Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Toespraak

Directie:
Voorlichting

Publicatiedatum:

01-09-2004

Status:
Informatie

Toespraak van staatssecretaris Rutte bij de opening van het hogeschooljaar aan de Hogeschool Windesheim op 1 september 2004 te Zwolle

N.B.: Alleen het gesproken woord geldt

Dames en heren,

Zoals u weet ben ik nieuw in op het terrein van het hoger onderwijs. Wat ik de afgelopen maanden heb gedaan is heel veel gelezen en vooral heel veel gepraat. En wat me opvalt, is toch wel het grote enthousiasme en de enorme betrokkenheid dat ik bij iedereen proef. Bij instellingen, bij studenten, overal leeft het besef dat het hoger onderwijs een essentiële bijdrage kan leveren aan het economische herstel en de kennissamenleving.

Keuzes maken

Ik zie het dan ook als mijn, nee, als onze taak om te zorgen dat de kwaliteit van ons hoger onderwijs gewaarborgd blijft. En waar mogelijk verder wordt verbeterd.

Kiezen voor kwaliteit betekent het maken van keuzes. Keuzes, zoals die gemaakt zijn in het HOOP.
Keuzes, zoals die gemaakt zijn in Ruim Baan voor talent. Keuzes, die u maakt bij het profileren van uw instelling en opleidingen.
Keuzes, die de studenten maken vóór, tijdens en na hun studie. En de keuzes die ik moet maken.

Mijn eerste keuze is om u het maken van keuzes mogelijk te maken. Met altijd de kwaliteit van het onderwijs voor ogen. Ik kies dus óók voor kwaliteit. Maar wel tegen een bepaalde prijs. Zo moet ik dus heel nauwkeurig bepalen wat wel, en wat niet behoort tot de taken van de overheid. Keuzes maken is vooral ook het bepalen van grenzen.

Eerste indrukken

Op die grenzen zal ik zo direct ingaan.
Want vooraf wil ik graag mijn eerste indrukken die ik heb gekregen van dit voor mij nieuwe beleidsterrein met u delen.

Lectoren en kenniskringen

En ik moet zeggen: ik ben onder de indruk van de van de vele initiatieven die door de hogescholen worden ontwikkeld. Denk bijvoorbeeld aan de inmiddels 200 lectoren en kenniskringen die actief zijn de omslag van onderwijs naar kennisinstelling vorm te geven. Door een grotere externe oriëntatie, door curriculumvernieuwing, door professionalisering van docenten en natuurlijk door onderzoek te doen.

Voorbeeld Windesheim: duurzaam ondernemen

Wat dat betreft, is Windesheim hier een prima voorbeeld. Want dat timmert hard aan de weg. Dat zie je gelijk al als je de uitnodiging leest:

Windesheim wil een kenniscentrum zijn op het gebied van veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, logistiek, waarden en normen. En om dat te realiseren heeft de instelling voor deze vijf speerpunten lectoraten ingericht. De hoge school als kennispartner in optima forma. Heel inspirerend.

Convenant

Ik zal binnenkort met de hogescholen een nieuw convenant tekenen. Hierin leggen we vast dat we de komende jaren fors gaan investeren in lectoren en kenniskringen: van minstens 35 miljoen euro in 2005 tot, zoals het er nu naar uitziet, 50 miljoen in 2008.

Zo wordt de continuïteit gegarandeerd en kan de functie van lector duurzaam een plaats krijgen binnen het hoger beroepsonderwijs.

Samenwerking met MKB

MKB-bedrijven binnen Nederland moeten innovatiever gaan opereren. Ze zijn relatief minder goed in staat nieuwe kennisbronnen aan te boren en om deze kennis toe te passen binnen hun bedrijf. Daarom moet het MKB gaan participeren in netwerken met publieke kennisinstellingen. Nog dit jaar zullen we daarom een nieuwe stimuleringsregeling starten RAAK - Regionale Aandacht en Actie voor Kennisinnovatie.
Daarin kunnen hogescholen en MKB-bedrijven samen een aanvraag indienen voor samenwerkingsprojecten.
We doen dit eerst voor een jaar met een bedrag van 6 miljoen euro. Het belangrijkste is dat het gaat om kenniscirculatie tussen hogescholen en MKB-bedrijven. Zo kunnen we kijken wat voor initiatieven worden ontwikkeld, we kunnen ervaring opdoen, en we kunnen netwerken bouwen. En vervolgens gaan we dan kijken hoe we de successen een vervolg kunnen geven.

