Gezondheidsraad

Persbericht

Tetrachloroethylene (PER) - 2; Health-based recommended occupational exposure limit for short-term exposure

Bovengrens voor blootstelling aan tetrachloorethyleen (PER) op de werkplek bepaald

Tetrachloorethyleen (PER) wordt gebruikt in stomerijen en bij bepaalde bewerkingen in de industrie. Wat zijn de gevolgen voor de gezondheid wanneer mensen op hun werkplek kortdurend worden blootgesteld aan tetrachloorethyleendamp?. Op verzoek van de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Commissie WGD van de Gezondheidsraad, belast met het adviseren over beroepsmatige blootstelling aan stoffen, daarvoor een veilige bovengrens bepaald. De commissie meent dat de gezondheid geen schade lijdt wanneer de blootstelling aan tetrachloorethyleen gemiddeld over 15 minuten lager is dan 250 milligram per kubieke meter lucht.

Tetrachloorethyleen is een kleurloze vloeistof met een etherische geur. De stof wordt gebruikt als oplosmiddel in stomerijen, als intermediair in chemische syntheses, als ontsmettingsmiddel voor granen en bij de extractie en ontvetting van metalen. In dampvorm kan ze oogirritatie en neurologische effecten veroorzaken. Bij proefdieren zijn na kortdurende, zeer hoge blootstelling afwijkingen gevonden aan het zenuwstelsel en de lever. Uit onderzoek bij vrijwilligers blijkt dat de eerste gezondheidskundig belangrijke effecten bij blootstelling aan tetrachloorethyleen van neurologische aard zijn. De commissie baseert haar aanbeveling voor een gezondheidskundige advieswaarde dan ook op het voorkomen van die effecten.
Zij beveelt voor tetrachloorethyleen een gezondheidskundige advieswaarde aan van 250 milligram per kubieke meter lucht, gemiddeld over 15 minuten. De commissie verwacht dat zich beneden deze grenswaarde geen acute schadelijke gevolgen voor de gezondheid van werknemers zullen voordoen. Voor langer durende blootstelling adviseerde de commissie in 2003 de blootstelling te beperken tot 138 milligram per kubieke meter lucht, gemiddeld over een 8-urige werkdag. Het advies is opgesteld door de Commissie WGD van de Gezondheidsraad. In deze commissie hebben zitting:

prof. dr G Mulder, toxicoloog; Universiteit Leiden, Leiden, voorzitter dr R Beems, toxicologisch patholoog; Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven dr L Bloemen, epidemioloog; Dow Benelux BV, Terneuzen dr P Boogaard, toxicoloog; Shell International BV, Den Haag dr P Borm, toxicoloog; Heinrich Heine Universität Düsseldorf (Duitsland) mr J Brokamp; Sociaal-Economische Raad, Den Haag, adviseur prof. dr ir D Heederik, epidemioloog; IRAS, Universiteit Utrecht, Utrecht drs A Mulder; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, adviseur dr P Pal, bedrijfsarts; Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Amsterdam mevr prof. dr I Rietjens, toxicoloog; Wageningen Universiteit, Wageningen dr H Roelfzema; Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, adviseur prof. dr ir T Smid, arbeidshygiënist; KLM Arbo Services BV, Schiphol en Vrije Universiteit, Amsterdam dr G Swaen, epidemioloog; Universiteit Maastricht, Maastricht dr R Woutersen, toxicologisch patholoog; TNO Voeding, Zeist P Wulp, bedrijfsarts; Arbeidsinspectie, Groningen mevr dr A van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris mevr ir T Coenen, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris mevr dr J Rijnkels, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt mevr. ir TMM Coenen, tel. (070) 340 7473, e-mail, d.coenen@gr.nl.
2 september 2004