit een eerder
verschenen WRR-advies, maar zorgde na de presentatie van de Nota
Ruimte toch voor enige verwarring. Het gaat soms om inhoudelijke en
soms om procesmatige regels. Denk bijvoorbeeld aan bundeling van
verstedelijking en economische activiteit, bouwen in het buitengebied
en de introductie van de watertoets. De hoosbuien van de laatste tijd
illustreren hoe belangrijk het is de rol van het water bij planvorming
serieus te nemen.
In een aantal gevallen zijn het regels met een wettelijke basis, zoals
de vertalingen van Europese richtlijnen. Denk aan milieuwetgeving,
natuurbescherming of wetten op het gebied van de veiligheid.
Bij elkaar zorgen de regels als het ware voor een ondergrens of bodem
die bij alle ruimtelijke plannen en ontwikkelingen gerespecteerd moet
worden. Het is dus niet zo dat er een wet of regeling basiskwaliteit
bestaat. Dat hoeft ook niet als maar wel inzichtelijk is uit welke
componenten de basiskwaliteit op een gegeven locatie bestaat.
De ontwikkelingsplanologie is als benadering succesvol gebleken. Met
name op het locale niveau. Niet alleen als het gaat om realiseren van
groen, maar ook bij herstructurering van oude wijken en bij
nieuwbouwprojecten. Het is ook een benadering die werkt in de
reconstructiegebieden op de Brabantse zandgronden. Denk aan het
saneren van varkensbedrijven en realisatie van groen gefinancierd uit
een nieuwe woonbestemming.
Ik heb inmiddels aan de provincies gevraagd om ieder met één regionaal
voorbeeldproject van ontwikkelingsplanologie te komen. Het zijn er
veertien geworden. Veertien plannen die in oktober 2005 in het stadium
van uitvoering of uitvoeringsgereed moeten zijn.
Dat laatste wil zeggen dat er een gedragen visie met een concreet
uitvoeringsprogramma ligt. Daar staat in: wat gaan we doen, wanneer
doen we het, wie doet wat, wie betaalt wat en hoe houden we greep op
de eindkwaliteit van het geheel. Met de provincies overleggen we op
dit moment over de vraag aan welk soort ondersteuning behoefte is.
Uitwisseling van kennis en ervaring is in ieder geval een belangrijk
punt.
Brabant heeft het Ontwikkelingsprogramma West Brabant aangedragen. Een
ambitieus programma met lastige opgaven die zowel inhoudelijk als
financieel in onderlinge samenhang moeten worden ontwikkeld: de
Moerdijkse Hoek, Spoorhaven Roosendaal, glastuinbouw West Brabant,
Bergse haven, de transformatiezone Breda en de A4 Zuid. Ik ben mij
zeer bewust van de complexiteit van dit geheel en roep u daarom op om
voluit te participeren zodat er over een jaar minstens een
uitvoeringsplan ligt.
Nieuwe regelgeving
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening moet het juridische instrumentarium
bieden dat voor de uitvoering van de Nota Ruimte nodig is. Ook
daarover bleken in de Tweede kamer misverstanden te bestaan. Het gaat
wat mij betreft om twee trefwoorden: decentralisatie en deregulering.
Decentralisatie
Centraal waar het moet en decentraal waar het kan. Eén van de
belangrijkste uitgangspunten van de nieuwe Wro is: de juiste
verantwoordelijkheid op het juiste niveau. Het wetsvoorstel gaat uit
van een scherpe scheiding van verantwoordelijkheden. Elke bestuurslaag
heeft de verantwoordelijkheid voor het eigen ruimtelijk beleid en de
bevoegdheden en instrumenten die nodig zijn om deze
verantwoordelijkheid waar te maken. Simpel gezegd: taak volgt uit
bevoegdheid, bevoegdheid volgt uit verantwoordelijkheid. Overheden
moeten voldoende ruimte krijgen om op lokaal, regionaal en provinciaal
niveau hun eigen afwegingen voor een doeltreffend ruimtelijk beleid te
kunnen maken.