Keuzes maken

Dames en heren, dan kom ik nu terug op waarmee ik begon: het maken van keuzes.
Want laten we eerlijk zijn: we willen met elkaar ontzettend veel. En terecht.
We investeren nu jaarlijks 2,7 miljard in het hoger onderwijs en je hoeft niet in een glazen bol te kijken om tot de conclusie te komen dat dat niet snel zal groeien. Keuzes maken is dus noodzakelijk. En dat betekent dat we heel nauwkeurig moeten kijken wat wel, en wat niet behoort tot de taken van de overheid.

We vinden het belangrijk dat iedereen het maximale uit zichzelf haalt. En dat we in Nederland veel hoog opgeleide mensen hebben. Toch kan de overheid niet ongelimiteerd voor iedere studie betalen.

Waar voelt de overheid zich verantwoordelijk voor? Voor: iedere student die vanuit de EU komt;
iedere student die voor zn 30e aan een studie begint; en voor het bekostigen van 1 volledige opleiding (bachelor + master) per student.

Studenten van buiten de EU

Ook ik heb de kritische geluiden gehoord: onze plannen zouden in strijd zijn met de internationaliseringsagenda of ons streven naar een kenniseconomie. Dan vraag ik me af: wat is dan die agenda of wat is een kenniseconomie? Draait die alleen om kwantiteit, betekent internationalisering zoveel mogelijk buitenlandse studenten werven? Ons idee is: kwaliteit gaat boven kwantiteit. Het is beter alleen de beste buitenlandse studenten te selecteren en die een beurs te geven. In plaats van, zoals nu, zoveel mogelijk buitenlandse studenten. We zijn dan ook bezig een beurzenprogramma te ontwikkelen dat meer gericht is op talentvolle studenten. Of op studenten uit bepaalde sectoren, denk aan betastudenten.
Kortom, we stoppen zeker niet met de internationalisering, maar geven er een andere invulling aan. Als we met een beurzenstelsel meer toegevoegde waarde kunnen verkrijgen dan is dat winst.

30-plussers

Iets anders waar we nadrukkelijk voor kiezen is een jeugdstelsel. We vinden dat de overheid verantwoordelijk is voor jongeren, om die voor te bereiden op een zo hoog mogelijke arbeidskwalificatie. De overheid is dus niet verantwoordelijk voor mensen die op latere leeftijd gaan studeren. Hogescholen en universiteiten ontvangen daarom geen geld meer voor mensen die na hun 30e beginnen aaneenstudie. We gaan ervan uit dat veel 30-plussers een baan hebben en dus, samen met hun werkgever, een hoger collegegeld kunnen betalen. Bovendien zijn er voor werknemers fiscale mogelijkheden als tegemoetkoming in de studiekosten.

Nu zijn er wel een paar uitzonderingen voor deze 30-plusmaatregel. Vanwege de maatschappelijke behoeften geven we de leraren- en zorgopleidingen en de opleidingen bij de Open Universiteit een uitzonderingspositie.

Bollebozen

Dan zijn er nog de toppers, de bollebozen die zo enthousiast zijn dat ze met hun diploma op zak gewoon doorgaan en vol energie een tweede studie oppakken. Fantastisch! Maar het is dan wél hun eigen keuze. Wij, als overheid, betalen je één studie. Daarna zal je het toch écht zelf moeten betalen. Overigens, en daar kom ik straks op terug: twee of meer studies gelijktíjdig, dat kan wél.

Collegegeldverhoging

Dan naar het plan om het collegegeld met 100 euro te verhogen. Ik denk dat er goede redenen zijn voor deze verhoging.

Allereerst: we zitten economisch nog steeds in zwaar weer. Het gaat niet goed in Nederland en daarom moeten we fors bezuinigen. Helaas, maar waar. En waar we ook de sociale zekerheid vragen een bijdrage te leveren, vind ik het heel redelijk dat we dat ook vragen aan jonge mensen met over het algemeen prima perspectieven.

Dat geldt zeker als je bedenkt hoeveel de samenleving bijdraagt aan het hoger onderwijs. Veel mensen weten dat niet, maar een studie kost gemiddeld zon 6.500 euro per jaar. Vijfduizend euro betaalt de overheid en studenten op dit moment zon 1500 euro. Dat is minder dan 25 procent. Dus om nu nog 100 euro extra aan de studenten te vragen Ik denk dat dat heel goed verdedigbaar is; ook gezien het profijt dat studenten van hun studie hebben.

Deze voorstellen zou je hard kunnen noemen. En ik heb uiteraard de kritische reacties gehoord. Ik vind het echter de taak van de overheid eerlijk te zijn en grenzen te stellen. Dit was een behoorlijke tip van de sluier, maar u begrijpt, voor de precieze plannen zult u echter moeten wachten tot prinsjesdag.

De contouren van het nieuwe studiefinancierings- en bekostigingsstelsel

Dan wil ik u nu graag de gelegenheid gebruiken ook de contouren te schetsen zoals die op dit moment leven bij het kabinet. Veel hiervan is inmiddels al breeduit in de pers geweest. Toch wil ik graag het waarom van deze plannen toelichten.

Het probleem: studenten doen er te lang over

Centraal staat daarbij dat wij de kwaliteit willen (moeten!) verhogen zonder dat we het budget kunnen verruimen. Het probleem dat we hiervoor moeten oplossen is dat veel studenten te lang over hun studie doen. Dat is zonde, want daardoor smeren we de beschikbare 2,7 miljard voor het hoger onderwijs uit over veel meer studenten dan noodzakelijk. Ook de trage studenten consumeren mee uit die gezamenlijke pot. Dat lijkt me niet wijs, dat is verdunning van middelen.

De oplossing: sneller studeren

Willen we dus meer kwaliteit, dan moéten we er voor zorgen dat studenten sneller studeren. Dat veel meer studenten dan nu, hun diploma binnen de gestelde termijn halen. Een aantal cijfers: 10% van de universitaire studenten van een 4-jarige opleiding is na 4 jaar ook daadwerkelijk afgestudeerd. Voor het HBO ligt dat cijfer hoger, 40%. Na 6 jaar zijn die cijfers respectievelijk 40% en 60%. Eerlijk gezegd was ik behoorlijk geschokt van deze cijfers: nog niet de helft van alle studenten haalt de eindstreep binnen de tijd die er voor staat. En het is misschien een beetje flauw Amerika er weer ns bij te halen, maar als je ziet dat daar ruim 95% van de studenten binnen de termijn afstudeert, dan denk ik toch: op dat gebied valt er voor ons dus nog wel wat te winnen

Goed. Sneller studeren dus. Maar hoe bereik je dat?

Het kabinet wil dat doen door zich sterk te maken voor meer doelmatigheid door de keuzevrijheid te vergroten.

Allereerst de instellingen

Om het rendement van de instellingen te verhogen, willen we toe naar een stelsel dat de keuzemogelijkheden vergroot. Dat kan door het mogelijk maken van meer vraagsturing.

Daarnaast moet het stelstel, zoals u zult begrijpen, voldoende waarborgen bieden voor fraudebestendigheid. Daarover wil ik eerst nog het volgende opmerken:

De afgelopen periode is er veel energie gegaan naar wet- en regelgeving en het onderzoek door de Commissie Schutte. Inmiddels heb ik ook met heel veel mensen in de instellingen gesproken. Het is mij duidelijk geworden dat iedereen deze hele situatie nu zo snel mogelijk wil afronden, het dossier wil sluiten en de aandacht weer volledig wil richten op goed onderwijs.
Dat kan ook: er is nu immers houvast over wat wel en wat niet kan. Wat ik bovendien erg positief vind, zoals ik afgelopen week merkte tijdens enkele bezoeken aan instellingen, is dat de interne procedures zijn verscherpt. Die voorzien nu veelal in een goede regie op de toepassing van de bekostigingsregels en verder dat er bij onduidelijkheid contact moet worden opgenomen met het ministerie.
Zo kan er direct helderheid komen bij eventuele nieuwe onduidelijkheden.

Waarschijnlijk overbodig, maar toch nog een kleine waarschuwing. Er is duidelijkheid en niemand heeft behoefte aan nieuwe Schutte-commissies, dus handelen in strijd met Helderheid zullen we dan ook krachtig aanpakken. Noem het maar een zero-tolerance beleid.

Goed, terug naar het vergroten van keuzemogelijkheden door het mogelijk maken van meer vraagsturing.
Hoe zouden we dat willen aanpakken?

Vraagsturing

Meer vraagsturing kan dankzij het systeem van het geld volgt de student. We koppelen daarvoor de bekostiging aan de leerrechten van een student: het zogenaamde Studietegoed.
Wat dat betekent? Dat de rijksbijdrage die instellingen ontvangen voor het geven van geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen wordt gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten per half jaar. Met andere woorden: studenten krijgen leerrechten in eenheden van een half jaar die zij kunnen besteden bij de instelling van hun keuze.

Diplomaopslag

Daarnaast ontvangen instellingen nog een diplomaopslag: een bonus voor studenten die daar hun opleiding afronden. Voor wat betreft de omvang van de diplomaopslag, denken we op dit moment aan 20% van de verbruikte eenheden bij die instelling.

Overigens: om de hele operatie zo soepel mogelijk te laten verlopen, komt er bovendien een instellingsgebonden onderwijsopslag als overgangsregeling.

Tot zover onze ideeën over de bekostiging van de instellingen. Zoals u ziet gericht op het streven naar maximale kwaliteit en meer doelmatigheid, onder meer door het vergroten van keuzemogelijkheden en het mogelijk maken van meer vraagsturing.
Daarnaast moet het stelstel voldoende waarborgen bieden voor fraudebestendigheid.

Dan nu de studenten

Dan nu de andere kant: de financiering van de studenten. Ook hier staat centraal dat we een hoger studietempo willen stimuleren, daarnaast meer keuzevrijheid. Om dat te bereiken leven er nu twee concrete ideeën binnen het kabinet.
Naast het studietegoed, waar ik het net al over had, ook het collegegeldkrediet.

Studietegoed

Eerst over wat het studietegoed voor de studenten betekent.

Het studietegoed is het leerrecht dat een student krijgt in eenheden van een halfjaar. Het aantal eenheden is gebaseerd op de benodigde studieduur. Voldoende dus voor een Bacheloropleiding (plus een oriëntatiejaar voor wie niet direct de juiste keuze maakt) en een Masteropleiding.
Met dat studietegoed op zak kan een student dus bij elke instelling aankloppen om daar onderwijs te volgen. En omdat het in eenheden van een halfjaar gaat, betekent dat dus voor de student optimale keuzevrijheid.

De rekeneenheid wordt een halfjaar. Studenten kunnen zich dan ook per halfjaar inschrijven en eveneens per halfjaar collegegeld betalen. Het voordeel?
Dat studenten alle flexibiliteit hebben per halfjaar te bekijken of zij een deel van hun studie elders willen volgen. En voor instellingen vormt het een prikkel studenten die ergens anders studeren hoogwaardig en concurrerend onderwijs aan te bieden.

Studietegoed en collegegeld

Het studietegoed regelt dus de bekostiging.
Maar het bepaalt óók hoe lang een student recht heeft te studeren voor het wettelijk collegegeld.
Want als het studietegoed op is, dus als de student langer dan de gestelde termijn over zijn of haar studie doet, moet deze het (hogere) instellingscollegegeld gaan betalen. Voor de duidelijkheid, met gestelde termijn bedoel ik in onderwijsjargon: nominale studieduur plus één jaar.
En ook ik heb de LSVb horen zeggen: Gemiddeld doet een student 5,6 jaar over zijn studie. Dat betekent dat de meeste studenten straks te maken krijgen met een gigantische verhoging van het collegegeld. Als ik dat hoor, denk ik: Ja, dat is dus precies het probleem! En dit voorstel betekent dus voor studenten een belangrijke prikkel om hun studietijd optimaal te benutten. Precies wat we willen! Een verschuiving van het geld, van de student die er te lang over doet naar de student die in een normaal tempo studeert. Dat lijkt me de beste manier om die 2,7 miljard in te zetten.

Tot zover het studietegoed. Dan nu het andere idee waar het kabinet aan denkt: het collegegeldkrediet.

Investeren in jezelf

Wat het kabinet wil, is jonge mensen kansen bieden zich te ontplooien. Dat is waarom wij als overheid investeren in het hoger onderwijs. Wat we verder willen, is stimuleren dat jongeren ook in zichzelf gaan investeren. Er moet wat mij betreft een attitude komen in de samenleving (bij studenten, maar ook bij hun ouders) dat investeren in een studie heel verantwoord is. Omdat deze investering vrijwel altijd een hoog rendement heeft: de kosten die studeren met zich meebrengt, worden in de meeste gevallen ruim terugverdiend. Wat dat betreft zou het goed zijn de studieleningen eerder te vergelijken met een hypotheek (een soort studiehypotheek met verworven kennis als onderpand) dan met een lening voor een snel afgeschreven consumptiegoed. Lenen voor een studie is immers minstens zo verantwoord als voor een huis.

Het collegegeldkrediet

Dan kom ik nu bij het collegegeldkrediet.
In het idee dat nu leeft binnen het kabinet, krijgen studenten de mogelijkheid een bedrag ter hoogte van het collegegeld te lenen en dat achteraf, na hun studie, terug te betalen. Dat gaat dan via het collegegeldkrediet.
Dit is een nieuwe voorziening binnen de studiefinanciering. Want aan de basisbeurs wordt niet gemorreld. Het is dus een éxtra mogelijkheid. Met als voordeel dat studenten tijdens hun studie kunnen beschikken over extra geld.

Want wij kennen het probleem en hebben daar begrip voor: door een te lage beurs móeten studenten wel bijwerken. Waardoor ze tegen hun zin studievertraging kunnen oplopen. Doordat studenten dan zon 130 euro netto per maand meer te besteden hebben, hoeven ze minder bij te werken. Waardoor ze meer tijd overhouden voor hun studie. En, zoals u weet, was het ons daar allemaal om begonnen: we willen immers het studietempo verhogen!

Terugbetalen vs. leenangst

Ons uitgangspunt is: betalen wanneer je dat kunt. En na je studie beschik je over meer geld dan tijdens je studie, dus verschuiven wij de lasten.
Maar bij extra lenen hoort, het is niet anders, natuurlijk ook extra aflossen. Omdat de
leenangst bij veel studenten, en niet te vergeten: hun ouders, een reëel probleem is, moeten we daar iets aan doen, vind ik. Wat is het probleem? De huidige regeling voor het terugbetalen van de studieschuld houdt onvoldoende rekening met de omstandigheden van de voormalige student.
In de nieuwe voorstellen kiezen we daarom heel nadrukkelijk voor een manier van terugbetalen die meer inkomensafhankelijk is en die meer rekening houdt met de levensomstandigheden.
In principe hoeven studenten dus niet bang te zijn voor een studieschuld: bij een goed inkomen, kunnen ze de schuld zonder probleem aflossen. En als hun inkomen later tegenvalt, krijgen ze de schuld geheel of gedeeltelijk kwijtgescholden. Niemand kan hierdoor dus later in de problemen komen!

Slot

Dames en heren, tot zover de contouren van onze plannen. Ik zeg nogmaals en met nadruk, contouren. Want met dit soort ingrijpende stelselwijzigingen vind ik het van groot belang plannen stap voor stap te realiseren en een zo groot mogelijk draagvlak te hebben. En niet onbelangrijk, bij de uitwerking van deze contouren hebben we elkaar nodig. U moet ermee werken en ik wil daarom de praktijk zoveel mogelijk laten aansluiten bij de wensen van de instellingen en de HBO-Raad en VSNU. Maar, dus wel binnen de kaders van de gestelde grenzen.

U weet nu in ieder geval welke keuzes ik voorsta. Of zoals mevrouw Roeters het zojuist plastisch omschreef: u heeft nu mijn nieren kunnen proeven.

Dankuwel.