Om dat vorm te geven is de structuurvisie bedacht, een beleidsdocument
waarin het eigen ruimtelijke ontwikkelingsbeleid is neergelegd en
waaraan een uitvoeringsprogramma kan worden gekoppeld. Het is een
visie op de toekomstige ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit van een
gebied. Het regionaal structuurplan voor de agglomeratie Eindhoven,
met daarin Bergeijk, is een goed voorbeeld. Het illustreert de
ontwikkelkracht die ik met dit soort documenten wil bevorderen.
Overheden en maatschappelijke partijen brengen hun belangen op deze
manier bij elkaar voor een gemeenschappelijk doel. Structuurvisies
sluiten qua benadering daarom goed aan bij de ontwikkelingsplanologie.
De nieuwe Wro bevat natuurlijk ook een juridische instrumentarium:
algemene regels en aanwijzingen en bestemmingsplannen. Voor concrete
projecten van nationaal of provinciaal belang is aan het rijk en de
provincie ook de bestemmingsplanbevoegdheid toegekend. Waar het rijk
of de provincie het écht nodig vinden om onder eigen
verantwoordelijkheid plannen uit te voeren, kunnen ze dat met een
bestemmingsplan te realiseren.
Deregulering
Deregulering is een belangrijk streven van het kabinet en van mijn
beleid. We willen naar snelle en transparante besluitvorming en
eenvoudige procedures. Het gaat ook om méér beleidsruimte voor
mede-overheden, méér marktwerking en verhoging van het
probleemoplossend vermogen van de samenleving. In het wetsvoorstel
voor een nieuwe Wro wordt daartoe ingezet op:
* bundeling van procedures: de coördinatieregelingen maken het
mogelijk voor een project de bestemmingsplanwijziging en de
vergunningsprocedures samen te voegen;
* het schrappen van wettelijke eisen aan de voorbereiding van
beleidsdocumenten: structuurvisies zijn vorm- en procedurevrij;
* het opschonen van besluitvormingsprocedures, met name de
bestemmingsplanprocedure.
Verder zorgen verplicht actuele bestemmingsplannen dat voor het gehele
gemeentelijk grondgebied duidelijk is wat burgers en bedrijven wel en
niet is toegestaan.
Dit voor wat betreft de regels op het gebied van ruimtelijke
ontwikkeling. Daarnaast zijn de staatssecretaris en ik bezig met het
uitdunnen en vereenvoudigen van de VROM-regelgeving. VROM heeft als
eerste ministerie zijn regelgeving doorgelicht. Eind vorig jaar heb ik
een meerjarenprogramma aan de Tweede Kamer gezonden en deze maand zal
ik de Kamer in een brief een schets van de vorderingen geven. Het is
mijn bedoeling om naast de modernisering van bestaande regelgeving ook
de toekomstige regeldruk zoveel mogelijk te beperken. De vorderingen
op dat vlak zullen ook in de septemberbrief aan de kamer staan.
Ten slotte heb ik in het kader van de herijking een toezegging gedaan
die u in het bijzonder aan zal spreken. Ik heb beloofd te komen met
één integrale VROM-vergunning. De VROM-vergunning moet ervoor zorgen
dat iedereen die wil gaan bouwen één integrale beslissing krijgt na
het doorlopen van één procedure voor alles van aanvraag tot bezwaar en
beroep. Stelt u zich eens voor: de bouwvergunning, de
lozingsvergunning, de milieuvergunning én de kapvergunning in één keer
geregeld.
De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. De nieuwe Wro bevat al
een eerste stap met de coördinatieregeling waarin de
vergunningprocedures worden gecoördineerd. Het is de bedoeling zo snel
mogelijk met een wetsvoorstel te komen opdat de wettelijke regeling er
in 2007 is. Ook hierover krijgt de Tweede Kamer deze maand een brief .
Met de Nota Ruimte, de ontwikkelingsplanologie, de nieuwe Wro en de
VROM-vergunning, bieden we ruimte voor initiatief. Het is aan lokale
en regionale bestuurders, maar zeker ook aan u, om dat initiatief
daadwerkelijk te ontplooien. Liberale ondernemers: neem die ruimte!
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer